Dit is waarschijnlijk de bekendste foto uit Roermond. Een zwart-witfoto van een grafmonument. Grove pixels, dik aangezette contrasten, twee zerken waaruit handen komen die naar elkaar reiken. Een katholieke vrouw en haar protestantse echtgenoot, naast elkaar begraven in 1888.

Het is al jaren een hit op internet. De foto duikt op in clickbaitartikelen als 19 of the Best Historic Moments Caught on Camera Will Mesmerise You of These 15 Incredibly Rare Historical Photos Will Leave You Speechless. Ook op Twitter komt de foto om de zoveel tijd langs, zoals hier:

De originele foto ken ik niet, maar dit rondzwervende beeld biedt kennelijk een boodschap waar grote behoefte aan is. Dat liefde alle obstakels overwint, dat twee geloven elkaar de hand schudden, dat creativiteit door muren kan gaan, een lofzang op het nonconformisme - noem maar op.

Een twitteraar wees me op de overeenkomst met een ander beroemd beeld: de Geliefden van Teruel, een Spaanse legende over een onmogelijke liefde die zich na de dood alsnog voltrok:

Foto: Diego Delso / Wiki Commons

Maar het Roermondse verhaal is geen legende. Het gaat over cavaleriekolonel Jacobus Warnerus Constantinus van Gorkum (1809-1880) en jonkvrouw Josephina Carolina Petronella Hubertina van Aefferden (1820-1888).

Zij was van adel, hij niet. Hij was in dienst van het Nederlandse leger, haar familie bekostigde de afscheidingsstrijd van België

Ze hadden meer dan verschillende geloven. Zij was van adel, hij niet. Hij was in dienst van het Nederlandse leger, haar familie bekostigde de afscheidingsstrijd van België. En dan was hij ook nog elf jaar ouder. Dat ze trouwden, was een daad van liefde die voor veel beroering zorgde.

Hun grafmonument, bekend als het Graf met de handjes, staat op de begraafplaats van Roermond. Je kunt het nog gewoon bezoeken. Al had het weinig gescheeld, want ooit wilde de gemeente een flat bouwen op de uit 1785 stammende begraafplaats.

Dat dat niet gebeurde, is mede dankzij vrijwilligers die zich bleven bekommeren om de historische plek. Een van die vrijwilligers brengt me op een dinsdagmiddag naar het monument: John Vaessen, auteur van Dood, maar niet vergeten. Graven en grafkelders op ‘den Aje Kirkhaof’ in Roermond.

Voor we daar komen, voert hij me eerst ruim een uur mee over de rest van het kerkhof. Later zal hij zeggen dat hij vroeger ‘kotsbeu’ werd van al de mensen die alleen voor dat monument kwamen. ‘Altijd maar weer die hándjes!’

Begrijpelijk, want op het oude kerkhof is veel meer te zien, het is een prachtige plek, een verborgen Bovendien zorgde die grote omleiding ervoor dat ik die ‘handjes’ meer ging waarderen.

Nergens krijg je zo’n helder beeld van de waanzin der levenden als op een begraafplaats: daar zie je dat ze na hun dood gewoon doorgaan met vechten om het beste plekje.

Begraafplaatsen zijn versteende samenlevingen, microversies van de stad waar ze bij horen. Het Oude Kerkhof heeft vier - of eigenlijk vijf - ‘wijken’: een grote katholieke wijk, een kleinere protestantse, twee nog kleinere joodse wijkjes en eentje voor de verloren zielen. Daar liggen zij die tot geen kerk behoorden, zoals een humanist of een NSB’er die zelfmoord pleegde (overigens was die zelfmoord de reden dat hij als ‘verloren’ werd beschouwd).

De begraafplaats is, kortom, een compleet verzuilde samenleving

En dan had je nog de doodgeboren kindjes die vroeger precies op grens van gewijde en ongewijde grond werden begraven: God mocht dan weten waar ze thuishoorden.

Al die wijken kenden hun eigen toegangspoort, zodat de gelovigen elkaars grond niet hoefden te betreden. Het is, kortom, een compleet verzuilde samenleving.

Al die wijken zelf zijn ook weer opgedeeld: in hoeveel geld je had. Tot in vier klassen aan toe. De eerste klas bij de katholieken is de villawijk, met ruime praalgraven en grote grafkelders. De duurste graven liggen het dichtst bij de Bisschoppelijke Grafkapel.

De vierde en laagste klasse, die begin vorige eeuw werd ingesteld, was voor de paupers die op kosten van de staat werden begraven. Die indeling in vier klassen bestond tot aan 1947.

Maar ook na die tijd draaide het maar om één ding, net als op Funda: location, location, location. Vaessen toont me bijvoorbeeld het ‘Duitse bosje’: een stuk kreupelhout, waar ooit Duitse oorlogsgraven lagen. Die werden verplaatst, maar sindsdien wilde geen Nederlander er meer liggen.

En zelfs mensen die het beste plekje kregen, weigerden dat soms. In de crypte van de Bisschoppelijke Kapel waren enkele erkers wel voorzien van naamplaatjes, maar zonder graf. Een bisschop wilde hier niet begraven worden omdat hij zijn opvolger niet mocht, en niet tot in eeuwigheid naast hem wilde liggen.

En nog steeds zijn het de rijken die zich postuum een praalgraf kunnen veroorloven. Zoals de accountant die onlangs een prachtige, neogotische grafkapel liet optrekken. In hardsteen en met glas-in-lood met familiewapens. Precies pas tussen de andere graven. Kosten naar verluidt: een half miljoen.

Zo komen we aan bij het beroemdste graf van Roermond: de twee geliefden die het een worst zou wezen waar ze lagen, als ze maar bij elkaar lagen.

De kolonel overleed na een gelukkig huwelijk van 38 jaar. Tot ieders verbazing, aldus Vaessen, werd hij ter aarde besteld in een armzalig uithoekje van het protestantse deel, tegen de muur aan.

Het kwartje viel pas acht jaar later, toen zijn vrouw overleed. Ook zij liet een topplek schieten (namelijk het praalgraf van haar familie). Zij ging ook tegen de muur liggen, aan de andere kant. Onder de grond, zij aan zij.

En om een lange neus te trekken naar de hele verzuilde samenleving, verrezen er twee bijna identieke zerken. Die over de muur heen werden verbonden met twee handjes. Alsof ze ontsnappen en elkaar over het muurtje helpen.

Een Duitse bezoeker komt langs om foto’s te maken van het monument. ‘Het is wereldberoemd,’ zegt hij. Vaessen weet er alles van. ‘Op mooie dagen is het hier nummertjes trekken.’

Het graf met de handjes, in dat lullige hoekje, is nu beroemder dan de Bisschoppelijke Kapel of de pronkgraven. Een pelgrimsoord. Een postume spot van twee eigenwijze mensen.

Het is een postume spot van twee eigenwijze mensen

Om te snappen hoe modern deze negentiende eeuwse geliefden waren, hoe ver hun tijd vooruit, moet je het monument in kleur zien. Daarom is het goed het Graf met de handjes in het echt te te bezoeken. Maar dan eerst een rondje over de rest van de dodenakker maken.

Dan krijg je een helder beeld van de obstakels die de twee geliefden moesten overwinnen: niet alleen de klassenmaatschappij en de religieuze scherpslijperij, maar alle mensen die zeggen hoe het eigenlijk hoort, alle duizenden mensen die uiteindelijk wel in de pas liepen, alle hokjes en roddels.

Een foto delen is zo gebeurd, maar je hart volgen, eigenwijs zijn, dat is heldendom.

Lees ook:

Stel, meer dan de helft van de Nederlanders is straks moslim. Wat voel je daarbij? Hij schreef een van de boeiendste boeken van het jaar: Maarten Zeegers, de journalist die zich drie jaar voordeed als moslim om de groeiende invloed van religie in de Haagse wijk Transvaal te peilen. Wat het over de Nederlandse identiteit vertelt, is razend actueel. Lees het verhaal van Arjen hier terug Heel veel Nederlanders hebben het ‘als dit zo doorgaat’-gevoel. Kijk maar in Ypenburg Veel Nederlanders hebben het ‘als dit zo doorgaat-gevoel’: als dit zo doorgaat, wordt studeren onbetaalbaar, ben ik de enige witte in mijn wijk, lig ik te creperen in een verzorgingstehuis. Je treft het gevoel in de buitenwijken van Nederland. Zoals Ypenburg. Lees het verhaal van Arjen hier terug Wie wil weten hoe het ervoor staat met Nederland, moet het een trambestuurder vragen Als er iemand is die elke dag de samenleving aan zich voorbij ziet trekken, dan is het wel een trambestuurder. Daarom leen ik vandaag de ogen van Wilma van de Pol, bestuurder van Tram 11 in Den Haag. Vanuit haar glazen hokje heeft ze een uniek zicht op verdeeld Nederland. Lees het verhaal van Arjen hier terug