De ziel van Amerika zit onder de dop van de grootste ketchupfles ter wereld
Dit verkiezingsjaar spreek ik onbekende Amerikanen die campagne voeren om hun stad of straat beter te maken. Vandaag: Judy DeMoisy, die meteen verliefd was toen ze de - destijds nogal vervallen - Grootste Ketchupfles ter Wereld bezocht, en haar redde.
Voordat ik uit Amerika vertrok om weer in Nederland te gaan wonen, wilde ik nog één keer naar ’s Werelds Grootste Ketchupfles. Deze fles, te zien in het stadje Collinsville, Illinois, stamt uit 1949.
Het is eigenlijk een watertoren, in de vorm van een fles. De officiële naam luidt Brooks Catsup Bottle Water Tower. Het gevaarte meet vijftig meter, inclusief poten. De watertoren hoort bij een fabriek van Brooks Ketchup. De fabriek is dicht, maar de toren is er nog, als een frivole bezienswaardigheid, een wereldberoemd baken in Collinsville en omstreken.
Ik had de ketchupfles al eens eerder bezocht, met mijn vrouw. Het kostte me wat moeite haar te overtuigen, ook al was het maar een halfuurtje rijden.
Toen we uiteindelijk Collinsville inreden - een wat slaperig stadje, met veel boeren, trouwens ook de Mierikswortelhoofdstad van de wereld - en het wereldwonder zich in volle glorie aan ons openbaarde, het ketchuprood nog dieper door een fraaie regenwolk, waren we allebei, om eerlijk te zijn, niet overweldigd.
De grote ketchupfles bleek een grote ketchupfles. Op die letterlijke betekenis viel niets af te dingen, maar daarmee leek ook het meeste gezegd. Er waren geen andere bezoekers. Er was geen kraampje waar je replica’s kon kopen. Het verkeer raasde voorbij.
We vergaten zelfs een selfie te maken. Toch liet de ketchupfles me niet los
We vergaten zelfs een selfie te maken. Toch liet de ketchupfles me niet los.
De afgelopen jaren reed ik door talloze Amerikaanse gehuchtjes. Ik stelde een wet op: hoe kleiner het stadje waar je doorheen rijdt, hoe groter de kans dat je er een Grootste Ding ter Wereld tegenkomt. Juist in kleine steden willen Amerikanen graag de grootste hebben.
De grootste hebben is trouwens niet zo moeilijk, als je de categorie maar klein genoeg maakt. Zo vind je, verspreid over de VS, bijvoorbeeld ’s werelds grootste koffiepot, kettingzaag, honkbalknuppel, picknicktafel, snoekbaars, schaakstuk, pistachenoot, pecannoot, watermeloen, rolschaats, kantoorstoel, meerval, spinazieblikje, thermometer, hamsterrad, artisjok, breinaald, hooivork, onderbroek, aardbei, chocoladewaterval, koeienschedel - enzovoorts, de lijst kan met honderden grootsten worden uitgebreid.
In Nederland heb je ook wel kleine steden, maar die hebben geen Grootste Dingen, behalve Barneveld, daar had je ooit het Grootste Ei ter Wereld.
De ketchupfles, dacht ik, staat symbool voor die typisch Amerikaanse grootheidswaanzin. Voor dat mengsel van lokale trots en citymarketing — een jarenvijftigmegalomanie die tegenwoordig soms zo tragisch contrasteert met de werkelijke allure van het ploeterende heartland.
Ik dacht, kortom, dat de ziel van Amerika in die ketchupfles zat. En om die ziel te bestuderen, moest ik dieper de fles in kijken, onder de dop.
En daar, in die fles, trof ik Judy DeMoisy, bijgenaamd de Catsup Bottle Lady, met haar man, Mike Gassmann, bijgenaamd ‘the Big Tomato.’
Het begint bij DeMoisy. Zij kwam begin jaren negentig in Collinsville wonen, nadat ze jaren met haar toenmalige man, die bij de luchtmacht werkte, over de wereld had gezworven. In Collinsville kende ze vrijwel niemand, maar de eerste keer dat ze de ketchupfles zag, was ze meteen verliefd. De fles was in die tijd ernstig vervallen, de trots van het stadje roestig.
DeMoisy aarzelde niet: ze vormde met, voornamelijk oudere, vrijwilligers de Catsup Bottle Preservation Group. En begon geld in te zamelen voor restauratie.
‘Het was mijn Eiffeltoren,’ vertelt ze me, in haar huis in Collinsville. We zitten op de bank, haar man is er ook. Het is zo’n vrijstaand huis met gazon in het suburbia dat je kent van de film, mensen die alles hebben, nu nog iets om voor te leven.
DeMoisy wijdde haar leven aan de fles. Haar huis is volgehangen met vintage afbeeldingen van de ketchupfles. Ze verzamelt originele oude flessen. Haar kelder staat vol ketchupfles-merchandise: T-shirts, mokken, stickers, replica’s. Haar dochter heet Brooks - naar de ketchupfabrikant. Haar nieuwe man, Mike Gassmann, leerden ze kennen via de ketchupfles. Op de keukentafel staat een machine om buttons te maken: DeMoisy was net bezig met het vervaardigen van buttons voor het aanstaande ketchupflesfestival.
