Zie het als een split screen.

In de linkerhelft van het scherm zien we criticus A. Met een pen in de hand leest hij een boek, eerst nog fronsend, algauw hoofdschuddend en na nog een paar pagina’s smijt hij het woedend in de hoek.

In de rechterhelft van het scherm zien we criticus B. Met een pen in de hand leest hij hetzelfde boek. Al binnen een paar seconden breekt het enthousiasme door op zijn gezicht, hij begint verwoed prachtige zinnen te onderstrepen, stort zich dankbaar in het boek en staart na het lezen diep ontroerd voor zich uit.

Zo ongeveer ging het met de verhalenbundel Er moet iets gebeuren van Maartje Wortel.

Arjan Peters sprak in van ‘een bundel met dertien kleuterverhalen.’ Maartje Wortel was ‘lui geworden,’ haar stijloefeningen kinderlijk, monotoon en vermoeiend. Haar redacteur ‘[had] zitten slapen.’ Janet Luis schreef in dat ze ‘helemaal tureluurs’ werd van Wortels ‘hakketakkerige manier van vertellen.’ Ze noemde de verhalen ‘te wispelturig’ en vond met name De schrijver II, het langste verhaal, ‘een sleperige geschiedenis.’

Andere critici waren enthousiast. Marja Pruis Wortels toon (in hetzelfde verhaal dat Janet Luis zo onverteerbaar vond) ‘onweerstaanbaar.’ Ze prees de ‘grappige bespiegelingen’ en ‘mooie gedachtes,’ maar was ook voorzichtig kritisch over Wortels tobberigheid. Jeroen Vullings vergeleek in Wortels verhalen met die van Gerard Reve en besloot dat de lezer ‘zich tevreden in de handen mag wrijven.’ Ikzelf besprak de bundel kort in Het Parool en was enthousiast, met een paar kanttekeningen.

Ook de Belgische kritieken waren sterk verdeeld. Volgens De Morgen geeft Wortel haar vertellers ‘glansrijk’ een eigen stem en legt de schrijfster ‘de pijn van het mens-zijn bloot.’ Volgens is ‘geen schrijver van korte verhalen vandaag zo goed als Maartje Wortel.’ was lauw en vond De schrijver II ‘navelstaarderij.’

Zo’n sterke verdeeldheid roept vragen op. Niet alleen over het boek, maar over recenseren in het algemeen. Wat is het in Wortels werk dat criticus A het boek door de kamer laat smijten, en criticus B doet jubelen? Wat is er zo vermoeiend of juist zo goed aan haar stijl? Heeft een van de kampen gelijk?

Hoe kun je dit boek goed vinden?

Eind vorig jaar schreef Tim Parks een buitengewoon herkenbaar stuk in met de veelzeggende titel: ‘How Could You Like That Book?’ Het stuk ging precies over dit onderwerp: compleet tegengestelde literaire oordelen.

Parks schreef dat hij niks begreep van het wereldwijde enthousiasme voor de romans van Elena Ferrante. Hij citeerde een volledige alinea uit De geniale vriendin, die hij vervolgens vlijmscherp en vermakelijk onderuit haalde.

Een goedgekozen voorbeeld, sterk onderbouwde argumenten – het was moeilijk om het met Parks oneens te zijn. Met hoeveel plezier en bewondering ik Ferrante ook lees, en zal blijven lezen: dit waren inderdaad wel erg klungelige zinnen.

Ook Maartje Wortel kreeg veel kritiek op haar stijl en haar vage formuleringen. Maar haar criticasters waren een stuk minder overtuigend.

Hoe kun je deze recensie goed vinden?

Dat ik me absoluut niet kon vinden in Arjan Peters’ oordeel, doet er niet eens toe. Dat zijn voorbeelden en argumenten zoveel te wensen overlieten, is wel zonde.

Ik zie nog steeds niet in wat er mis is met de zin die Peters, zonder verdere toelichting, aanhaalde als voorbeeld van Wortels koketterie: ‘Als je naar de foto’s kijkt ben je zo herkenbaar dat je niet snapt hoe je ondertussen bent doorgegroeid.’ Ik begrijp ook niet wat er verkeerd is aan deze zin: ‘Je was even vergeten dat het leven zo gaat, dat alles verloren gaat.’ Natuurlijk, die twee keer ‘gaat’ is misschien niet erg elegant geformuleerd. Maar dat leek Peters niet eens zoveel te interesseren. Hij haalde de zin aan als voorbeeld van Wortels ‘naïviteit als kwaliteit gevierd’ – wat de bundel tot een ‘onneembare horde’ maakte.

Wat Peters’ oordeel zo onvolledig maakt, is dat juist die vaagheid en die naïviteit prachtige zinnen opleveren

Wat Peters’ oordeel zo onvolledig maakt, is dat juist die vaagheid en die naïviteit prachtige zinnen opleveren. Zoals deze: ‘Ik weet niet zeker of liefde bestaat, ik weet alleen zeker dat je je leven lang kan blijven geloven in iets waarvan je niet zeker weet of het bestaat. Dat gegeven blijft toch een van de allerliefste aspecten van het mens-zijn.’

