Waarom ik gek word van de moedermaffia (en wat ik eraan deed)
Nora/Een poppenhuis (1879) van Hendrik Ibsen is een revolutionair stuk. Het hoofdpersonage, Nora, trekt namelijk na allerlei verwikkelingen de deur van de echtelijke woning voorgoed achter zich dicht:
Nora: Ik moet ervaring zien op te doen, Torvald.
Helmer: Je huis, je man en je kinderen te verlaten! En denk je er heelemaal niet aan wat de menschen daarvan zullen zeggen?
Nora: Daar kan ik mij niet aan storen. Ik weet alleen dat het voor mij noodzakelijk is.
Helmer: O, het is schandelijk. Dat je je zoo aan je heiligste plichten onttrekken kunt!
Nora: Wat noem je mijn heiligste plichten?
Helmer: Moet ik je dat nog zeggen? Heb je geen plichten jegens je man en je kinderen?
Nora: Ik heb nog andere even heilige plichten.
Helmer: Dat heb je niet. Wat zouden dat wel voor plichten zijn?
Nora: Plichten jegens mij zelf.
Helmer: In de eerste plaats ben je vrouw en moeder.
Nora: Daar geloof ik niet meer aan. Ik geloof dat ik in de eerste plaats mensch ben, ik, net zoo goed als jij. [...] Ik moet zelf nadenken over de dingen en tot klaarheid zien te komen.
En dat komt ze: het gezin en zelfontplooiing zijn voor haar niet te combineren. Ze vertrekt.
Een conclusie waar ik van schrok. Ze lijkt nu weer even waar als toen. Een kind hebben en even vrij leven als een man, dat staat de samenleving niet toe.
Geen moedermaffia, maar moedermormonen
Voor ik een kind had, viel het woord ‘moedermaffia’ weleens. Iets met allemaal dingen moeten. Met elkaar de les lezen.
Mij krijgen ze niet te pakken, dacht ik toen.
Maar nu ik een kind heb, moet ik mijn best doen ze buiten de deur te houden. Dat lukt best goed, maar toch kruipen ze soms, via de kleinste kiertjes, mijn leven binnen:
- Ze staan opeens in mijn keuken afkeurend over de diepvrieserwten gebogen waar ik een papje van brouw.
- Ze vinden dat ik een jaar lang borstvoeding had moeten geven, omdat melkpoeder nu eenmaal gemaakt is van de uitwerpselen van de duivel.
- Ze zijn van mening dat ik mijn kind aan me vast moet plakken in draagdoeken en in het echtelijk bed aan mijn boezem moet drukken, tot hij minstens zes jaar oud is.
- Ze vinden dat niet een klein beetje, maar heel erg. En ze zijn de hele dag, tussen het zorgen door, bezig om dit met de wereld te delen.
Klinkt dit ouderwets? Struin het internet maar eens af en zie hoe moederschap anno 2016 - onder het mom van ‘het beste voor het kind’ - in een keurslijf wordt geperst.
Dus eigenlijk vind ik ‘moedermaffia’ nog een veel te stoer woord. Ze zijn niet een of andere bende die met charme, geweld en chantage probeert je te onderdrukken. Ze zijn eerder fanatieke, brave zendelingen. Moralisten. Moedermormonen. Overtuigd van hun eigen heilige gelijk. Dat er maar één manier is om een goede moeder te zijn, en dat is door jezelf volledig over te geven aan het gezin. Precies zoals bij Nora.
En hun invloed is groot
‘Het is allemaal onzekerheid,’ zei mijn moeder toen ik haar laatst zo’n rij moedermormooncommentaren op Facebook liet zien. ‘Jij bent toch ook weleens onzeker?’
Tuurlijk. En ik moet toegeven: soms zocht ik hun gezelschap ook op, ’s nachts op mijn telefoon, wanneer mijn zoontje niet wilde slapen en ik mezelf ten einde raad onderdompelde in hun antwoorden op alles. En heel even dacht ik dan dat er iets mis met me was. Hield ik wel genoeg van mijn kind? Moest ik niet, net als zij, veel thuisblijven, op babysalsales en bij ieder hoestje naar de dokter? Had ik niet, omdat ík onze zoon gedragen heb en ter wereld geholpen, een veel grootsere band met hem dan mijn vriend?
En moedermormonen vond ik niet alleen online. Op het consultatiebureau werd mijn vriend in eerste instantie genegeerd en moest ik meerdere keren benadrukken dat hij toch echt voor de helft verantwoordelijk was voor het grote opvoeden. En op de crèche, waar hij ons kind iedere week haalde en bracht, werd hij pas serieus genomen toen hij er ook nog eens vroeg hoe zijn dag was geweest.
