Liggen Shellmedewerkers wakker van het klimaat? Ik vroeg het hun
Dit jaar spreek ik tientallen werknemers van Shell. Hoe kijken zij naar de toekomst van hun bedrijf en onze planeet? In dit artikel verzamel ik de belangrijkste inzichten die ik onderweg opdoe.
Als correspondent Klimaat & Energie sprak ik de afgelopen jaren tientallen uitgesproken criticasters van de olie- en gasindustrie. Doen de giganten van het fossiele tijdperk wel genoeg om het rijzende tij te keren?
Al die kritiek maakte mij nieuwsgierig naar de andere kant van het verhaal: hoe kijken mensen die in die sector hun brood verdienen eigenlijk tegen hun eigen werk aan?
Hoe zien Shellmedewerkers, bijvoorbeeld, de toekomst van hun bedrijf, en van onze planeet? Ik besloot het ze te vragen.
Sinds mijn oproep sta ik in contact met zo’n dertig medewerkers en nog eens ruim twintig oud-medewerkers. Met vijftien van hen voerde ik intussen lange gesprekken, en er staan nog de nodige gesprekken op stapel. (Overigens leiden niet alle gesprekken tot uitgewerkte verhalen op De Correspondent.)
Toen ik begon verwachtte ik veel van deze gesprekken.
Al zo lang ik me met energie bezighoud, ken ik de gescheiden kampen. Aan de ene kant de groenen - denk milieuorganisaties, activisten, sommige politieke partijen - die zo snel mogelijk willen overstappen naar duurzame energie en soms stellen dat ‘de fossiele industrie’ dat tegenwerkt.
Aan de andere kant de fossiele energiegiganten, de industriële grootverbruikers en de overheid, allemaal voorstander van groen, maar ook realistisch: zij benadrukken dat het huidige fossiele energiesysteem robuust is, de economische belangen die ermee gemoeid zijn groot.
De twee kampen spreken - een paar vierkante beleidskilometers in Den Haag uitgezonderd - geen gemeenschappelijke taal. Op opiniepagina’s en in debatten botsen hun wereldbeelden. De uitstoot blijft ondertussen stijgen, net als de temperatuur op aarde.
Zou het helpen als de gescheiden kampen iets beter met elkaar leren praten? Zou dat kunnen leiden tot nieuwe inzichten en meer wederzijds begrip, of misschien zelfs een snellere - of beter gecoördineerde - overgang naar duurzaamheid?
Met deze hooggestemde verwachtingen ging ik de eerste gesprekken voeren. Ik besloot alle Shellmedewerkers in deze serie anoniem op te voeren. Dat leek me de beste manier om een veilige ruimte te bieden waarin ze persoonlijke verhalen kunnen vertellen, zelfs al is het niet hun rol om namens Shell naar buiten te treden in de media.
Al vrijwel meteen kwam ik de eerste beer op de weg tegen: lang niet alle Shellmedewerkers waren van mijn initiatief gediend.
Wat vonden Shellmedewerkers eigenlijk van mijn plan?
Een deel van hen zag mijn oproep als een uitnodiging die aansluit bij hun eigen gedachtewereld - ‘ik worstel zelf regelmatig met het klimaat- en energievraagstuk’ en ‘erg goed idee om een keer te horen wat Shellmedewerkers te zeggen hebben in plaats van altijd over ze te praten.’
Een ander deel van de lezers zag mijn oproep als een stellingname. Zij hadden het gevoel het vuur aan de schenen gelegd te krijgen van een journalist die eigenlijk al wist wat hij ervan vond. De toon werd door sommigen ‘aanmatigend’ en ‘hoogdravend’ genoemd.
‘Jij wilt graag eens over Shell praten,’ mailde iemand die twintig jaar bij Shell gewerkt heeft en inmiddels met pensioen is. ‘Kennelijk om te horen dat er veel Shellmensen zijn die ontevreden zijn met het beleid van hun hoogste baas.’
Iemand die er nu werkt, schreef me: ‘De aanname die je maakt is dat wij als werknemers een andere visie hebben dan onze CEO en het bedrijf. Daar herken ik me niet in.’
