We gaan met nu al 1.500 lezers samen boeken lezen. Deze maand: de nieuwe Maartje Wortel
Vorige week kondigde ik de vernieuwde boekenclub van De Correspondent aan. En dat heb ik geweten. Ruim 1.500 lezers sloten zich direct aan. Deze week stel ik het boek van de maand mei aan jullie voor: de verhalenbundel Er moet iets gebeuren van Maartje Wortel. Een boek dat nogal tegenstrijdige reacties oproept en daarom bij uitstek geschikt is om de boekenclub mee af te trappen.
Perfecte boeken leveren geweldige leeservaringen op. En hemeltergend saaie boekenclubs. Braaf hoogtepunten uitwisselen en elkaar aan één stuk door gelijk geven – dat moeten we niet hebben.
Nog erger zijn de boeken die iedereen slecht vindt: een vreselijke leeservaring én geen brandstof voor een prikkelende discussie. Twee keer niks. Kortom: perfect of waardeloos, de handvol boeken waarover brede consensus bestaat, gaan we in de boekenclub uit de weg.
Want is het niet veel spannender en leerzamer om het hartgrondig met elkaar oneens te zijn? Om goed naar elkaars ervaringen en ideeën te luisteren en vervolgens naar elkaar toe te groeien of juist nog sterker van je mening overtuigd te raken?
Wat we dus nodig hebben: een boek dat heftig tegengestelde reacties oproept.
Het eerste boek
Het eerste boek dat we daarom gaan lezen, is de verhalenbundel Er moet iets gebeuren van Maartje Wortel (1982). Het was afgelopen november de allereerste titel van de spraakmakende uitgeverij Das Mag, en het is het vierde boek van Maartje Wortel.
Het werd uitgebreid en verrassend verdeeld besproken. Niet vanwege controversiële thema’s of gedurfde opvattingen. Wel vanwege haar schrijfstijl.
De uitwerking van haar tamelijk gewone thema’s - Wortel schrijft onder veel meer over liefde en familie, schrijven en eenzaamheid - is namelijk allesbehalve gewoon. De verhalen zijn soms surrealistisch, soms ronduit absurdistisch, soms beginnen ze vrij realistisch maar krijgen ze algauw een vreemde draai of twee. Ze zijn wonderlijk maar toegankelijk, en de zinnen vrijwel altijd helder.
Maar die sterk verdeelde meningen dus. Arjan Peters stampte de bundel in de Volkskrant de grond in (‘een bundel met dertien kleuterverhalen’). Janet Luis erkende in NRC Handelsblad Wortels talent, maar werd ‘helemaal tureluurs’ van haar stijl. Ikzelf besprak het boek kort in Het Parool en was positief, met een paar kanttekeningen. Marja Pruis was in De Groene Amsterdammer overwegend positief, net als Jeroen Vullings in Vrij Nederland. Ook de Belgische kritieken waren sterk verdeeld – van lovend naar vijandig.
Een uitstekende kandidaat
Kennelijk ben je óf onder de indruk van Er moet iets gebeuren, óf word je er licht gestoord van. Veel tussenruimte is er niet, lijkt het. Maar ook als enthousiasteling hoef je maar een beetje je best te doen om de tegenstanders te begrijpen.
Want wat te denken van een passage als deze: ‘Op station Schiphol liet ik twee treinen zonder mij naar Amsterdam Centraal vertrekken. Ik zat op een bankje en wachtte op mezelf, tot ik iemand werd die opstond en terug naar huis zou gaan.’
IJzersterke zinnen. Maar je kunt je voorstellen dat andere lezers het vaag, navelstaarderig geneuzel vinden. Het is een stuk moeilijker voor te stellen dat zulke zinnen je volledig koud laten.
Dat is precies waarom Er moet iets gebeuren een uitstekende kandidaat is voor een levendige boekenclub.