Dit leerden mijn leerlingen en ik van een week zonder mobieltje op school

Johannes Visser
Correspondent Onderwijs
Illustratie: Doeke van Nuil (voor De Correspondent)

In de vijf jaar dat ik lesgeef, is de mobiel steeds prominenter geworden in het klaslokaal. Ik daagde mijn leerlingen uit een week lang elke ochtend hun telefoon in te leveren. Die is veel belangrijker voor hen dan ik had kunnen vermoeden.

Tijdens het achtste uur op vrijdagmiddag geef ik mijn mentorklas Nederlands. Als ik de bak met sokken waar hun mobieltjes in zitten voor de klas zet met de opmerking dat het experiment is afgelopen, stormen ze naar voren. Onder het genot van een tompouce praten we na over Wat is de leerlingen opgevallen, en wat valt mij op aan de dagboekjes die ze hebben bijgehouden?

1. Een mobieltje in de les is de norm...

Ik wist wel dat al m’n mentorleerlingen een mobiele telefoon hebben, maar dat die zo’n belangrijke rol in hun schoolleven speelt, daar sta ik van te kijken. Zodra ze hun opdrachten af hebben, of wanneer ze een les niet interessant vinden, pakken ze hun mobieltje erbij.

Als Manou thuiskomt, heeft ze 335 WhatsAppberichten, twee Snapchats, veertien Twitterberichten, vijftien updates op Instagram en één voicemailbericht

Als Manou na de schooldag thuiskomt, heeft ze 335 WhatsAppberichten, twee Snapchats, veertien Twitterberichten, vijftien updates op Instagram en één voicemailbericht. In de bijdragen onder het stuk, schrijft ze: ‘Er zat een groep bij waarvan ik ongeveer 190 berichten had... Verder vooral ongeruste vrienden (uit andere klassen of van andere scholen) omdat ik niet reageerde tijdens de les... Dat zegt ook wel wat’.

Zijn mobieltjes dan niet verboden in de klas? Volgens het schoolreglement is het gebruik van elektronische apparatuur door leerlingen in de les niet toegestaan, tenzij de docent daar op basis van zijn didactiek opdracht toe geeft. Dat betekent dus dat een docent leerlingen kan vragen hun mobieltjes erbij te pakken, en dat rechtvaardigt dat leerlingen hun telefoon mee de klas in nemen. Kan je van een docent verwachten dat hij voortdurend in de gaten houdt of een van zijn dertig leerlingen niet stiekem zit te appen in de les?

2. ...maar zonder lukt het ook wel

Illustratie: Doeke van Nuil (voor De Correspondent)

De meeste leerlingen zijn de telefoonloze schoolweek met gemak doorgekomen, schrijven zij. Van de 31 leerlingen in klas 4 vwo b begonnen er dertig aan het experiment. Eén leerling deed niet mee, omdat hij het te onhandig vond niet bereikbaar te zijn voor zijn werk en voetbaltrainer. Gedurende de week hebben drie andere leerlingen ‘gecheat’, omdat ze het vervelend vonden geen telefoon op zak te hebben.

De eerste dagen worden leerlingen zich ervan bewust hoe vaak zij hun telefoon gebruiken. Meerdere leerlingen schrijven dat ze veelvuldig uit automatisme naar hun broekzak grijpen om er dan aan herinnerd te worden dat ze hun telefoon hebben ingeleverd. Gedurende de week verdwijnt die reflex.

De leerlingen die meededen schrijven in hun dagboekjes dat het experiment hun meeviel. Op de eerste ochtend zijn ze bang voor afkickverschijnselen, maar gedurende de week merken veel leerlingen op dat ze verwacht hadden ‘dat het erger zou zijn’. Twee leerlingen besluiten halverwege de week zelfs hun telefoon helemaal niet meer te gebruiken, ook thuis niet.

3. Hoewel ze wel op praktische problemen stuiten…

Leerlingen gebruiken hun telefoon zelden voor de inhoud van de les. Twee keer wordt dat wel gevraagd: tijdens biologie voor een opdracht, en bij Frans om Google Translate te gebruiken.

De klokken in 73 procent van de lokalen staan óf 3 uur voor óf 7,5 uur achter

Veel vaker hebben ze hun telefoon nodig om praktische redenen. De eerste dagen zijn leerlingen gedesoriënteerd omdat zij vaak niet weten hoe laat het is. Een leerling schrijft: ‘De klokken in 73 procent van de lokalen staan óf 3 uur voor óf 7,5 uur achter. En dan zijn er ook nog lokalen die überhaupt geen klok hebben.’ Meerdere leerlingen zijn gedurende de week een horloge gaan dragen.

