Li Zheng woont met zijn vrouw Ma Xinrong op de 24ste verdieping van toren C5. De toren is onderdeel van wooncomplex Covent Garden, zoals sierlijk op de toegangspoort geschreven staat. Veel van die woontorenverzamelingen hebben buitenlandse namen in China. Wijken met namen als ‘Noord-Europees dorp’ of ‘Droom aan de Rivièra’ zijn niet uitzonderlijk. Meestal hebben ze echter maar weinig weg van de plaatsen waar ze naar vernoemd

Zo ligt Covent Garden aan het eind van een troosteloze bovengrondse metrolijn in de Zuid-Chinese stad Guangzhou. Bij de ingang van het ommuurde wooncomplex zitten een paar bewakers thee te drinken en series te kijken op hun smartphone. Binnen de muren dient een binnenplaatsje als tuin voor de duizenden bewoners. Grootouders wandelen met hun kinderen langs de vijver.

Li, een dertigjarige bankier, woont er op de 24ste verdieping boven. Want: ‘Tot de tiende verdieping is het te stoffig en tussen de tiende en twintigste verdieping hoor je het geluid van de weg juist weer heel goed.’ Ook de locatie is volgens hem ideaal: een halfuur van het centrum, het openbaar vervoer om de hoek en op de onderste verdiepingen van het gebouw een rij restaurants en winkels.

Zoals veel Chinezen kocht hij zijn huis vroeg: op zijn vijfentwintigste. Hij vindt het prima om erover geïnterviewd te worden: ‘Ik kom van het platteland en heb mezelf door keihard werken omhooggewerkt. Nu heb ik een huis en baan in de grote stad.’

In een over alledaagse voorwerpen in Chinese context: wat zeggen China’s huizen over dat land?

Een man loopt langs de visualisatie van een toekomstig bouwwerk in de Central Business District in Beijing juli 2008, China. Grace Liang / Reuters

Troosteloos van buiten, verrassend van binnen

China heeft de laatste twintig jaar een enorme bouwspurt doorgemaakt, goed voor zo’n 2 miljard vierkante meter aan woonruimte per jaar. Een bouwspurt waarbij snelheid echter belangrijker was dan de kwaliteit van de bouwmaterialen. Nieuwe Chinese gebouwen gaan gemiddeld maar zo’n 25 tot 30 jaar mee. In Amerika is dat zo’n 75 jaar; in Groot-Brittannië 130 jaar. Het zorgt ervoor dat foto’s van Chinese woonwijken een wat troosteloze indruk kunnen geven: eindeloze rijen slecht onderhouden flats.

Binnen wachten echter vaak verrassingen. Het appartement van Li en Ma is smaakvol ingericht, met veel houten meubels en een aantal imposante ingekerfde stenen, een hobby van Li. Zoals bij veel jonge stellen hangen aan de muur glamourshots van hun huwelijk. In de slaapkamer liggen hun dekens keurig opgevouwen op bed. Op tafel staat een theeset met daarnaast fruit en koekjes.

Een nieuw gespreksonderwerp, maar een oud cultureel ideaal

Een gastarbeider slaapt voor het reclamebord dat de bouw van een nieuw appartementencomplex in Beijing aankondigd, April 2007 in China. Claro Cortes / Reuters

Een huis in de stad bezitten is belangrijk voor China’s snel groeiende middenklasse. Huizenprijzen, altijd uitgedrukt in prijs per vierkante meter, zijn een favoriet onderwerp van gesprek.

Je zou daardoor bijna vergeten dat China’s huizenmarkt nog geen twintig jaar bestaat. Voor de privatisering van de huizenmarkt in 1998 kreeg je in de stad een woonplaats toegewezen door je werkgever. Alle huizen waren in handen van

Het oude culturele ideaal van een eigen huis bezitten is echter naadloos overgenomen door de vastgoedsector. De overheid, die de sector tot een ‘pilaar’ van de economische ontwikkeling bombardeerde, speelde hier

Met resultaat. Tot welke de prijzen ook stijgen, het kopen van een huis wordt gezien als bewijs dat je het hebt gemaakt. 90 procent van de Chinezen bezit een huis, een van de hoogste percentages ter wereld.

Hypotheekslaaf, maar een trotse hypotheekslaaf

Dit is niet zonder gevolgen. Zo zorgt het feit dat een appartement in de grote stad meer dan twintig gemiddelde jaarsalarissen kost voor ‘hypotheekslaven:’ jonge werkenden die niet van baan durven te wisselen uit angst in financiële problemen te komen.

Ook Li vindt het afbetalen van zijn hypotheek een last. Hij verdient 1.600 euro per maand; 1.000 euro daarvan gaat naar zijn hypotheek. ‘En dan heb ik nog een goede baan. Ik weet niet hoe andere mensen het doen.’ Tegelijk is hij wel trots op zijn status als hypotheekslaaf: ‘Die titel is niet voor iedereen weggelegd.’

