Loop mee met deze architect door het asielzoekerscentrum van de toekomst

Karel Smouter
Journalist, gespecialiseerd in boerenprotesten

Asielzoekers verblijven maanden, soms jaren, in asielzoekerscentra. Architect Anneloes de Koff, net afgestudeerd, stelde de vraag wat er voor nodig is om je thuis te voelen op zo’n plek. Vandaag, op Wereldvluchtelingendag, leidt ze je rond door haar ontwerp.

Maak kennis met een Britse antropoloog. Hij muntte halverwege de twintigste eeuw onderzoek naar het begrip ‘liminaliteit.’

Hij legt dit begrip uit als een overgangsfase waarin een persoon is afgescheiden van zijn vroegere context, maar tegelijk nog niet verankerd is in zijn nieuwe structuur. Een soort tussenruimte.

De periode in een opvanglocatie zou als zo’n ‘liminale fase’ gezien kunnen worden: het vertrouwde thuisland is achtergelaten, maar iemand kan zich nog niet in de onbekende omgeving van een nieuw land vestigen.

Maak dan nu kennis met beginnend architect Anneloes de Koff. Want Turners idee zette haar aan het denken. En aan het tekenen: door die tussenruimte in het achterhoofd te houden bij het ontwerp van toekomstige opvanglocaties, kan volgens haar een zachtere overgang gecreëerd worden die in staat stelt om zich geleidelijk aan te passen aan de omringende sociale structuren.

Want door het verlaten van het thuisland valt niet alleen de oude vertrouwde structuur weg, maar kan er juist ook ruimte ontstaan voor creativiteit, zelfreflectie en toekomstplannen. De uitdrukking van de architectuur kan dit stimuleren door zich aan te passen en een thuisgevoel te bezorgen.

De Koff besloot, met partner Pieter Stoutjesdijk en onder begeleiding van architect Thijs Asselbergs, het asielzoekerscentrum van de toekomst te tekenen en deelde dat met mij. Hoe kan een tussenruimte niet als wachtkamer zonder perspectief, maar als tussenruimte worden ingericht?

Eerst maar een geschikte locatie vinden.

De locatie: liefst in een stad of dorp, in plaats van daarbuiten

Opvanglocaties liggen nu vaak geïsoleerd ten opzichte van stad- of dorpscentra. De gemiddelde afstand tot de dichtstbijzijnde supermarkt bedraagt 4 kilometer, rekende De Koff uit, wat neerkomt op een klein uur wandelen of een kwartier

Dat kan beter, vond ze.

Opvanglocaties liggen nu vaak geïsoleerd ten opzichte van stad- of dorpscentra

Het zou om te beginnen natuurlijk een hoop geld schelen wanneer deze centra in dorpen en steden zelf gevestigd zouden zijn. Dan kan gewoon gebruik gemaakt worden van bestaande voorzieningen als scholen, taallescentra en kinderopvang, en hoeven die niet in de opvang zelf gerealiseerd te worden.

En dat is niet alleen een kostenbesparing. Het zorgt er ook voor dat kinderen en hun ouders ook in hun eerste maanden in Nederland al in contact komen met Nederlanders.

Vervolgens ging De Koff op zoek naar een bestaand gebouw. En kwam ze uit bij de in Amsterdam.

Het gebouw: niet alleen opvang, maar ook een publieke ruimte

Deze vijf leegstaande hallen, daterend uit de late negentiende eeuw, bieden de mogelijkheid om een opvanglocatie te huisvesten die niet alleen gebruikmaakt van de stad, maar ook een toevoeging biedt aan de stad.

Door de hallen niet alleen als woonplaats te gebruiken, maar ook voor publiek open te stellen, kan een kruisbestuiving tussen de opvanglocatie en de stad worden verwezenlijkt. Het voordeel voor asielzoekers is dat ze in een nuttige dagbesteding kunnen voorzien, zelfstandiger worden en meer controle krijgen over hun leven, hoopt De Koff.

Denk aan een markt met repaircafés, kramen en ruimtes voor kleinschalige, ambachtelijke productie waar asielzoekers tijdens hun verblijf de verveling kunnen verdrijven en tegelijk met stadsbewoners in contact kunnen komen.