De beste kritiek die ik kreeg, verzamelde ik hier:
Toen diende zich direct alweer een andere vraag aan: wie geef je als eerste het woord? Een eerste interview kan immers direct de toon voor de rest van de serie zetten.
Dialoog 1: Het denken van Shell
Ik besloot eerst mijn oor te luisteren leggen bij het hart van het bedrijf, bij wat je ‘mainstream’ Shellmedewerkers zou kunnen noemen.
Als eerste gaf ik dan ook het woord aan een medewerker die zich nogal stoorde aan de ‘sweeping statements’ van activisten en dat beeld wilde corrigeren. Je kunt je prima zorgen maken over het klimaat, vertelde hij me, en tegelijk je geld verdienen bij een bedrijf dat op grote schaal olie en gas wint. Deze uitspraak typeert zijn denken:
‘We leven in een wereld waarin je niet ongestraft radicale dingen kunt doen. Acties hebben consequenties. En de consequentie kan zijn dat je wordt opgegeten door een van je concurrenten. Zo werkt het nu eenmaal. Dat is de competitieve druk. Je leeft in een competitieve wereld waarin aandeelhouders dingen verwachten. Je kunt niet straffeloos iets doen wat zij niet willen. Als Shell de brandstoffen niet levert, dan wel een ander bedrijf.’
Dit eerste artikel leverde direct een bijzonder gesprek tussen leden op, over de vraag of de wereldeconomie wel kan overleven zonder fossiele brandstoffen. Want deze werknemer stelde ons voor een dilemma: kies je voor minder armoede of een veilig klimaat?
In de gesprekken die ontstonden naar aanleiding van deze eerste publicatie bleek dat sommige lezers het een schijndilemma vonden. We hoeven niet te kiezen tussen minder armoede en een veilig klimaat, schreven zij. De inwoners van arme landen vragen om energie, niet per se om olie en gas. Het waren precies dit soort uitwisselingen waarop ik hoopte.
Dialoog 2: Een Shellveteraan die als privépersoon in groene initiatieven investeert
Als tweede liet ik een veteraan aan het woord, die al ruim twintig jaar bij het bedrijf werkzaam is en langzaam is opgeklommen in de organisatie. Hij is het prototype van de tevreden werknemer. Als ik hem spreek, krijg ik het hele repertoire aan Shellargumenten te horen. Opvallend: in zijn werk ziet hij weinig kans om aan de transitie bij te dragen, maar door zijn werk ziet hij wel het belang ervan.
Hij investeert om die reden in een aantal groene initiatieven en probeert zijn persoonlijke ecologische voedselafdruk zo klein mogelijk te houden.
Tijdens ons gesprek wijst hij fijntjes op de verantwoordelijkheid van burgers en consumenten: als mensen dit probleem zo groot vinden, waarom stemmen ze dan niet allemaal op een groene partij? Verwacht het heil in ieder geval niet van een oliereus als Shell, want Shell kan het roer niet omgooien.
Dialoog 3: ‘Door mij kun je koken’
Een van de voornaamste redenen dat Shell niet zomaar iets anders kan gaan doen? De enorme vraag naar olie en gas. De derde medewerker die ik sprak - een ingenieur en een van de weinige vrouwen op haar afdeling - wees mij op de vele voordelen die olie en gas hebben.
‘Ik weet over mezelf, en ik denk over mijn collega’s te weten: we zijn niet bewust in het leven geroepen om te vervuilen. Ik kan ook zeggen: door mij komt er warmte in de huishoudens. Door mij komt er warm water uit de kraan. Door mij kun je koken. Door mij kun je tanken. Ik denk dat heel veel mensen daar ook wel blij van worden.’
Deze stellingname wordt haar niet altijd in dank afgenomen. Van haar leerde ik dat Shellmedewerkers in hun omgeving soms op stevige weerstand kunnen rekenen.
‘Ik woon in Groningen, in aardbevingsgebied. Als ik bij de kapper zit, of als er iemand op bezoek komt thuis om iets te repareren, en ze vragen waar ik werk, dan is het wel lastig te zeggen dat ik voor Shell werk. Als je nieuwe mensen leert kennen, dan probeer je er eerst achter te komen: is dit een enorme Greenpeaceaanhanger, of kan ik gewoon vertellen wat voor werk ik doe?’
