Elke maand geef ik in mijn tuin een kleine terugkoppeling. Wat leerde ik van mijn lezers? 

Eind oktober, toen ik de ‘bouwers’ van Fort Europa in beeld bracht, kon ik al trekken. Daar kan ik na de maand november nog eens twee lessen aan toevoegen.

Daarom, opnieuw: u wordt bedankt!

Les 6: Vertrouw erop dat een stuk goed terechtkomt

Een week geleden verscheen ons stuk over een aan de grenzen van de Europese Unie. In Bulgarije, om precies te zijn.

Natuurlijk hoop je dan dat zo’n stuk ‘iets gaat doen,’ zoals dat in journalistenjargon heet. Omdat je gelezen wilt worden - niets menselijks is ons vreemd -, maar toch ook omdat je hoopt dat beleidsmakers het oppikken. Een stuk als dit, stipt onbekend onrecht aan. Eerlijk is eerlijk: dan hoop je toch dat iemand op het idee komt om dat eens aan te pakken.

Bij onze reportage over ‘horrorkamp Harmanli’ was dat zeker het geval. Slechts was vóór ons het kamp in gekomen. En, zoals we in een beschreven, de Bulgaarse overheid had ons herhaaldelijk verboden om dit kamp te bezoeken. Als dat dan toch lukt, dan hoop je dat je publicatie iets in gang zet. Dan is de moeite (en het risico) tenminste niet voor niets.

Bovendien: Nederlandse politici kunnen hier ook echt iets mee. Het gaat hier niet om een schrijnende situatie ver weg, maar om een kwestie uit onze eigen achtertuin. Bulgarije is onderdeel van de Europese Unie. Hoe dit land met asielzoekers omspringt, is niet alleen ‘hun zaak’, maar net zo goed de onze. Nederlandse grensbewakers dragen nota bene bij aan het bewaken van de Turks-Bulgaarse grens.

Nu is een journalist - hoe betrokken ook - natuurlijk geen activist. Zelf de bres opgaan voor de asielzoekers aan Europa’s grenzen, zou ons tot een onderdeel maken van de situatie die we proberen te beschrijven. Het zou dan ook een beetje vreemd zijn als we langs de deuren van het Tweede Kamergebouw gaan met onze krantenknipsels, in de hoop dat er iets mee gebeurt.

Maar: dat blijkt ook helemaal niet nodig. In de bijdragen onder het stuk gaven enkele lezers aan het stuk te hebben doorgestuurd aan Kamerleden en Europarlementariërs. Twee daarvan reageerden direct. Joel Voordewind (ChristenUnie) liet weten naar het stuk te verwijzen in de bespreking van de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, later die middag. En Marit Maij (PvdA) liet een lezer weten: ‘Dank! Heb de Kamervragen al in de pen...’ 

Twee dagen later verschenen haar Kamervragen inderdaad online. Onder de kop bevraagt ze staatssecretaris Teeven (Justitie) over twee aspecten. Ten eerste het feit dat de minister van Binnenlandse Zaken alle centra in het land ‘gesloten detentiecentra’ a la Harmanli wilde maken. Ten tweede, een aspect dat in ons stuk door ruimtegebrek buiten beschouwing bleef: de dat Bulgarije gegevens van Syrische vluchtelingen aan de Syrische ambassade zou doorsluizen. Ze roept de staatssecretaris op voor woensdag 4 december antwoord te geven.

4 december, dat is vandaag. De staatssecretaris heeft vandaag zijn antwoord gestuurd. : ‘we moeten terughoudend zijn in het leveren van commentaar op het wetgevingsproces in een ander land.’ Hij wijst er verder op dat het aan de Europese Commissie is om toe te zien op Europese asielrichtlijnen.

Maij geeft in reactie hierop aan dat er vandaag ook een in de Kamer is. In dit overleg wordt de bijdrage van Nederland in de aankomende Europese Ministerraad besproken. ‘We zullen daar zeker aandacht voor vragen’, laat ze weten.

Wordt vervolgd.

Les 7: Stop niet met vragen stellen, nadat het stuk af is

Eén van de dingen die De Correspondent voor mij als journalist tot een bijzonder medium maakt, is dat een verhaal nooit helemaal af is.

Bij een krant of tijdschrift worden ook wel series en dossiers gemaakt, maar die ontstaan doorgaans geheel volgens het plan van het medium of de auteur. Bij de Correspondent krijg je het meteen te horen, wanneer je een vraag vergeten bent te stellen. En daar kun je dan meteen een volgend stuk aan wijden.

Zo kwam lid Steven Vervaat onder uit Harmanli met een scherpe vraag. ‘Wat vinden we er eigenlijk van dat de Syriërs uit dit verhaal eerst met succes gevlucht waren naar het veilige (?) Turkije, maar vervolgens liever (?) naar Duitsland gaan?’ PVV-kamerlid Fritsma had deze vraag, in andere bewoordingen, in de Kamer ook al aan de orde gesteld. 

En ja, die vraag kunnen we niet negeren. De bewering dat Europa met haar grenspolitiek de rechten van migranten schendt, houdt pas stand als je kunt aantonen dat er geen alternatief is.

Nu geven we in ons stuk al aan dat er naar schatting 500.000 Syriërs in Turkije verblijven. Dat is zo’n 0,7 procent van de totale bevolking van dat land. Als Nederland net zo’n aandeel van haar bevolking zou herbergen, zou het om 170.000 Syriërs gaan. Maar de kwestie is hier vooral of Turkije een geschikte bestemming voor deze asielzoekers is.

Is Turkije met andere woorden volgens internationale normen een transitland of een geschikte asielbestemming? We hebben intussen drie experts om raad gevraagd, en zullen ons melden met een antwoord.