Posthumanisme: wat is het? (En waarom zou je emancipatie van dingen willen?)
Een ezel in de hoofdrol, een parlement der dingen. ‘Posthumanistische’ performances confronteren het publiek met de veranderende relatie tussen mens, dier en natuur. Ik zocht uit wat het idee erachter is en waar het posthumanisme vandaan komt.
Een ezel in de hoofdrol, een zwerm vliegen die een bewegende theaterspot volgt, robots die na de voorstelling buigen voor publiek en computers die dialogen houden: het klinkt nogal absurd, maar het gaat hier om posthumanistische voorstellingen die de toeschouwer confronteren met de veranderende relatie tussen mens, dier en natuur. Ze tonen een wereldbeeld waarin mens en object gelijkwaardig aan elkaar zijn, of de plek van de mens zelfs door een dier of een machine wordt ingenomen.
Ook binnen de academische context zijn conferenties, publicaties en onderzoeken rondom posthumanisme populair. Een van de tot de verbeelding sprekendste ideeën is het Parliament of Things van de Franse socioloog en posthumanist Bruno Latour. Latour pleit voor een parlement waar niet alleen mensen, maar ook dingen en dieren vertegenwoordigd worden.
Een prikkelend idee. Maar hoe? Wordt er straks een speciale vleugel voor dieren ingericht op het Binnenhof? In Nieuw-Zeeland werd onlangs de Whanganuirivier tot rechtspersoon uitgeroepen. Twee Nieuw-Zeelanders zijn aangewezen als voogd en spreken en beslissen namens de rivier. Maar hoe weet je als mens wat het beste is voor een rivier? Het Parliament of Things blijft vooral een intrigerende verbeelding van een mogelijke, maar onbereikbare wereld naast de bestaande orde.
En precies dat gevoel overvalt mij geregeld na het zien van een posthumanistische performance. Je verhoudt je tot indringende fictieve werelden die aan het denken zetten en ontroeren, maar je komt er nooit in terecht.
En toch verleiden de performances je – juist omdat het om echte lichamen, dieren en machines gaat en je als toeschouwer echte emoties ervaart - een mogelijke nieuwe wereld te zien. Een wereldbeeld waarin mens, object en natuur gelijkwaardig zijn aan elkaar. Waarin de mens niet centraal staat, maar slechts een schakel vormt in een allesomvattend, eeuwig bewegend netwerk.
Wat is posthumanisme?
Posthumanisme, het woord zegt het al, breekt met de ideeën van het humanisme. Posthumanisten zien de mens niet langer als middelpunt, maar als een onderdeel van een complex en alomvattend systeem dat zowel uit mensen, dieren en planten bestaat, maar ook uit materiële werelden (fossiele brandstoffen, drinkwater) en niet-menselijk leven (bits en bytes).
Kristof van Baarle, wetenschapper en dramaturg, doet sinds een aantal jaar onderzoek naar posthumanisme in de podiumkunsten aan de universiteit van Gent. Heel kort door de bocht zou je volgens Van Baarle het humanisme kunnen opvatten als de verschuiving van God naar mens als actor in de wereld. Door baanbrekend onderzoek en analyses van denkers als Sigmund Freud, Nicolaus Copernicus en Friedrich Nietzsche kwam het idee van de mens als maat der dingen en exclusief concept echter onder vuur te liggen.
Het begrip ‘mens’ is ontwikkeld om een bepaalde groep mee aan te duiden, maar zo sluit je ook uit, want het suggereert dat er niet-mensen bestaan
Van Baarle: ‘Het begrip ‘mens’ is ontwikkeld om een bepaalde groep mee aan te duiden. Maar zo sluit je ook uit, want het suggereert dat er niet-mensen bestaan. Dat onderscheid heeft veel narigheid tot gevolg gehad. Denk aan de slavernij en het onderscheid dat gemaakt werd tussen mens en slaaf.’
Zelfs het onderscheid tussen mens en dier blijkt minder hard te maken. Door onderzoek van biologen als Frans de Waal naar primaten weten we nu dat zogenaamd exclusieve eigenschappen van de mens, zoals empathie, ook bij dieren voorkomen. Van Baarle: ‘Dat maakt dat de verschillen tussen mens en dier niet meer duidelijk zijn en we onze ideeën moeten aanpassen.’
Het posthumanisme verwerpt het humanisme niet volledig. Het agendeert niet tegen de mens, maar probeert te waken voor de blinde vlekken van het humanisme. Want is het niet zo dat de ecologische crisis voortkomt uit het feit dat alles moet wijken voor de behoefte van de mens? In die zin ligt de oplossing voor grote crises misschien wel in een mensbeeld waar de mens, ten opzichte van mede-mensen, dingen en dieren, een nieuwe rol moet leren spelen.
Een van de voorstellen vanuit het posthumanisme is om de kunstmatige scheiding tussen natuur en cultuur volledig op te heffen. Donna Haraway, naast Latour een van de belangrijkste denkers van deze stroming, introduceerde in dat kader het woord naturecultures. Ook proberen posthumanisten niet te denken in termen van vooruitgang, groei of lineariteit, maar benadrukken ze steeds ‘het netwerk’ of ‘het systeem.’
Waar komt het posthumanisme vandaan?
