Vrijheid, gelijkheid, broederschap? De macht aan het volk? Weinig van terechtgekomen
Wat is er in het huidige Europa geworden van de idealen van de Franse revolutie? Volgende week mag ik daar in De Balie met de Britse socioloog Frank Furedi, de Belgische filosoof Tinneke Beeckman en de Duitse denker Ulrike Guérot over in debat. Kom je ook?
‘Vrijheid is een genereuze drank die een stevige flacon nodig heeft om haar te bevatten.’
Aldus een personage in het toneelstuk Ça ira (1) Fin de Lous over de Franse revolutie. Hij vreest de gevolgen van het revolutionaire idee dat alle mensen gelijk en met dezelfde rechten geboren worden.
‘Is ons volk het wel waard vrij te zijn?’ vraagt een ander zich af. ‘Is ze klaar voor de vrijheid en de emancipatie?’
Het mag een vraag uit vervlogen tijden lijken, feitelijk is deze discussie brandend actueel. De Engelse socioloog Frank Furedi schreef onlangs een prikkelend essay over hoe het wantrouwen jegens het volk ingebakken zit in onze politieke traditie. De verlichtingsdenkers waren al bang voor de publieke opinie, ze steken nog altijd gunstig af tegen de huidige Europese technocraten met hun antidemocratische sentimenten, oordeelt Furedi.
De Britse denker is een van de deelnemers aan een debat over de actualiteit van de Franse revolutie in De Balie op 2 juni, met het toneelstuk Ça Ira als aanleiding. De voorstelling is een week later te zien bij het Holland Festival.
Ik mocht haar al in Lille aanschouwen. Wie op toneel personages van vlees en bloed wil zien, kan beter niet gaan. Maar het is wel een fascinerende praat- (en schreeuw-)voorstelling waarin de ideeënstrijd centraal staat. Wat betekenen de idealen vrijheid, gelijkheid en broederschap? Wat is het volk? Telt ieders stem even zwaar?
Hoe staat het met die idealen?
Vragen die nog altijd actueel zijn. Zo opent Ça ira in tijden dat Frankrijk bijna bankroet is. De eerste minister stelt een hervorming voor om te zorgen dat de geprivilegieerde klasse niet langer via allerlei uitzonderingsbepalingen kan ontsnappen aan haar plicht belasting te betalen. ‘Monseigneur, ik vraag eenvoudigweg belastinggelijkheid voor alle Fransen,’ zegt de koning tegen een vertegenwoordiger van de kerk. In tijden waarin multinationals via slimme constructies op grote schaal aan belastingontwijking doen, klinkt dat onaangenaam urgent.
Een revolutionair noemt het in Ça ira een schandaal dat miljoenen in diepe armoede zijn ondergedompeld terwijl een kleine bevoorrechte klasse zich in luxe wentelt. Ook dat klinkt vandaag de dag vertrouwd in de oren, nu de rijkste 1 procent evenveel bezit als de rest van de wereld en de inkomensongelijkheid in de afgelopen jaren sterk is gestegen en op het hoogste niveau ligt van de afgelopen vijftig jaar.
Gelijkheid bestaat er ook allerminst tussen de burgers van de verschillende EU-landen, oordeelt Ulrike Guérot, de stichter van het European Democracy Lab en spreker bij de avond in De Balie. De huidige EU levert, constateert zij, gelijkheid voor markten en bedrijven, maar niet voor burgers. Zij genieten niet van een gelijke belastingverplichting en gelijke sociale rechten.
Bij het ideaal ‘gelijkheid’ kunnen we dus zeker niet het vinkje van verwezenlijkt zetten. Dat geldt evenmin voor ‘vrijheid.’ Nog altijd is er huiver voor de vrijheid van iedereen zijn stem te laten horen. Ook dreigt, stelt de derde deelnemer aan het debat Tinneke Beeckman, onze vrijheid vandaag de dag sterk beknot te worden. Uit angst voor de terreur, door het oprukken van de surveillance en door de moralisering en dus inperking van het publieke debat.
Al helemaal bekaaid komt de broederschap ervan af. Vreemd genoeg valt het woord niet in het toneelstuk, alsof het het vergeten ideaal is van het trio vrijheid, gelijkheid, broederschap. Op het toneel krijg je ook bepaald niet de indruk dat er sprake is van enige lotsverbondenheid. Niet zelden schreeuwend ondernemen de personages vooral verwoede pogingen hun eigen gelijk te halen. En ook dat komt maar al te bekend voor. In het publieke debat lijkt vooral een aandrang te bestaan te scoren, weinig verlangen tot een vergelijk te komen vanuit het besef dat we toch samen gemeenschap moeten zien te vormen.
In het publieke debat lijkt vooral een aandrang te bestaan te scoren, weinig verlangen tot een vergelijk te komen
Onlangs wijdde eurocommissaris Timmermans een pamflet aan Broederschap. Hij schakelt het gelijk met solidariteit, waar hij een mooie definitie van geeft: ‘gemeenschappelijk handelen vanuit het besef dat er sprake is van onderlinge lotsverbondenheid. Iets met een ander delen, omdat ons dat collectief sterker maakt.’ Maar in Europa is, stelt Timmermans, ‘een schrijnend gebrek zichtbaar aan solidariteit in samenlevingen en tússen samenlevingen.’
Het is een diagnose waar moeilijk aan is te ontkomen. Het gevoel dat we samen in hetzelfde schuitje zitten - of het nu bij het Griekse drama of de vluchtelingencrisis is - en dus maar beter in goede samenwerking samen onze koers kunnen bepalen, lijkt nu niet echt wijdverbreid.
Reden te over dus om nog een keer terug te keren naar de grote idealen van de Franse revolutie en te filosoferen hoe we de kloof tussen droom en werkelijkheid kunnen verkleinen. Op 2 juni doen in ieder geval drie interessante sprekers dat. Fijn als je erbij bent.