Ook zorgt het ideaal van een eigen huis voor spanningen op de huwelijksmarkt. Vroeger werd een vrouw uitgehuwelijkt aan een man met een huis. Nu wordt er van de (familie van de) man verwacht dat hij een appartement koopt. De vrouw zorgt voor de meubels en de inrichting. ‘Zodra mijn ouders zagen dat ik een jongen was, begonnen ze met sparen,’ vat Li het samen. Zijn vrouw Ma Xinrong moet lachen: van haar hoeft het allemaal niet zo, die traditionele rolpatronen. Inderdaad is er een groeiende groep goed verdienende jonge vrouwen die zelf een appartement kopen of de kosten delen met hun partner.

Maar het ideaal van de man die koopt en de vrouw die inricht blijft dominant. Iedereen kent wel een verhaal van een familieruzie over huisbezit. In extreme gevallen wordt het contact zelfs jarenlang verbroken. ‘Ik wil niet praten over zo’n diepe wond,’ schreef een jonge vrouw die ik probeerde te bereiken voor dit verhaal.

Een man loopt langs de bouwplaats van een nieuwe woonwijk in Tianjin, 18 oktober, 2015. Kim Kyung-Hoon / Reuters

Zelfstandig wonen, tussen de dozen van je huisbaas

Maar waarom niet gewoon trouwen, zonder eerst zelf een huis te kopen? De optie, die hier ‘naakt trouwen’ heet, wordt langzaam gebruikelijker, maar nog steeds – vooral door de oudere generatie – als onaantrekkelijk gezien.

Voor Lin Lei, een 26-jarige accountant uit Guangzhou, komt dat doordat je zonder eigen huis niet klaar lijkt voor de verantwoordelijkheden die een getrouwd bestaan met zich meebrengen. ‘Het lijkt me niet goed voor kinderen om in een gehuurd huis op te groeien. Dan hebben ze geen veilig

Lin huurt een kamer in een appartement. Ze ondervindt veel nadelen van huren in China, waar huurbescherming nauwelijks bestaat en huisbazen je vaak zomaar op straat kunnen zetten. Vanwege de explosieve huizenmarkt, waarin de waarde van een huis snel kan stijgen, gebeurt dat ook regelmatig. Verder zijn huurwoningen bijna altijd gemeubileerd. Dat kan handig zijn, maar draagt ook niet bepaald bij aan het thuisgevoel. Zo staat Lins woonkamer bomvol spullen van haar huisbaas, inclusief een groot aantal lege dozen. Daar mag ze niet aanzitten. ‘Zo is huren hier nu eenmaal.’

Dezelfde stad, maar een andere wereld

Aan de onderkant van de stedelijke woningmarkt vind je China’s meer dan 200 miljoen migrantenwerkers, arbeiders die van het platteland komen om in de steden beter werk te zoeken. Los van de torenhoge prijzen, kunnen zij vanwege hun status als vaak geen huis in de stad kopen. Ze wonen vaak zo goedkoop mogelijk om te sparen voor een huis in hun geboortestreek. Met zijn zessen in een kamer. In huizen die bijna gesloopt gaan worden. Of onder de

Buiten Covent Garden staat de 49-jarige Hong Mei gestoofde zoete aardappels te verkopen op een bloemenmarkt. Ze is een migrantenwerker en huurt voor 30 euro per maand een bed in een laag huis buiten ‘In zo’n luxe flat zou ik met mijn aardappelkar niet eens de lift in kunnen,’ lacht ze.

Ma, de vrouw van Li, knikt haar begripvol toe. Dan draait ze zich om en zegt: ‘Het is een andere wereld. We wonen in dezelfde stad, maar in China leven verschillende sociale klassen volledig langs elkaar heen. Dat zie je ook op de huizenmarkt.’

Of de middenklasse die zich veelal in haar eigen ‘Covent Garden’ terugtrekt het nou zo goed heeft, weet ze niet. ‘Niemand praat met zijn buren. Je hebt geen straat meer om op uit te kijken. Iedereen heeft dit als ideaal, maar eigenlijk is het moderne wonen maar eenzaam.’

Eerder in deze reeks:

Waarom steeds meer Chinezen de file boven de metro verkiezen Eerst fietste heel China, toen nam het de metro. Nu wordt de auto steeds populairder. Ook in een economie die hapert. Wat zegt dat over China? Ik reed rond door het land om een antwoord op die vraag te vinden. Lees het verhaal hier terug In de ogen van een Chinees doen wij vrijwel niets met onze smartphone We doen alles met onze smartphone. Denken we. Maar als je aan een Chinees vertelt wat wij allemaal met ons mobieltje doen, zegt hij waarschijnlijk: ‘Echt, zo weinig?’ Lees het verhaal hier terug