De grensvervagingen en het denken in eindeloos bewegende systemen zijn verbonden aan de uitvinding van cybernetica. Dat is de wetenschap die het mogelijk maakt dat dingen zelfstandig waarnemen, regelen of communiceren. Zoals een thermostaat dat zorgt dat de verwarming aanslaat bij een bepaalde kamertemperatuur.
Van Baarle: ‘Cybernetica stelt ons in staat om organismen, zoals de mens, en niet-menselijke dingen, zoals technologie, met elkaar te laten interacteren. Binnen de cybernetica kan alles worden omgezet in informatie. Een emotie kan op die manier ook een datablokje worden, dus in die zin vindt er een fysieke samensmelting tussen mens en machine plaats.’
Die fysieke samensmelting tussen mens en machine wordt in het Westen vaak als iets negatiefs gezien: angst voor technologie, en dan met name angst over het verlies van onze autonomie, is van alle tijden. In onze wereld vormen robots en andere technologische ontwikkelingen een wezenlijke bedreiging voor het voortbestaan van de mens. Als ze ons niet vervangen, zijn er nog steeds de gevaren en gevolgen van de ecologische impact ervan.
Mensen en objecten schuiven naar elkaar toe
Dat posthumanisme zoveel opduikt in de kunst, is volgens Van Baarle geen toeval: ‘Historische figuren als Donna Haraway en Katherine Hayles hebben zich in hun denken over posthumanisme altijd op kunstwerken en sciencefiction gebaseerd. Denk aan films zoals RoboCop (1987), The Terminator (1984) of The Bionic Woman (1976-1978). Haraway en Hayles gebruikten films of kunst om anders naar de werkelijkheid te kijken en de verhouding tussen mensen en technologie te herdefiniëren. De term ‘posthumanisme’ dook zelfs voor het eerst op tijdens de lezing Prometheus as Performer van Ihab Hassan.’
Die eerste films kenden vaak doemscenario’s over het einde van de mensheid. Posthumanistische performances lijken vooral te benadrukken dat we nu al in een posthumanistisch tijdperk leven, zonder daar altijd een oordeel over te hebben.
Volgens Van Baarle constateren veel kunstenaars dat objecten een steeds belangrijker plek in ons leven innemen én dat ze een stuk actiever en complexer zijn dan voorheen. Aan de andere kant vindt er ook een zogenoemde ‘objectificatie van mensen’ plaats doordat we als mens steeds vaker beschreven worden in economische termen. In die zin schuiven mensen en objecten dus naar elkaar op.
Het is soms gewoon een kwestie van kijken: technologie is overal
Van Baarle: ‘Het is soms gewoon een kwestie van kijken: technologie is overal en wordt in onze hele samenleving ingezet om te controleren, te verkopen, ons de weg te wijzen, onze economische systemen te beheren. De meeste technologieën zijn ondanks hun aanwezigheid subtieler en onzichtbaarder geworden en het onderzoek naar de impact op onze psyche, politiek en samenlevingsvormen is nog volop gaande.’
Persoonlijk denkt Van Baarle dan ook dat hét boek over posthumanisme of hét boek over posthumanisme en podiumkunsten nog geschreven moeten worden: ‘Het staat nog in de kinderschoenen en de veranderingen gaan zo snel, dat het niet gemakkelijk is het overzicht te behouden. Ook dat is een aspect van het posthumanisme.’
Maar hoe verhoud je jezelf tot de dingen?
Hoewel ik me terdege besef dat mijn iPhone een grote impact heeft op de manier waarop ik communiceer met mensen en ik menselijke eigenschappen in het gedrag van apen terugzie, heeft dat weinig consequenties voor mijn dagelijkse bestaan of gedrag. Ik eet niet minder vlees door het besef dat de grens tussen mens en dier steeds diffuser wordt. Ik koop niet minder kleding omdat ik weet dat er schadelijke stoffen in zitten die het milieu om zeep helpen. Maar misschien ben ik ook te ongeduldig en zullen de echte posthumanisten nog geboren moeten worden. Als de effecten van het Antropoceen pas echt voelbaar zijn en de zelfdestructie van de mens niet meer te remmen is.
Als Van Baarle over de toekomst nadenkt, hoopt hij één ding: ‘Als je naar de geschiedenis van de mens kijkt, kan je concluderen dat het verlangen om ergens in te geloven, of dat nu het hiernamaals of een politieke ideologie is, een rode draad vormt. Na God, had je de Mens en nu is er...,’ - hij zwijgt even - ‘...Het Systeem.’ Hij zwijgt weer en voegt dan toe: ‘Maar hoe verhoud je je tot een systeem? Een zonder richting, zonder duidelijk begin of einde, dat voortdurend in beweging is? Hoe zorg je ervoor dat dat besef niet tot fatalisme leidt, maar ons aanspoort om anders te handelen?’
Veel blijft onbeantwoord. Maar misschien is het juist wel ‘posthumanistisch’ om je daarbij neer te leggen. Om je ten opzichte van de wereld wat nederiger op te stellen en je te verzoenen met het feit dat je slechts een heel klein plekje inneemt in een bewegend, oncontroleerbaar netwerk van mensen, dingen, planten en dieren. En dat, zoals theatermaker Heiner Müller ooit zei, hetgeen wat de plaats bezet houdt voortdurend kan veranderen: ‘Dat hoeft geen menselijk wezen te zijn, het kan ook een computer zijn of een plantaardige substantie, om ’t even wat.’