Ook heeft vrijwel geen leerling nog een papieren agenda. Hun rooster en huiswerk checken leerlingen via een app. Sommige van hen hebben hun rooster deze week aan het begin van de dag op hun hand of in hun dagboek geschreven.

Wat mij opvalt, is dat meerdere leerlingen aangeven dat ze onder schooltijd bereikbaar moeten zijn voor hun werk. Eén leerling doet niet mee aan het experiment omdat hij contact wil houden met zijn teamleider bij de Dirk van den Broek, een andere leerling komt er na een telefoonloze dag achter dat haar werk haar die dag ‘gestalkt’ heeft.

4. ...en hun telefoon missen om ‘de les door te komen’

Leerlingen schrijven in hun dagboekjes dat ze hun mobieltje vooral gebruiken wanneer ze zich vervelen. In pauzes en tussenuren, maar ook tijdens de les. Meer dan ooit klagen ze gedurende de week over het tempo en rendement van de lessen. ‘Het lestempo is gelijk, terwijl je nu met 100 procent aandacht erbij bent en anders met 50 procent de les ook kan volgen,’ concludeert een groep leerlingen aan het eind van de week.

Normaal pakken ze hun telefoon om te appen, snapchatten of een spelletje te spelen. Dat is de normaalste zaak van de wereld, blijkt uit hun dagboekjes. Een leerling schrijft: ‘In stilte lezen zonder dat je sneaky je telefoon in je boek kan leggen en appjes versturen… Op zich best leerzaam.’

Leerlingen hebben het voortdurend over ‘een les doorkomen’ en ‘het einde van de dag halen’. ‘Overleven’ is een woord dat vaak terugkomt.

5. Leerlingen zoeken andere manieren om zich te vermaken...

Sommigen vervelen zich zelfs zo erg dat ze met hun grafische rekenmachine regenbogen proberen te maken

Om te overleven, zoeken leerlingen andere manieren om zich te vermaken. Hun dagboekjes staan vol tekeningen, galgje, boter-kaas-en-eieren en kamertjeverhuur. Een leerling schrijft: ‘Sommigen *kuch kuch* ik *kuch kuch* vervelen zich zelfs zo erg dat ze met hun grafische rekenmachine regenbogen proberen te maken.’

Ook zeggen ze dat ze nu meer praten tijdens de les. Dat vind ik interessant, want dat betekent dat ik orde niet moet verwarren met stilte. Een leerling schrijft daar in een bijdrage onder een van de stukken over: ‘Leraren denken dat wij opletten als we stil zijn, of we dan op onze telefoon zitten of niet dat maakt niet uit. Wel erg apart. Als wij niet stil zijn denken ze dat wij minder goed opletten omdat wij praten. Maar zonder telefoon praten we dus meer. Best grappig eigenlijk, leraren die denken dat je oplet als je stil bent. Dan zou het ‘wanneer let een leerling op’ toch echt anders gemeten moeten worden.’

6. …maar doen ook beter mee met de les

Meerdere leerlingen merken op dat zij aan het eind van de week rustiger zijn en hun mobieltje minder zijn gaan gebruiken. Slechts één leerling rapporteert het tegenovergestelde. Hij schrijft dat hij minder geconcentreerd is zonder telefoon op zak.

Niet ieder moment dat ze zich vervelen, spelen leerlingen spelletjes of praten ze. Uit een van de dagboekjes: ‘Ik zit een boek te lezen in m’n uitvaluur. U mag trots zijn.’ Een andere leerling: ‘Nu kan ik eindelijk beginnen aan mijn boek Twee vrouwen. Ik heb toch niks beters te doen.’

Die opmerking dat het mobieltje ‘iets beters’ is, hoor en lees ik vaker. Ik betwijfel daarom of het klopt dat leerlingen hun mobieltje erbij pakken wanneer zij zich vervelen. Het lijkt mij eerder het geval dat leerlingen een les snel ‘saai’ vinden, omdat de docent voortdurend de strijd om aandacht aan moet gaan met de smartphone. Een leerling: ‘Ik merk dat ik beter meedoe met de les. Ik heb anders toch niks te doen.’

Van boter-kaas-en-eieren kan ik het winnen, van Snapchat en WhatsApp niet.

Meer lezen over het experiment?