Wanneer het over opvoeden gaat, worden altijd en overal de moeders aangesproken en de vaders als een lul-de-behanger behandeld
Wanneer het over opvoeden gaat, worden altijd en overal de moeders aangesproken en de vaders als een lul-de-behanger behandeld. Zelfs mijn vriend zei in die eerste zware maanden weleens ‘jij bent veel beter met hem’ of ‘jij kent hem al langer.’
Toen de nachten echt heel kort waren, probeerde ik de jas van het heilige moederschap ook maar eens uit. ‘Volgens mij moet je hem veel langer vasthouden voor je hem in bed legt,’ zei ik bijvoorbeeld tegen mijn vriend. ‘Ik weet dat soort dingen nu eenmaal van nature.’
Maar niet lang daarna dacht ik: als ik nu zo door blijf gaan, dan is het voor altijd bekeken. Dan wring ik mezelf in een leven dat ik niet wil. Dan eis ik mijn zoon op en zet ik mijn vriend buitenspel. En dan, na een paar jaar, kijk ik naar mezelf en ben ik dit: het hoofd van het huishouden op de eerste plaats. Een vrouw met een gezellige parttimefunctie op de tweede plaats.
En mijn vriend? Die werkt vrolijk fulltime verder, want die wordt niet aangesproken op de dingen die hij moet doen om een goede vader te zijn. Een goede vader werkt, een goede moeder zorgt en werkt erbij.
De gevraagde rolverdeling geldt overigens ook voor mijn vriend. Toen hij na de geboorte van onze zoon een maand vrij nam, vroegen sommige opdrachtgevers na twee weken of hij niet al klaar was met dat zorgen. En ook de voorgeschreven borstvoeding maakte dat hij in eerste instantie een relatieve buitenstaander was, die niets anders te bieden had dan sterke armen die luiers konden verwisselen.
Maar hoe dan wel?
Dit is de meest intense periode uit ons leven. Een tijd waarin je makkelijk in een voorgeprogrammeerde rol schiet, omdat dit veel gedoe scheelt. Waarom zou je het jezelf moeilijk maken door je totale individualiteit te bevechten, als zoveel mensen daar eigenlijk niet op zitten te wachten? Of, aan de andere kant: waarom zou je ruzie maken over het huishouden als je net zo goed zelf even snel de vloer kan stofzuigen? Kan ik immers niet gewoon net wat beter poetsen dan mijn vriend?
Schik jezelf naar de huidige moraal die moeders voorschrijft het kind tot lang na de geboorte aan zich te ketenen, werk minder dan je man en regel ook nog eens vrijwel alles in en rondom het huis: de wereld zal je omarmen.
Mijn vriend en ik hebben niet echt de makkelijkste weg gekozen, maar we hebben het met horten en stoten nu zo’n beetje voor elkaar. We proberen alles eerlijk te verdelen.
Dat betekent dat hij geen papadag heeft, maar voor ons kind zorgt.
Dat betekent dat ik, zoals ik zoveel vaders om me heen zie doen, met vrienden doorzak in de kroeg. Of avonden werk. Of gewoon even niet zorg, omdat ik geen zin heb.
En dat betekent ook dat ik niet als enige volledig verzuip in het nieuwe en heftige leven, omdat we elkaar afwisselen. Beiden zowel moeder als vader zijn.
En natuurlijk: tussen alle gelukzalige momenten door worstel ik met hoe ik het dan wel wil doen.
Zoals Nora in Ibsens stuk wanhopig de tarantella in haar woonkamer danst om het noodlot, dat komt met de brief die haar man zal vertellen over haar schulden, buiten de deur te houden, zo heb ik de laatste maanden mezelf vaak doen geloven dat mijn leven nog net zo avontuurlijk kan zijn als daarvoor.
Het verzet tegen de regelmaat die het ouderschap met zich meebrengt, is soms doodvermoeiend.
En toch, ondanks alle twijfel die ook mij in donkere uren doet afvragen of ik het allemaal wel goed doe, denk ik dit: pak als vrouw de vrijheid die je nodig hebt om een gelukkig mens te zijn. Zorg ervoor dat, na die eerste maanden waarin jij thuis bent en je vriend van de overheid op z’n werk moet zitten, die nieuwe verdeling niet definitief is. En: blijf ver weg van de moedermormonen en aanverwanten als je van mening bent dat je net zoveel recht hebt op een leven vol zelfontplooiing als de man die de vader van je kind is.
Trek net als Nora af en toe die deur achter je dicht, maar zorg ervoor dat je met een blij gemoed weer terug kunt keren.