Dit stadje heeft z’n hoop gevestigd op de man die steenkool weer groot zal maken
Dit verkiezingsjaar spreek ik onbekende Amerikanen die campagne voeren om hun stad of straat beter te maken. Vandaag: mijnwerkers die steenkool weer ‘great’ willen maken.
Het is de vrolijkste zaterdag van het jaar in West Frankfort, Illinois. Het stadje viert de 75ste editie van het Old King Coal Festival, een feest ter ere van de steenkoolmijnen. Er is een kermis, een groot podium met livemuziek en een parade. Door de gewoonlijk verlaten en vervallen hoofdstraat trekt nu een stoet voorbij van praalwagens, oldtimers en raceauto’s. Kinderen rennen opgetogen de straat op om het snoep te rapen dat van de wagens wordt gestrooid. Zelfs een soort Miss Steenkool komt voorbij.
Knijp je ogen halfdicht, en het lijkt weer net als vroeger, toen West Frankfort de steenkoolhoofdstad van Illinois was. En toen het steenkoolfestival liefst 200.000 mensen naar het stadje trok.
Maar het is een feest tegen beter weten in.
Nog altijd is steenkool verreweg de belangrijkste grondstof voor de elektriciteit die uit Amerikaanse stopcontacten komt. Maar de productie van steenkool is sinds 2008 met vijftien procent gedaald. Vooral omdat elektriciteitscentrales overschakelden op goedkopere bronnen, zoals aardgas. En door concurrentie van steenkool uit lagelonenlanden. En door strengere milieuwetgeving in Amerika zelf.
De vette jaren zijn voorbij. Het inwonertal van West Frankfort is de laatse decennia gekrompen van 20.000 tot ongeveer 8.000. Jonge mensen horen oudere generaties stoere verhalen vertellen over werken in de steenkoolmijnen, maar zelf hebben ze geen werk.
De slachtoffers van het einde van de mijn
De 22-jarige James, bijvoorbeeld, zit met twee hondjes op schoot voor zijn huurappartement naar de parade te kijken. Zijn laatste (tijdelijke) baan, waarvoor hij helemaal naar North Dakota moest verhuizen, was in de olie-industrie. Terug in West Frankfort kan hij op zijn best werk vinden in een fastfoodrestaurant, voor 8 of 9 dollar per uur. Leuk toen hij zestien was, maar hij kan er geen gezin (waar hij van droomt) van onderhouden.
‘Ik haat het om geen baan te hebben,’ zegt hij. ‘Ik haat het om afhankelijk te zijn van mijn verloofde.’ Hij houdt zijn wijsvinger en duim vlak van elkaar. ‘Ik voel me zó klein.’
Even verder staat de 84-jarige Kenneth. Hij hoorde bij de generatie die nog mazzel had. Of relatief gezien, dan. Hij werkte tientallen jaren ‘onder de grond’, op ruim tweehonderd meter diepte. Het was gevaarlijk werk, erkent hij - ‘Ik dank de Heer dat ik er nog ben’ - maar hij hield van dit werk, van zijn maten in de mijn.
En het bracht goed geld op, soms wel 50.000 dollar per jaar. Dat geld sijpelde door naar de rest van de gemeenschap.
Maar nu, na bijna een eeuw van welvaart door de steenkool, het einde van een tijdperk nadert, klinken in het stadje weemoed en wanhoop door elkaar. Bijna iedereen die je in het stadje spreekt heeft wel een verhaal over hoe mooi die mijnen waren en hoe zwaar het leven nu is.
De afgekeurde vrachtwagenchauffeur Robbie staat in een wit hemd naar de parade te kijken. Hij zwaait naar de stoet. Alsof het fraaie verleden aan hem voorbij trekt. Alsof hij het vaarwel zwaait. Vanaf zijn zestiende werkte hij voor de mijnen, zegt hij. ‘De meeste jonge mensen vertrekken nu omdat er geen werk meer is,’ zegt hij. ‘Als ik jong was, zou ik dat ook doen.’
Verraden door de eigen regering?
Nu zou je kunnen denken: jammer, maar de tijd van steenkool is nu eenmaal voorbij, wen er maar aan.
Maar daar denken de mensen hier anders over.
Steenkool was niet alleen hun werk, maar ook hun identiteit. ‘We zijn steenkoolmensen, dit is wat we doen,’ hoor je steeds. En: velen zien de neergang van steenkool niet als onvermijdelijk: ze zien het als een politiek verraad.