In de tweede zin staan drie vage woorden: ‘gegeven,’ ‘aspecten’ en ‘het mens-zijn.’ En toch is het een geweldige zin, doordat die ambtelijke taal zo perfect vloekt met dat unieke ‘allerliefste.’ Het is hier juist de combinatie van kinderlijkheid en vaagheid die zoveel indruk maakt - en dan hebben we het nog niet eens gehad over het rijke inzicht dat daaraan voorafgaat. Een grote, haast existentiële onzekerheid, en de schoonheid daarvan, in één zin gevat. Het doet denken aan Leonard Cohen’s regels in ‘Anthem’: ‘There is a crack, a crack in everything / that’s how the light gets in.’

YouTube
Beluister hier ‘Anthem’ van Leonard Cohen.

Janet Luis’ oordeel was iets minder negatief dan dat van Peters, iets meer onderbouwd ook, maar die onderbouwing was tegelijk nogal cryptisch en sterk persoonlijk. Luis leek zelf ook niet helemaal te weten wat haar nou precies tegenstond aan Wortels verhalen: Waren het ‘de vreemde vogels’ waarmee Wortel haar lezers opscheepte? De wispelturigheid, de ‘losse beweringen en tegenstrijdigheden’?

Zou Luis zich misschien hebben gestoord aan zinnen als deze? ‘Je maakt afspraken om je agenda te vullen. Vervolgens zeg je die afspraken af, je hebt je eigen vrijheid gekocht, je tijd bevochten. Je hebt er niets voor hoeven doen. Je voelt je er ook niet beter door.’

Eerst is er de dringende behoefte aan gezelschap en meteen daarna de behoefte aan eenzaamheid. De verteller maakt de tegengestelde impulsen inzichtelijk en concludeert vervolgens droogjes dat het allemaal toch niet uitmaakt. Een nuchtere, komische neerslachtigheid, in simpele - misschien zou Peters zeggen ‘monotone’ - zinnetjes.

Het zit ‘m in de onderbouwing

Naast dergelijke zinnen is dat wat sommige lezers zo aantrekt en andere zo afstoot: Wortels licht onaangepaste, chronische twijfelaars. Kennelijk is dit een type personage waar de één zich hartstochtelijk in herkent, terwijl de ander zich daar absoluut niet in kan of wil herkennen, en het liefst met een grote boog om die aanstellers heenloopt.

Illustraties: Bethany Walrond

De ene lezer houdt van de plotselinge, impulsieve wendingen in Wortels zinnen. De andere lezer heeft er geen geduld voor, wordt er tegelijk doodmoe en geïrriteerd van.

Dat is allebei goed voor te stellen. De ene mening is niet beter dan de ander. Dat geldt ook voor de meningen over Er moet iets gebeuren, of over welk boek dan ook. Maar: de ene mening is wel beter onderbouwd, minder gemakzuchtig en daardoor overtuigender dan de ander.

Grote kans dat Maartje Wortel ook met een volgende bundel of roman verdeeldheid oproept. Misschien ligt dat ook wel aan de wisselende aard van haar verhalen, of beter gezegd, aan het verschil in kwaliteit daartussen. Ze wisselt onvergetelijke verhalen af met aardige, maar ook vrij flauwe.

Ze is in vrijwel elk opzicht - ook in kwaliteit - veelzijdig. Juist zo’n schrijver verdient genuanceerde besprekingen. Juist zo’n schrijver gun je goed onderbouwde, positieve en negatieve recensies, argumenten waarmee je het hartgrondig eens kunt zijn, waarna je alsnog tot een totaal ander, volstrekt persoonlijk oordeel kunt komen.

Eerder in de leesclub:

Schrijf je in voor de boekenclub Wil je meelezen? Meediscussiëren? En als eerste horen welk boek we komende maand gaan lezen? Schrijf je deze week in voor de boekenclub, en ontvang het nieuws en de updates in je mailbox.
Naar het aanmeldformulier
Wat je moet weten over de schrijfster van ons boek van de maand Met de boekenclub van De Correspondent lezen we deze maand Er moet iets gebeuren, de nieuwe verhalenbundel van Maartje Wortel. Om je te helpen bij het lezen: wat moet je over haar weten om haar werk op waarde te kunnen schatten? Lees het verhaal hier terug We gaan met nu al 1.500 lezers samen boeken lezen. Deze maand: de nieuwe Maartje Wortel Vorige week kondigde ik de vernieuwde boekenclub van De Correspondent aan. En dat heb ik geweten. Ruim 1.500 lezers sloten zich direct aan. Deze week stel ik het boek van de maand mei aan jullie voor: de verhalenbundel Er moet iets gebeuren van Maartje Wortel. Een boek dat nogal tegenstrijdige reacties oproept en daarom bij uitstek geschikt is om de boekenclub mee af te trappen. Lees het stuk hier terug