De beste kritiek die ik kreeg op mijn project over Shell - en wat ik ermee ga doen
In een serie gesprekken met Shellmedewerkers onderzoek ik hoe het is om bij de olie- en gasgigant te werken en wat het bedrijf kan doen tegen klimaatverandering. Vandaag: een samenvatting van de beste kritiek op mijn project, plus een (voorlopig) antwoord daarop.
Iedereen heeft een opvatting over Shell, schreef ik toen ik half februari het startschot van mijn serie over het olie- en gasbedrijf publiceerde. Veel mensen vinden dat het van koers moet veranderen om het klimaat te ontzien. Maar wat vinden Shellmedewerkers zelf?
Ik wilde met Shellmedewerkers praten, in plaats van over hen. Ik wilde met hen in gesprek over de thema’s waar veel mensen vragen over hebben. Zoals: de bijdrage die Shell levert aan het klimaatprobleem (of het oplossen daarvan). De toenemende publieke druk op het oliebedrijf in een tijdperk van oververhitting. Het toenemende onbegrip tussen Shell en de samenleving. In mijn oproep vroeg ik onder meer:
- Staat Shell aan de goede kant van de geschiedenis?
- Waarom is het lot van Shell nog altijd niet te verenigen met de doelstelling de opwarming ruim beneden de twee graden Celsius te houden?
- Wat zeg je als mensen in je omgeving vragen stellen over die spanning?
Het waren vragen die ik zelf al in m’n hoofd had, aangevuld met de suggesties van lezers. Ik had de lezers van mijn nieuwsbrief gevraagd: wat wil jij weten over Shell? Ik ontving meer dan honderd suggesties, waaronder:
- ‘Ben je de afgelopen jaren meer morele bezwaren gaan voelen over het feit dat je werkt bij een bedrijf dat eigenlijk de tabaksfabrikant van de aarde is?’
- ‘Waarom investeren jullie nog steeds bijna alleen maar in fossiele brandstoffen, terwijl elektrische auto’s en auto’s op waterstof de komende decennia een enorme vlucht zullen nemen?’
- ‘Wat kun jij binnen Shell doen aan het klimaatprobleem om onze kinderen niet met de problemen op te zadelen die wij door onze olieconsumptie nu aan het veroorzaken zijn?’
Toen ik mijn oproep publiceerde, meldden vele Shellmedewerkers zich. Een deel van hen zag mijn oproep als een uitnodiging die aansluit bij hun eigen gedachtewereld - ‘ik worstel zelf regelmatig met het klimaat- en energievraagstuk’ en ‘erg goed idee om een keer te horen wat Shellmedewerkers te zeggen hebben in plaats van altijd over ze te praten.’
Een ander deel van de lezers zag mijn oproep als een stellingname. Zij hadden het gevoel het vuur aan de schenen gelegd te krijgen van een journalist die eigenlijk al wist wat hij ervan vond. De toon werd door sommigen ‘aanmatigend’ en ‘hoogdravend’ genoemd.
‘Jij wilt graag eens over Shell praten,’ mailde iemand die twintig jaar bij Shell gewerkt heeft en inmiddels met pensioen is. ‘Kennelijk om te horen dat er veel Shellmensen zijn die ontevreden zijn met het beleid van hun hoogste baas.’
Iemand die er nu werkt schreef me: ‘De aanname die je maakt is dat wij als werknemers een andere visie hebben dan onze CEO en het bedrijf. Daar herken ik me niet in.’
De belangrijkste kritiek op mijn project
Dat was niet alles. In mijn oproep verwees ik naar het journalistieke onderzoek van Joris Luyendijk in de Londense City. De vorm die hij had gekozen - de publicatie van vele gespreksverslagen om stapje bij beetje een beeld van de sector te krijgen - zou ik ook gaan gebruiken. Ook dat kwam me op kritiek te staan.
‘Ik vind de vergelijking van de City Bankers met de Shell[mede]werkers ongepast,’ schreef een Correspondentlid van het eerste uur me per mail. ‘Bewust slechte producten verkopen en financiële piraterij van hedgefondsen staan haaks op de werkwijze van Shell die met gedurfde innovatieve technologie ons, van jong tot oud, zoveel voorspoed heeft gebracht. [...] Ik leef al jaren in vrede en vooruitgang mede door de [285 miljard euro, JM] die het Groningenveld aan de Nederlandse staat heeft opgeleverd. Onze universiteiten zijn er mee verbeterd, wegen en dijken gebouwd en gezondheidszorg is op hoog peil.’