Vooral Barack Obama is de schuldige. Die heeft de milieu-eisen zo streng gemaakt, zeggen ze, dat steenkool uit de gratie is geraakt.
Daar zit wat in. Obama kwam met een Clean Power Plan. Dat moet elektriciteitscentrales dwingen over te schakelen van steenkool op groenere bronnen.
De Democratische partij koos de afgelopen jaren vaker tegen steenkool. De partij wist dat ze daarmee stemmen zou verliezen in mijngebieden (veel mijnwerkers stemden democratisch), maar stemmen zou winnen van milieubewuste mensen in de steden. Meer dan er mijnwerkers zijn. De Democraten hebben de mijnwerkers helemaal niet meer nodig.
Dus: een Facebookpagina
Om dat machteloze gevoel te doorbreken, begon een mijnwerker, Bob Sandidge, afgelopen februari een protestbeweging.
Of eigenlijk begonnen hij en zijn vrouw Kelly gewoon een Facebookpagina. Ze noemden haar: de Coal Miner’s Movement. Nog datzelfde weekend waren er 13.000 likes. Inmiddels zijn dat er bijna 30.000.
Op de bijbehorende website noemt hij vijf actiepunten:
- We willen een einde aan de oorlog tegen steenkool.
- We willen een eerlijk speelveld met alle andere energiebronnen.
- We willen investeringen in schone steenkooltechnologie.
- We willen dat de mensen in Amerika de voordelen van steenkool snappen.
- We willen af van de misvatting dat steenkool een van de vieste brandstoffen is.
Bob is ook op het steenkoolfestival. Hij heeft een kraampje met de slogan: ‘Stop de oorlog tegen steenkool.’ Hij mag het stadje toespreken vanaf het hoofdpodium. Ik spreek hem vlak voor zijn speech.
Bob: ‘Die oorlog vernietigt gemeenschappen, huizen, gezinnen. Wij spreken mensen die in tranen zijn omdat hun man of zoon net zijn baan is verloren.’
En: ‘We zijn, net als iedereen, voor schone energie. Maar waarom investeert de regering dan niet in schonere kolencentrales, zodat de banen behouden blijven?’
Die boodschap kan in West Frankfort op veel weerklank rekenen. Hier zien veel mijnwerkers steenkool als een door God gegeven bron die nog honderden eeuwen voor inkomsten zou kunnen zorgen. Ze begrijpen niet waarom ze niet mogen blijven doen wat hun ouders en overgrootouders deden.
Dus worden ze lid van de mijnwerkersbeweging. Wat die gaat doen? Washington, D.C., bestormen? Bob weet het nog niet. Eerst maar een machtsfactor worden, in dit verkiezingsjaar. Zorgen dat lokale politici eindelijk luisteren.
Verlossende woorden zijn welkom
Mijnwerkers zijn zeker geen doorsnee Amerikanen. Maar hun lot zou je kunnen zien als een uitvergrote versie van wat Amerika overkomt. Na een kleine eeuw van ongekende welvaart, is de groei niet meer vanzelfsprekend. Jonge generaties vragen zich af of ze hetzelfde welvaartsniveau zullen bereiken als hun ouders. Wie hard werkt of studeert, heeft niet langer vanzelfsprekend deel aan de Amerikaanse droom, maar heeft een studieschuld. Privileges van weleer komen te vervallen.
Die onzekerheid over de toekomst, dat is misschien wel heftiger dan eventuele armoede zelf. Het is een gedwongen troonsafstand die veel Amerikanen boos maakt. In elk geval in het stadje van waar Koning Steenkool heer en meester was.
Op het steenkoolfestival klonk desondanks optimisme, vooral dankzij de protestbeweging van Bob Sandidge en zijn vrouw Kelly. Dat optimisme lijkt wellicht irrationeel - marktanalisten zien bijna geen hoop voor steenkool - en concrete plannen om steenkool great te maken zijn er nog niet. Maar juist in onzekere tijden zijn mensen ontvankelijk voor hoop.
Het zal geen toeval zijn dat veel mensen in het stadje op verlosser Donald Trump willen stemmen. En op de baseballcap van Bob Sandidge staat niet zomaar de slogan ‘Make Coal Great Again.’