‘Ik begon te evangeliseren, mensen dachten dat ik gek was,’ vertelt DeMoisy over die begintijd. Ze bezocht gemeenteraadsvergaderingen met een pan vol dampende ketchup, om lokale politici wakker te schudden: deze geur hing ooit boven de stad Collinsville, honderd jaar geleden werd hier al ketchup gemaakt, ouden van dagen herinneren zich de geur als de dag van gister! Het ging haar erom dat mensen hun geschiedenis weer waardeerden, zegt ze.
Haar dochter heet Brooks - naar de ketchupfabrikant
Elke zaterdag verkocht ze T-shirts bij de ketchupfles. Dat deed ze veel liever dan bedelen bij grote bedrijven; hoe meer inwoners betrokken werden, hoe beter.
Het geld stroomde binnen. De toren werd gerestaureerd. Maar er voltrok zich veel meer dan een likje verf.
Het leek wel of DeMoisy de aanvoerder was geworden van een echte ketchupflesbeweging. Op de vijftigste verjaardag van de fles werd het eerste ketchupflesfestival gehouden. Dat is nu een jaarlijkse traditie. De fles is in honderden artikelen en boeken genoemd. DeMoisy liet me archiefkasten zien vol media-aandacht.
Collinsville had zijn trots terug, zijn baken. Grassman, ‘the Big Tomato’, vergelijkt de fles met de watertorens die je in bijna alle plattelandsstadjes ziet. Daar staat vaak groot de naam van het stadje op. ‘Ze vertegenwoordigen de gemeenschap,’ zegt hij.
Ik snapte waar hij op doelde. Die watertorens hebben allereerst een praktisch doel, drinkwatervoorziening. Daarnaast zijn de bouwwerken ook bakens: ze laten je letterlijk zien waar je bent.
Maar ze hebben minstens zoveel waarde als symbolen: er spreekt gemeenschapszin uit, zelfvertrouwen, lokale worteling en trots - precies de waarden die onder spanning staan in veel kleine steden. Je zou kunnen zeggen: aan die watertorens kun je aflezen hoe het met het bijbehorende stadje vergaat. Roest de toren, dan roest soms ook de gemeenschap.
Komende week heeft voor de achttiende keer het Grootste Ketchupfles ter Wereld-Festival plaats. Er zullen hotdog-eetwedstrijden zijn, een Little Princess Tomato & Sir Catsup-verkiezing.
De verjaardag van de fles zal groots worden gevierd met taart en de inwoners van Collinsville zullen samen het ketchupfleslied zingen:
We all stood around And looked up in the sky At the mighty catsup bottle And we all exclaimed "OH MY!" The tower that we looked at Was so mighty grand, The greatest catsup bottle Ever seen throughout the land
Het lied is een nieuw volkslied voor het stadje geworden.
Op veel plaatsen in de VS is de gemeenschapszin verdwenen. Door individualisering, economische neergang, noem maar op. Het is dit vacuüm, waar populisme goed op gedijt: daar waar bomen gekapt zijn, gaat het zand schuiven.
Nu begreep ik beter wat DeMoisy voor elkaar had gekregen. Ze had de roestige fles great again gemaakt, maar dat betekende veel meer dan een lik verf. Ze had de oerkracht genaamd community spirit wakker geschud. Ze had de inwoners letterlijk verzameld rond de toren. Ze had een komisch, industrieel bouwwerk veranderd in een soort totempaal.
Voor ik afscheid nam, dook Judy DeMoisy nog haar kelder in en kwam terug met stapels spullen om mee te geven: babyrompertjes met de ketchupfles voor mijn zoontje, mokken voor mijn vrouw, een speldje en twee T-shirts met de ketchupfles en de tekst SIZE DOES MATTER.
Dat is het mooie van al die Grootste Dingen: ze kloppen op de borst, ze claimen de winnaar te zijn, the greatest, maar zonder anderen de kleinste te noemen.
Deze ketchupfles heeft gemeenschapszin gecreëerd. Hij is een symbool voor nostalgie, ja, maar heimwee zonder stagnatie. Voor lokale trots, maar met zelfspot. Voor groepsgevoel, maar zonder het gif van populisme.
Dit is chauvinisme zonder slachtoffers. De heilige graal.
Ik reed naar huis via de toren. Het ding was nog steeds onveranderd, maar ik keek nu anders. Er zit dan wel geen ketchup onder de dop, zelfs ook geen water meer, maar er ging, of vergiste ik me, een bijna spirituele kracht van uit.
Misschien zijn dit grote woorden, maar ook als correspondent Klein Amerika moet je soms over grotere zaken spreken - en er is niks groter dan de grootste ketchupfles ter wereld, ik heb ’m zelf gezien en ik heb het T-shirt.