Laat ik direct antwoord geven op deze kritiek. Het doel van dit project is niet om een wig te drijven tussen het beleid van de top en de persoonlijke opvattingen van de werknemers. Evenmin is het doel om Shellmedewerkers met bankiers te vergelijken. De parallel met Luyendijks project ging over de journalistieke vorm van het project, niet over de mensen die er onderwerp van zijn.
Maar daarmee is de kous niet af. Ik zocht de meest welbespraakte criticus van mijn project op - om een beter beeld te krijgen van wat hem zo tegenstond aan de toon van mijn oproep. Hij is Shellmedewerker, de volgende drie punten geven zijn belangrijkste kritiek weer:
Shellmedewerkers zijn overwegend normale mensen
1. Je hebt je gesprekspartners op een 1-0-achterstand gezet
‘De toon van je oproep zet vraagtekens bij de doelstelling en doelgroep van jouw project. In je oproep noem je Joris Luyendijk als inspiratiebron. Hij interviewde bankiers en je weet: everybody hates a banker. Dus de mensen die je probeert aan te spreken voelen zich al vanaf het begin vergeleken met een beroepsgroep waarvan - in de ogen van het publiek - de enige motivatie hebzucht is. Terwijl de gemiddelde Shellmedewerker geen tachtig uur werkt om een miljoen te verdienen, die wil gewoon lekker zijn vak uitoefenen en ’s avonds naar zijn gezin - Shellmedewerkers zijn overwegend normale mensen.’
‘Het tweede is dat Joris Luyendijk aan het begin mensen gewoon laat vertellen. Terwijl in jouw openingsbod zeg je al ‘de hele wereld is negatief over Shell, en er zit een enorm gat tussen wat jullie beloven en wat jullie doen.’ Daarmee zet je jouw gesprekspartners op een minstens 1-0-achterstand.’
‘Het klinkt als een ongebalanceerd verhaal. Fossiele brandstoffen waren vroeger oké en zijn nu ineens hartstikke fout, dus Shellmedewerker, explain yourself. Ik denk dat je je ervan bewust moet zijn dat als je deze vraag buiten de binnenstad van Amsterdam stelt, je hele andere reacties krijgt dan je misschien gewend bent. En als je de vraag stelt aan kenniswerkers in Maleisië, dat ze ook hele andere meningen hebben over fossiele brandstoffen. Er spreekt een vooringenomenheid uit je opzet: ‘Ik vind wat Shell doet totaal niet kunnen, de wereld heeft het onvoldoende door, dus nu ga ik normale mensen bij Shell vragen hoe zij tegenover zichzelf rechtvaardigen dat ze voor Darth Vader werken.’ Terwijl we allemaal onderdeel zijn van hetzelfde systeem.’
2. Het is dubieus alleen Shellmedewekers het vuur aan de schenen te leggen
De vraag is, zegt dezelfde kritische Shellmedeweker: ‘Leg je een hogere lat voor maatschappelijke verantwoordelijkheid bij iemand die bij Shell gaat werken dan bij iemand die een middle management functie bij het Kruidvat heeft?’ De energievraag is uiteindelijk te herleiden tot onze consumptie. De overzeese productie van consumptiegoederen die Kruidvat verkoopt heeft een enorme impact op het klimaat. ‘Zou je ook kunnen zeggen: ‘Jij zit in de consumentengoederen, wat doe jij om de wereld te veranderen?’ Gaat het om welk werk je doet of voor wie je dat werk doet?’
Hij noemt als voorbeeld de intensieve veehouderij met bedrijven als FrieslandCampina. ‘Aan een procesingenieur van FrieslandCampina vraag je niet: hoe kun jij met jezelf leven? Omdat dat bedrijf niet bekend staat als de evil empire. Maar iemand die hetzelfde werk doet bij Shell stel je die vraag wel. Terwijl, zoals ik al zei, we allemaal onderdeel zijn van hetzelfde, hongerige systeem. Dat hebben we gezamenlijk opgebouwd en we zijn er samen verantwoordelijk voor. Wat is de reële bijdrage die jij of jouw bedrijf kan leveren aan de transitie - dat moet de vraag zijn. Niet: hoe schuldig ben je?’
3. Als je alleen Shellmedewerkers interviewt, krijg je geen goed beeld van de olie- en gasindustrie
De Shellmedewerker is een lastig begrip, zei de criticus. Als je alleen al kijkt naar de direct contracters die bijvoorbeeld olieplatforms voor Shell bouwen, dan ‘heb je het al over factor drie tot vier van de eigen medewerkers.’ Om de directe medewerkers heen is dus sprake van een gigantisch ecosysteem van mensen die werk doen voor Shell. ‘Er kunnen wel drie lagen werkgevers tussen zitten. Bij dit soort grote bedrijven strekt de verantwoordelijkheid en de relaties veel verder uit dan de mensen die op de payroll staan. Als je het zo bekijkt, werken er drie miljoen mensen voor Shell.’
‘Je kan de mensen in het hart van de ivoren toren van Shell gaan interviewen,’ zei de Shellmedewerker, ‘of iemand die toevallig in de fabriek in Moerdijk een of andere functie als pomponderhouder heeft. Maar krijg je daarmee een beeld van wat de energiesector van zichzelf vindt? Dat vind ik een interessante uitdaging.’
Wat ga ik met deze kritiek doen?
Tot zover de kritiek van de Shellmedewerker. Wat ga ik ermee doen? Om te beginnen: ik begrijp dat mijn oproep bij sommigen een bevooroordeelde indruk heeft gewekt. Dat is misschien onvermijdelijk. Ik pretendeer niet vrij van oordelen te zijn. Beter uitgesproken subjectiviteit, dan geveinsde objectiviteit (dat is immers sowieso een karig, kleurloos ideaal).
Het doel van mijn serie is om meer wederzijds begrip te kweken, maar dat betekent niet: kritiekloos of ‘ongekleurd’
Dat ik zelf een visie heb op het klimaatprobleem - kortgezegd: dat een gebrek aan radicale actie buitengewoon onverantwoord is - betekent niet dat ik geen open gesprekspartner ben, of dat ik niet opensta voor de verhalen van anderen. Ik zoek die verhalen en visies in deze serie juist op. Niet alleen omdat ik zelf nieuwsgierig ben naar de gedachten van Shellmedewerkers over de overschakeling naar een duurzame samenleving, maar ook omdat ik, zoals ik eerder schreef, hoop dat de publicatie van de gesprekken met Shellmedewerkers tot nieuwe inzichten leidt.
Het doel van mijn serie is om meer wederzijds begrip te kweken, maar dat betekent niet: kritiekloos of ‘ongekleurd.’ Ik zie het als mijn taak kritische vragen te stellen die leven onder (een deel van) het publiek.
Moet je je project niet uitbreiden?
Is het arbitrair om alleen Shellmedewerkers te interviewen? Ja, zeker. Iemand die in de aanleverende industrie werkt, kan net zo goed inzicht verschaffen in de werkelijkheid van de olie- en gassector - en de veranderingen die daar plaatsvinden.
Toch leek het mij verstandig om dit project af te bakenen. Daar is een eenvoudige praktische reden voor: dit project wordt zeker tien keer zo groot als ik de hele sector in kaart probeer te brengen. Bovendien: via de verhalen van Shellmedewerkers kan juist ook een beeld ontstaan van de rest van de olie- en gasindustrie en het systeem daaromheen (denk aan: overheden, regulators, financiële markten, enzovoort). Uitbreiden naar andere bedrijven kan altijd nog.
Hoe staat het er nu voor?
De afgelopen maanden ben ik het hele land doorgereisd om met Shellmedewerkers te praten. Inmiddels ben ik de interessantste gesprekken een voor een aan het uitwerken tot gespreksverslagen, die de medewerkers vervolgens weer ter inzage teruggestuurd krijgen. De inzage dient om feitelijke onjuistheden te corrigeren, onduidelijke opmerkingen op te helderen, en te zorgen dat de Shellmedewekers niet herkend kunnen worden.
De gesprekken verschijnen vanaf volgende week integraal op De Correspondent. Via het overzicht hieronder vind je alle Shellgesprekken terug. Mijn hoop is dat ieder gesprek een inkijkje geeft in de visie en de ervaringen van een Shellmedewerker. Op termijn ontstaat een mozaïek van stemmen, die samen een totaalbeeld opleveren dat hopelijk het begrip van de olie- en gasindustrie, en het gesprek over de duurzame energietoekomst, verder helpt.