‘Alle slachtoffers van mensenhandel zijn Oost-Europees’ (en nog vijf aannames over mensenhandel in de prostitutie)

Uitbuiting in de prostitutie houdt de gemoederen in Nederland behoorlijk bezig. En terecht. Want deze moderne vorm van slavernij gebeurt gewoon bij ons om de hoek. Maar een aantal zaken blijkt net iets anders te liggen dan vaak wordt aangenomen.
Prostitutie is sinds vijftien jaar legaal in Nederland. Maar zal het ooit een normaal beroep worden? Ik legde deze vraag voor aan prostituees en klanten, accountants en advocaten, onderzoekers en activisten.
Wat bleek? Iedereen had een andere theorie over wie wel en wie niet vrijwillig werkt. Zelfs over de vraag wat vrijwillig is en wat niet, was men het oneens. Want werk je vrijwillig als je geen andere optie hebt dan jezelf te prostitueren om voor je kind of je zieke vader te zorgen? Of is seks gewoon werk, júíst een mogelijkheid om voor je kind of zieke vader te zorgen?
Over één punt was men het wel eens: als je door een ander wordt gedwongen in de prostitutie te werken, dan is dat mensenhandel. En dat moet voorkomen worden. Elena, van wie ik vandaag een portret publiceer, is een voorbeeld van iemand die het overkwam.
Maar hoe vaak komt het nu eigenlijk voor?
Er zingen nogal wat cijfers rond. Volgens het ene rapport werkt 50 tot 90 procent van de prostituees gedwongen. Een ander rapport spreekt van 55 procent. Een derde onderzoek komt weer uit op slechts 8 procent.
Het probleem: er zijn niet eens betrouwbare gegevens over de hoeveelheid prostituees die in Nederland werken. Laat staan dat je met cijfers iets over de factor mensenhandel kunt zeggen. En dat is ook niet zo vreemd: mensenhandel is strafbaar en blijft dus veelal onder de radar.
Toch is er wel wat te zeggen over mensenhandel in de prostitutie, leerde ik toen ik de rapporten van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen erop nasloeg. Met een aantal verrassende uitkomsten, die veelgehoorde aannames in het prostitutiedebat van context voorzien.
Aanname 1: ‘Alle slachtoffers van mensenhandel komen uit Oost-Europa’
Mensenhandel in de prostitutie wordt algauw geassocieerd met kansarme meisjes uit Oost-Europa, Latijns-Amerika of Afrika. Het verhaal van Elena laat zien dat deze slachtoffers er zeker zijn. Maar de grootste groep gemelde mogelijke slachtoffers van mensenhandel hebben de Nederlandse nationaliteit.
Kijk maar naar de top 5 nationaliteiten van bij CoMensha geregistreerde mogelijke slachtoffers van mensenhandel:
Van 2010 tot en met 2014 werden 6.924 mogelijke slachtoffers van mensenhandel geregistreerd. Ongeveer 30 procent hiervan had de Nederlandse nationaliteit.
Aanname 2: ‘Mensenhandel is hetzelfde als mensensmokkel’
Mensenhandel is puur wat het zegt te zijn: handel in mensen. In het geval van mensenhandel in de prostitutie is de handelswaar de seks uitgevoerd door een ander. Waarbij die ander, even kort door de bocht, de prostitutie in wordt gedwongen, wordt gedwongen de inkomsten af te staan, of wordt uitgebuit.
Dat kan ook iemand uit Nederland gebeuren dus, diegene hoeft er geen grens voor over te zijn gegaan. Dat is anders dan bij mensensmokkel, waarbij het nu juist wél over het over de grens brengen gaat.
Aanname 3: ‘Een loverboy is geen mensenhandelaar’
Bij mensenhandel is vaak sprake van een ‘schijnliefdesrelatie’ tussen slachtoffer en uitbuiter. Door die schijnliefdesrelatie worden de uitbuiters van Nederlandse meisjes vaak loverboys genoemd.
Ik wil graag af van de term loverboyproblematiek en het fenomeen benoemen voor wat het is: mensenhandel
Is een loverboy dan iets anders dan een mensenhandelaar?
Nee. Mensenhandelaren gebruiken allerlei technieken om een vrouw de prostitutie in te manipuleren. Hen verliefd op hem laten worden, is er een van. Dit geldt voor alle slachtoffers: minderjarig, meerderjarig, Nederlands of buitenlands.
Wel lijkt de term loverboy iets onschuldigs in zich te hebben, met als mogelijk gevolg dat Nederlandse slachtoffers niet de bescherming krijgen waar ze recht op hebben.
De Nationaal Rapporteur schrijft daarom: ‘Ik wil graag af van de term loverboyproblematiek en het fenomeen benoemen voor wat het is: mensenhandel.’
Aanname 4: ‘Mensenhandel gaat altijd gepaard met fysiek geweld’
Bij gedwongen prostitutie denkt men vaak aan fysiek geweld. Maar dwang kan ook zitten in misleiding of misbruik maken van iemands kwetsbare positie. De Nationaal Rapporteur noemt dit manipulatieve dwangmiddelen.
Deze manipulatieve dwangmiddelen zijn moeilijk te bewijzen, omdat ze geen fysieke sporen nalaten, zoals fysiek geweld dat wel doet. Gevolg: je moet de dwang op een andere manier bewijzen. Maar een slachtoffer zal alleen al uit angst voor de mensenhandelaar vaak niet belastend willen verklaren.
Sterker nog, de manipulatieve dwangmiddelen kunnen ertoe leiden dat het slachtoffer zelf gelooft vrijwillig in de prostitutie te werken en vrijwillig al het geld af te staan. Dit is wat officier van justitie Jolanda de Boer en hulpverleenster Sjoukje Drenth Bruintjes herkenden in het verhaal van Elena.
Het kan in die gevallen toch tot een veroordeling komen, zelfs als het slachtoffer volhoudt vrijwillig te hebben gehandeld. Het slachtoffers is immers gemanipuleerd.
Het gebruik van manipulatieve dwangmiddelen komt heel vaak voor. In 2010 bijvoorbeeld, werden ze in nagenoeg alle mensenhandelzaken ten laste gelegd. In nagenoeg alle gevallen waarin het tot een veroordeling kwam, werden ze ook bewezen verklaard. Het meest veelvoorkomende manipulatieve dwangmiddel: misbruik van een liefdesrelatie.
Aanname 5: ‘In bordelen met een vergunning is minder snel sprake van mensenhandel dan daarbuiten’
Mensen denken bij mensenhandel vaak aan kelderboxen en louche hotels waar vrouwen gedwongen in de prostitutie werken.
Volgens De Boer klopt dat niet: ‘Verreweg de meeste van mijn zaken betreffen de vergunde raamprostitutie. Je moet echt denken aan zo’n honderd zaken in vijf of zes jaar. Wat dat betreft ben ik heel pessimistisch over legale prostitutie.’
Mensen denken bij mensenhandel vaak aan kelderboxen
Wel is het zo dat De Boer in Amsterdam werkt, waar een grote raamsector is. ‘In andere regio’s zal het waarschijnlijk meer in de onvergunde sector voorkomen, omdat de vergunde sector daar kleiner is. Bijvoorbeeld in de thuisprostitutie.’
Erg betrouwbare cijfers over de plaats waar vrouwen worden uitgebuit, zijn er niet. Wel lijken de cijfers die er zijn, De Boers bewering te staven: van de geregistreerde gevallen in 2012 betrof 35 procent de raamprostitutie. 36 procent van de gevallen betrof de illegale thuisprostitutie.
Aanname 6: ‘Alle mensenhandelaren zijn mannen’
Uit opsporingsonderzoeken uit 2012 die de Nationaal Rapporteur analyseerde, blijkt dat ruim één vijfde van de verdachten vrouw was. Wel lijken vrouwen minder vaak voor mensenhandel veroordeeld te worden dan mannen: 13 procent van de veroordeelde mensenhandelaren was in 2012 vrouw.
Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid rapporteerde in 2012 dat loverboys zogenaamde ‘lovergirls’ inzetten. Meestal zijn dat slachtoffers die door de loverboy zijn gemanipuleerd, aldus het Centrum. Of deze lovergirls verdachten zijn in opsporingsonderzoeken en de manipulatie ervoor zorgt dat zij uiteindelijk niet worden veroordeeld, is niet duidelijk.