De Shelldialogen (2): Shell kan het roer niet omgooien
In een serie gesprekken met Shellmedewerkers onderzoek ik hoe het is om bij de olie- en gasgigant te werken en wat het bedrijf kan doen tegen klimaatverandering. Hier vind je een samenvatting en analyse van het tweede gesprek, met een medewerker die zich bewust is van klimaatverandering, juist omdat hij bij Shell werkt.
Via de link hierboven kun je het persoonlijke verhaal lezen van de tweede Shellmedewerker in deze serie. De verhalen in deze reeks creëren samen een totaalbeeld dat hopelijk het begrip van de olie- en gasindustrie vergroot, en het gesprek over de duurzame energietoekomst verder helpt.
In analyses als deze noteer ik telkens welke inzichten ik opdeed en welke vragen dat oplevert voor toekomstige gesprekken.
Net als in de eerste editie van de Shelldialogen kwam een medewerker aan het woord die zich zorgen maakt over de opwarming - en dan vooral de gevolgen daarvan voor ontwikkelende landen. Maar in zijn dagelijkse werk kan hij weinig met die zorgen. De ruimte die hij heeft om de bedrijfsvoering te beïnvloeden is beperkt, ook al behoort hij tot de top van het bedrijf.
Privé heeft hij meer vrijheid om de overstap naar duurzame energie te versnellen. Zo heeft hij geïnvesteerd in zonne- en windenergie en probeert hij zijn CO2-voetafdruk zo klein mogelijk te houden. Desondanks heeft hij een schuldgevoel over de manier waarop zijn consumptie het klimaat onder druk zet.
Hij is zeker niet de enige, denkt hij: ‘Iedereen bij Shell voelt die paradox: dat je als burger doet wat je kunt, maar dan zit je op je werk en dan ben je onderdeel van het energiesysteem zoals dat er is, en dan zit je ook nog aan de fossiele kant.’ Hij zou liever bij een duurzaam energiebedrijf werken als hij daar net zoveel kansen en net zo’n mooi salaris zou krijgen als bij Shell.
Shell zoekt naar hoe het duurzamer kan, zei de medewerker verder. Maar net als de geïnterviewde in de eerste editie van de Shelldialogen zei hij dat Shells speelruimte beperkt is zolang duurzame energieprojecten niet winstgevend zijn: ‘Heel simpel gezegd: als je als bedrijf te veel verlieslatende projecten doet, dan verlies je het vertrouwen van je aandeelhouder, zakt je aandeel en heb je het lot van je bedrijf niet meer in eigen hand. Als je vervolgens wordt overgenomen, worden de verlieslatende activiteiten als eerste verkocht. Je moet dus altijd winstgevende business blijven doen.’
Het is bovendien niet gezegd dat aandeelhouders een overstap naar groene energie waarderen, zei de medewerker. ‘Dat het een groeimarkt is, wil niet zeggen dat het een veilige investering is.’
Hij gaf verschillende voorbeelden om te laten zien dat de olie- en gasgigant weinig ruimte heeft om van koers te veranderen:
- Shell kan alleen in duurzame energie stappen als de business case goed genoeg is. ‘Projecten moeten in elk geval altijd voldoende opleveren zodat we dividend kunnen blijven uitbetalen.’
- Vanwege de lage olieprijs moet het bedrijf nu ‘alle zeilen bijzetten om de dividenduitkeringen te voldoen.’
- Zolang de olieprijs laag is, kan het bedrijf volgens deze medewerker niet substantieel investeren in duurzame energie.
- Door de recente overname van olie- en gasbedrijf British Gas (BG) moet 10 procent van het personeel weg en is Shell afgewaardeerd door kredietbeoordelaars.
- Hierdoor rommelt het intern behoorlijk, de grote vraag is nu: ‘Waar kunnen we kosten besparen, welke projecten kunnen we reorganiseren?’
Net als de vorige geïnterviewde medewerker rechtvaardigt hij de doorlopende investeringen in olie en gas met het argument dat er nog vraag naar is. We mogen blij zijn als opkomende economieën gebruikmaken van het aardgas dat Shell de komende decennia hoofdzakelijk wil gaan leveren (omdat de verbranding van aardgas minder CO2-uitstoot veroorzaakt dan de verbranding van kolen of olie).
Hij verwacht wel een kantelpunt: op een gegeven moment is groene energie voldoende winstgevend en zal dat een grotere vlucht nemen. Tot die tijd geldt: ‘Of ik er nou werk of niet, of sterker nog, of Shell er wel of niet is, dat zou helemaal niks veranderen aan het systeem en de CO2-uitstoot.’
Deze vermeende machteloosheid van Shell en zijn medewerkers lijkt een terugkerend thema te worden in de Shelldialogen.
Het laatste wat me opviel was de analyse die deze medewerker maakte van de houdgreep waarin landen elkaar houden. Geen enkel land wil het klimaatprobleem aanpakken als dat ten koste gaat van de economische groei.
Daarom is de invoering van een CO2-belasting zo moeilijk. ‘Om te zorgen dat er op een hoger niveau iets gebeurt, zou bij wijze van spreken iedereen GroenLinks moeten stemmen, of Partij voor de Dieren. Maar als je de stemverhoudingen in Nederland ziet, dan krijg ik niet de indruk dat iedereen dusdanig is begaan met de CO2-uitstoot.’