En de aandeelhouders dan?
De derde Shellmedewerker die ik sprak verwoordde een sentiment dat ik vaker hoorde: kijk niet naar ons, maar naar jezelf en wat jij kunt doen. En: kijk niet naar ons, de medewerkers, maar naar onze aandeelhouders. Zij hebben het uiteindelijk voor het zeggen.
Ik besloot de jaarlijkse aandeelhoudersvergadering te bezoeken en concludeerde dat iedereen inderdaad wat mag zeggen, maar dat dit maar weinig zoden aan de dijk zet. Een resolutie om het bedrijf op een groen spoor te zetten werd door 97 procent van de aandeelhouders weggestemd. De druk om maximale aandeelhouderswaarde te creëren blijft leidend voor de besluiten die de top van het bedrijf neemt.
Dialoog 4: Hoe kun je een olietanker van koers doen veranderen?
De vierde Shellmedewerker die ik sprak heeft minder dan de eerdere sprekers in deze serie de neiging om het voor Shell op te nemen: ‘Als je bij Shell gaat werken, word je ondergedompeld in de rood-gele saus: zie ons, hoe fantastisch we zijn. Er zijn mensen die daar helemaal in meegaan, die echt vinden dat alles wat Shell aanraakt goud is. Ik denk dat niet.’
Ook deze medewerker laat zich gelden als een echte realist. Toch denkt hij dat het bedrijf tot meer in staat is dan sommige van zijn collega’s het schetsen.
‘Ik denk oprecht: als er een olie- en gasbedrijf is dat er over dertig jaar nog is, dan is het Shell.’ Hij roemt de innovatieve kracht van het bedrijf, maar vertelt ook eerlijk dat Shells hoge standaarden zijn werkzaamheden duur en log maken. Als er op het boorplatform in de jungle olifanten komen kijken, legt Shell de werkzaamheden een dag stil, omdat de dieren niet mogen worden weggejaagd met licht- of geluidssignalen. Andere bedrijven zouden dat wel doen, denkt deze medewerker.
Terwijl ik de ene na de andere medewerker het hemd van het lijf vroeg, kwam het bedrijf zelf met een toekomstvisie op de proppen. Ik analyseerde deze en concludeerde: van Shell hoeven we voorlopig geen groene ommezwaai te verwachten.
Het beperken van de opwarming tot 2 graden Celsius gaat volgens Shell alleen lukken als alles meezit. Dat noemt Shell het Goudlokje-scenario, een verwijzing naar het sprookje waarin de pap niet te warm of te koud mag zijn.
De economische groei moet de komende decennia bijvoorbeeld precies goed zijn: niet te snel, zodat er tijd is voor aanpassing, maar ook niet te langzaam, want dan is er te weinig geld om te investeren in groene technologie. Shells voorzichtigheid loopt achter bij de werkelijkheid en kan het bedrijf weleens de kop kosten, menen twee analisten die ik erover sprak.
Wat als de weinig ambitieuze duurzaamheidsagenda van het bedrijf een bedreiging voor de winst gaat betekenen? Wat doen medewerkers die niet langer tevreden zijn met Shells ambitieniveau? Blijven ze zitten of vertrekken ze?
Dialoog 5: het ongeduld van de jonge generatie
Het verhaal van de vijfde medewerker is typerend voor een jonge, ambitieuze generatie binnen Shell. Ze ging bij Shell werken in de hoop te kunnen gaan werken aan de ontwikkeling van duurzame energie, maar werd teleurgesteld en belandde bij een uitdagend olieproject in ‘olie- en gaswalhalla’ Aberdeen, in Schotland.
Uit het verhaal van de vijfde medewerker blijkt dat werknemers met een uitgesproken groen hart gewoon aan olie- en gasprojecten moeten werken. Vooralsnog kan deze medewerker daarmee leven, maar de vraag is: hoelang nog?