De woningen zelf: zo flexibel als mogelijk

Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) heeft als overheidsinstelling als doel om met een minimum aan middelen een maximum aan asielzoekers op te vangen. Per saldo is er voor een asielzoeker vijf vierkante meter beschikbaar. Een gezin van vier heeft twintig vierkante meter tot zijn beschikking.

Met deze gegevens, en de huidige middelen die het COA tot zijn beschikking heeft om nieuwe opvangruimte te realiseren, ging De Koff aan de slag om een ‘tussenruimte’ te ontwerpen.

Ze stelde zich daarbij voor de uitdaging om zoveel mogelijk elementen van de lokale streekarchitectuur uit het land van herkomst terug te laten komen in de woning. Hoe gaat men in het thuisland bijvoorbeeld om met privacy, leeft men samen of in afzondering, en hoe zijn huizen aldaar doorgaans opgebouwd?

Antwoorden op dit soort vragen voerde De Koff in op haar computer en liet ze middels digitale fabricagetechnieken, een soort 3D-printen, terugkomen in de opbouw van de woning en uitwerking van het meubilair.

Zo is er bijvoorbeeld een patiowoning voor Syriërs mogelijk waarbij alle functies rondom de patio zijn georiënteerd en zouden Nigerianen een woning kunnen betrekken waarbij alle woonfuncties langs een gang zijn ontsloten en het woon- en kookgedeelte van elkaar gescheiden zijn.

Het implementeren van de streekarchitectuur kan ook doorgevoerd worden in de uitwerking van het meubilair. Zo kan er ingespeeld worden op verschillende eetgewoontes of manieren om de woning te betreden.

Dien je je schoenen uit te doen of is het gebruikelijk om ze aan te houden?

Dien je bijvoorbeeld je schoenen uit te doen of is het gebruikelijk om ze aan te houden? Ook is het mogelijk het meubilair aan te passen aan de eventueel veranderende familiecompositie. Bijvoorbeeld voor baby’s die nog vanuit hun land van herkomst gewend zijn om in een hangmat te slapen.

Voor kleine kinderen kan meer speelruimte worden gecreëerd door een stapelbed te gebruiken. Bij pubers en alleenstaande volwassenen die de privacy van een éénpersoonskamer verkiezen, kan een hoogslaper ruimte bieden aan een kleine werkplek, zonder de maximale eisen van 5,3 vierkante meter per persoon te overschrijden.

In de praktijk komt dit erop neer dat de woningen minimaal elk halfjaar aangepast moeten kunnen worden voor nieuwe asielzoekers of in geval van gezinshereniging. Nu betekent dat vaak nog een verhuizing naar een ander asielzoekerscentrum, ook als er al taallessen worden gevolgd of kinderen al naar school gaan.

De woningen moeten dan uit zo min mogelijk verschillende elementen bestaan om zo eenvoudig mogelijk in elkaar gezet te kunnen worden.

Het bouwen: door asielzoekers zelf

De basis wordt aangelegd door professionals. Bewoners kunnen zelf de afbouw voor hun rekening te nemen. Hiervoor dienen de elementen niet zwaarder dan 25 kg per persoon te bedragen en zijn eenvoudige verbindingen een vereiste.

Op basis van een houten kolom die aan vier zijdes uitbreidbaar is en kartonnen wandpanelen van allemaal dezelfde afmeting, kunnen alle mogelijk uiteenlopende woningtypes voor de verschillende culturen en samenstellingen worden gemaakt en handig in elkaar worden gezet.

En het mooiste van alles: áls de toestroom van vluchtelingen in de toekomst weer afneemt, kan het gehele bouwpakket gemakkelijk weer plat opgeslagen of gecomposteerd worden. De ruimte waar de woningen zich in bevinden, in dit geval de Van Gendthallen, kunnen vervolgens weer een andere invulling krijgen.

Leuk en aardig, maar dit wordt natuurlijk nooit gerealiseerd. Of wel?

Dat is nog niet meteen gezegd. De Koff is een van de genomineerden voor de wedstrijd die de Rijksbouwmeester heeft uitgeschreven. 29 juni aanstaande hoort ze of ze tot de winnaars behoort.

Carolien Schippers, manager huisvesting van het COA zegt alvast: ‘Het COA heeft de intentie om straks aan de slag te gaan met de ontwikkeling van prototypes. De uiteindelijke financiële haalbaarheid en realisatie blijft hierbij natuurlijk altijd spannend.’

Lees ook: