Een man met één schoen kijkt om zich heen. De patrouillerende militair met machinegeweer heeft zich net omgedraaid, dus de kust is veilig. De man pist tegen de gevel van een diamantenwinkel, legt zijn ballen weer goed door even met zijn been te schudden en loopt door.

De vlek die hij achterlaat, kruipt richting een stel dat staat te tongen onder een reclamebord voor hamburgers. Daarnaast zit een reisbureau dat je voor zeshonderd euro naar Burkina Faso helpt. Voor de deur zit een orthodoxe jood op één knie. Hij dept met een zakdoek zweet van het voorhoofd van zijn zoontje. Het is Antwerpen, begin juni, en het is warm.

Ik zit aan de overkant, op het terras van een café dat wil dat ik weet dat hun kruidenboter ‘huysgemaakt’ is en lees een boek over een man die alles haat. Zijn vrouw, zijn beroep, het kapitalisme, de overheid, het leven zelf. Hij had gejuicht voor de man met één schoen.

Dingen die ze leuk vinden: Antwerpen. Echt een leuke stad. Net Nederland, eigenlijk. Dat ze hier nooit eerder zijn geweest. Zo ver was het niet rijden

Aan de tafel naast de mijne komen zes Nederlanders zitten. Drie mannen, drie vrouwen. Zes trouwringen, zes zonnebrillen, twaalf verbrande wangen. Zes keer de croque madame en zes cola’s alsjeblieft. Dit is hun jaarlijkse vriendenweekend. Ze proosten erop.

Dingen die ze leuk vinden: Antwerpen. Echt een leuke stad. Net Nederland, eigenlijk. Dat ze hier nooit eerder zijn geweest. Zo ver was het niet rijden. En het is echt een leuke stad. En ze spreken hier dus gewoon Nederlands. Dat had Hans net al gezegd.

Dingen die ze niet leuk vinden: de oppas belde net dat Lieke flink had gehoest vannacht. Niet leuk voor Lieke. Voor de oppas trouwens ook niet. Maar die had ook gewoon eerder moeten bellen. Als haar papa even tegen Lieke praatte, hield ze meestal zo op. Dat had de oppas onderhand moeten weten. Maar goed, de oppas heeft zelf geen kinderen. En je weet hoe mensen zonder kinderen zijn. De andere vijf hoofden knikken.

Na de cola volgt het bier. Hans wordt luidruchtiger, vertelt de mop van de Belg die een lege fles in zijn koelkast heeft voor gasten die niets willen drinken. Een van de vrouwen begint opeens heel zachtjes te praten tegen de rest van het gezelschap. Ik vermoed dat ze last heeft van mijn rook, want ze wijst naar het pakje sigaretten naast mijn glas.

Hans blijft moppen tappen, de mannen blijven lachen, hun buiken doen de tafel trillen. Dan staat de fluisterende vrouw op. Ze komt gehurkt naast mijn tafel zitten. ‘Meisje, mag ik misschien een sigaret van je lenen?’ Ik geef haar de sigaret, ze loopt giechelend terug.

Dan komt de man met de ene schoen weer langs. Hij loopt kriskras door het terras, drinkt een restje bier op uit het glas van een verlaten tafel, pikt een peuk uit een asbak, kijkt ernaar en legt hem weer terug. Hij komt naast mijn tafel staan en houdt zijn handen open, lacht zijn tand bloot. Ik leg een sigaret in zijn hand en hij slentert weer richting station.

De vrouw van Hans tikt mijn sigaret af in haar asbak en schudt het hoofd. ‘God, wat smerig. Hij zat gewoon te bedelen.’

Meer ontmoetingen lezen?

Iemand die ik niet ken: Ahum Elke twee weken schrijf ik over een moment dat ik deelde met iemand die ik niet ken. Een ontmoeting die de betovering verbrak, of het ongrijpbare verklaarde. Deze keer die met twee mensen die veel te veel overbodige onnodige nutteloze woorden nodig hadden om geen punt te maken. Lees het verhaal van Vera hier terug Iemand die ik niet ken: Wiesda Elke twee weken schrijf ik over een moment dat ik deelde met iemand die ik niet ken. Een ontmoeting die de betovering verbrak, of het ongrijpbare verklaarde. Deze keer die met het jongetje dat zijn bal probeerde te verdrinken. Lees het verhaal hier terug