Het ongeduld van deze medewerker over Shells geringe duurzame investeringen kwam ook naar voren in de verhalen van een groep oud-Shellers die ik sprak. Ik besloot een aantal van hen het woord te geven. De oud-medewerkers bleken een stuk kritischer over het bedrijf.
Dialoog 6: de teleurstelling van de idealistische onderzoeker
De eerste oud-medewerker die aan het woord komt is een idealistische onderzoeker. ‘Ik hield me bezig met duurzame energie, omdat ik iets wilde achterlaten, de wereld een stukje beter maken.’ Hij deed onderzoek naar een manier om hout om te zetten in benzine, maar zijn project werd wegbezuinigd.
Hij ondervond aan den lijve dat Shell alleen investeert in technologie waarvan verwacht wordt dat die veel geld gaat opleveren. ‘Als ik een onderzoeksvoorstel indiende, dan concurreerde ik met iemand die een voorstel schreef over bijvoorbeeld efficiënter boren op de Noordpool. Uiteindelijk wordt het besluit over welk onderzoek we moeten doen genomen op basis van het verwachte financiële rendement.’
Hij werd steeds sceptischer over Shells duurzame intenties en raakte teleurgesteld in het standpunt dat Shell inneemt in het publieke debat.
Shellmedewerkers schuiven hun verantwoordelijkheid te gemakkelijk van zich af, zegt hij. Misschien kunnen ze ook wel niet anders. ‘Het bedrijf is zo groot en zo door processen gevormd, dat ik geloof dat je een radertje bent,’ zegt de oud-Sheller. ‘De CEO is een heel groot radertje.’ Zelfs als hij wil, kan hij het bedrijf niet radicaal omvormen.
Werknemers die dat wel proberen, lopen tegen een muur aan. Daar zullen in volgende edities van De Shelldialogen meer voorbeelden van naar voren komen.
Handen aan de reling!
De veiligheidscultuur van Shell kwam in al mijn gesprekken aan de orde. ‘Je moet de reling vasthouden op de trap,’ vertelt een jonge medewerkster van de hr-afdeling. ‘Zelfs in het hoofdkantoor in Den Haag, als je van de begane grond naar de eerste verdieping gaat.’
De gedachte is dat veiligheid het beste gewaarborgd is als het in elke vezel van het bedrijf zit. Maar hoe ziet die veiligheidscultuur eruit? En wat zegt het over een bedrijf als Shell dat het zo voorzichtig is geworden?
De veiligheidscultuur bood een goede kapstok om de balans op te maken van de serie verhalen tot nu toe. Want de focus op veiligheid raakt aan een breder facet van de Shellcultuur: het geloof dat Shell een ‘net’ oliebedrijf is. Alle mensen die er werken hebben het beste met de wereld voor. De onuitgesproken implicatie is: als je voor het netste en veiligste bedrijf van de sector werkt, dan kun je toch niets verkeerd doen?
Maar zoals de Britse oud-klimaatafgezant John Ashton schreef in The Guardian: Shell ‘wordt bevolkt door mensen van goede wil. Maar ook zij kunnen slechte keuzes maken als ze werken binnen een organisatie die vasthoudt aan een slecht idee.’
Dialoog 7: harde kritiek op Shells heilige huisjes
In mijn gesprekken viel het me op dat oud-medewerkers soms diametraal het tegenovergestelde zeggen van huidige medewerkers. Alsof het feit dat ze Shell hebben verlaten, meer ruimte creëert voor kritische reflectie. Of misschien is het andersom: moesten ze Shell verlaten omdat ze zich niet wilden of konden conformeren aan de heersende Shellmantra’s.
Dat was zeker het geval bij de zevende spreker in de Shelldialogen. Hij verliet Shell na een kleine vijf jaar te hebben gewerkt als petrofysicus. Het werk vond hij prachtig, maar het bleef schuren met zijn overtuiging dat we snel moeten verduurzamen.
Zijn hardste kritiek sloeg rechtstreeks terug op de argumenten van eerdere medewerkers, vooral de sprekers in de eerste twee edities. Zij rechtvaardigden Shells doorlopende investeringen in olie en gas met het argument dat er nog vraag naar is. Deze oud-medewerker problematiseert die rechtvaardiging door Shell als ‘pusher’ van olie en gas te karakteriseren, en dus als onderdeel van het probleem.
