Thuis ben je waar de vrouw van de barpianist op je spullen past
Een paar dagen was ik in Dublin, waar ik ongeveer tien jaar lang een gemeubileerd appartement had gehuurd. Ik bracht er te weinig tijd door, maar dat is een veelvuldig voorkomend verschijnsel in mijn leven. Mijn petekind, mijn voormalige geliefden, misschien tot op zekere hoogte zelfs mijn moeder, ik breng te weinig tijd met hen door.
Het is niet dat ik mijn tijd verdoe in het casino, maar als excuus is het gering.
Er lagen nog wat spullen in het appartement die indertijd niet meer in mijn koffer pasten. Tijdig had ik contact opgenomen met de huisbewaarder, een vrouw met een aangenaam en scherp gevoel voor humor.
Ze beloofde dat ze ging zoeken.
Ik had een kamer betrokken in het Shelbourne Hotel, dat ik nog kende uit een ver verleden. Bovendien beschikte het over een zwembad en ik vond het verstandig eens flink te gaan zwemmen.
Op dinsdag om een uur of één zou de huisbewaarder, Dolores, naar mijn hotel komen. Ze was onveranderd. In een grote plastic tas zat wat post en de spullen die ik indertijd vergeten was. Lunchen wilde ze niet, maar een cola wilde ze wel met me drinken.
In het appartement woonde nu een pianist, vertelde ze.
‘Een concertpianist?’ vroeg ik.
‘O nee,’ antwoordde ze, ‘een barpianist. Hij speelt ook weleens in dit hotel. Maar hij heeft de gewoonte om, als hij ’s nachts om drie uur thuiskomt, piano te gaan spelen. Dan krijg ik een sms’je van de benedenburen: ‘Jouw man speelt piano.’ Jouw man. Dan moet ik mijn man sms’en en vragen of hij alsjeblieft niet om drie uur ’s nachts piano wil spelen. Het is het allemaal niet waard.’
Ik wist niet dat er nog barpianisten bestonden. In Dublin kennelijk wel.
‘En hij heeft een veel te jonge vriendin,’ ging ze verder. ‘Die houdt niet van opruimen. Het is er zo vies dat je jezelf niet kunt zien in de spiegels. Als hij nou een vrouw van zijn eigen leeftijd had gehad, dan was het er misschien minder vies.’
Het is wel logisch dat barpianisten zich omringen met jonge vrouwen
Ik nam een slok van mijn koffie. ‘Het is wel logisch dat barpianisten zich omringen met jonge vrouwen.’
‘Maar deze is wel erg jong,’ zei ze. ‘En dan dat midden in de nacht pianospelen.’
Ze had ongetwijfeld ook wat op mij aan te merken gehad, maar schrijvers waren toch beter dan barpianisten.
‘En,’ ging ze verder, ‘de huiseigenaars. Weet je hoe het daarmee is? Ze zijn bijna alles kwijtgeraakt. De ouders hebben hard gewerkt om een vermogen op te bouwen, de kinderen hebben het verloren.’
Ik herinnerde me een dame. Ik wist niet dat haar ouders zo hard hadden gewerkt.
‘Wat deden de ouders?’
‘Ze hadden een garage,’ zei Dolores, ‘maar daar is weinig meer van over.’
‘Treurig,’ zei ik.
‘En zij zit nu in Spanje,’ zei ze. ‘Met het laatste geld.’
Met het laatste geld kun je maar beter in Spanje gaan zitten.
De cola was op. Ik betaalde. Ze stond op.
‘Als je gaat trouwen,’ zei ze, ‘krijg ik toch wel een uitnodiging?’
‘Absoluut,’ zei ik.
Ik wist niet waar de vraag vandaan kwam. Misschien had het iets met de barpianist te maken.
We liepen naar de uitgang, waar ze me de plastic zak overhandigde.
‘Jouw spullen stonden gewoon nog in het appartement, want zoals ik al zei, die vrouw maakt nooit schoon.’
Ik knikte.
‘Maar voor jou komt het wel goed uit, want alles wat je zocht zit in de plastic zak.’
We namen afscheid.
Ik was weer een zekerheid rijker: thuis ben je waar de vrouw van de barpianist op je spullen past.