Hij maakte een tweede verwijt aan Shell: het bedrijf zou niet voldoende openheid bieden over de eigen uitstoot van het zeer sterke broeikasgas methaan. De reactie van een woordvoerder: ‘We onderschrijven het belang van het reduceren van metaanemissies en we nemen onze verantwoordelijkheid serieus.’ Maar hoeveel methaan lekt er nu precies weg uit de putten van Shell? Ik zocht het uit.
De oud-medewerker schetst in zijn verhaal een eerlijk beeld van ‘het systeem’ binnen Shell, waarbij persoonlijke targets bepalend zijn voor het succes van werknemers. Duurzame projecten scoren niet, dus waarom zou je daar je tijd aan besteden? ‘Als je hogerop wil komen en snel wil doorgroeien, dan moet je het spel gewoon meespelen.’
Dat raakt weer aan een thema dat het sinds het begin in deze serie verhalen rondzingt: machteloosheid.
De volgende stap: onderzoeksjournalistieke verhalen over Shell
Mijn onderzoek heeft tot dusverre een aantal harde conclusies opgeleverd. Een: de olie- en gasindustrie zoals we die nu kennen is ten dode opgeschreven. Twee: bedrijven zoals Shell moeten harder worden aangepakt als we een snelle transitie naar duurzaamheid willen. In deze update leg ik uit waarom ik deze conclusies heb getrokken, en hoe mijn onderzoek naar Shell de komende tijd verder gaat.
Het korte antwoord is: er komen onderzoeksjournalistieke verhalen aan. Ik heb terwijl ik de gesprekken voerde onderzoek gedaan naar Shells opstelling in het klimaatdebat, naar de pogingen van mensen binnen Shell om een andere richting in te slaan, en naar Carbon Capture and Storage (CCS), de techniek om kooldioxide uit centrales en fabrieken af te vangen en ondergronds op te slaan - volgens Shell een cruciale techniek in de strijd tegen verdere klimaatontwrichting.
Eén cruciale vraag die ik wilde beantwoorden: hoeveel investeert Shell nu werkelijk in duurzaamheid? En is dat in vergelijking met de bestaande olie- en gasbusiness substantieel? Ik zocht het uit.
Mijn conclusie? Om een positie van belang op te bouwen in de duurzame energiemarkt, zou Shell twintig keer zoveel moeten investeren als het nu doet.
Het voordeel van een langlopend onderzoek is dat je de tijd hebt om echt de diepte in te gaan. Dat besloot ik te doen toen ik het meest romantische moment van mijn journalistieke carrière meemaakte; ik kreeg een doos interne documenten van Shell in handen. In de doos zat een film die Shell in 1991 liet maken om te waarschuwen voor de gevaren van klimaatverandering.
Ik gebruikte de interne documenten en de film als aanleiding voor een uitgebreide reconstructie van wat Shell al eind jaren tachtig wist over de opwarming - en wat het (niet) met die kennis deed. De onthulling van de film werd wereldnieuws: mijn onderzoek verscheen niet alleen in Nederlandse en Vlaamse media, maar ook in o.a. The Guardian, Wired en El País.
Toen we op het punt stonden de film te publiceren, vroeg ik een van mijn grote helden, de klimaatjournalist Bill McKibben, om te reageren. Hij schreef dit stuk:
Ook andere experts gingen op De Correspondent in gesprek over wat Shell nu te doen staat:
Op Medium.com beschreef onze uitgever Ernst-Jan Pfauth hoe de betrokkenheid van Correspondent-leden bij mijn langlopende Shellonderzoek leidde tot de onthulling van Shells klimaatfilm uit 1991. Zelf beantwoordde ik een veelgestelde vraag: verdient het klimaatfalen van de overheid niet net zoveel kritiek als Shell?
In het vervolg van mijn langlopende onderzoek naar Shell, hoop ik de verdere vruchten van mijn onderzoek aan jullie te kunnen presenteren.
Dit overzicht wordt bij iedere nieuwe publicatie aangevuld.