Opgelucht ploffen mijn achternicht Margot en ik op de krakkemikkige stoelen van het lege dakterras op een aftands tweesterrenhotel in het centrum van Caïro.

De bediendes van dit afgelegen café, hoog tussen donkere lege kantoorgebouwen en uitgewoonde woningen, zijn niet gewend aan vrouwelijk bezoek. Zeker niet twee meiden samen. Maar we hebben veel over voor een ongestoord moment, zelfs als de obers ons met merkbare tegenin onze waterpijpen serveren.

Na een uur merk ik voorzichtig op dat we echt de enige vrouwen zijn op het terras. Iedereen drinkt bier, zij het ongemakkelijk en half verholen. Beneden op straat zijn deze mannen gewoon weer nette moslims.

Iedere andere Egyptische vriendin zou zich op een gegeven moment generen en voorstellen om weg te gaan. Zo niet Margot.

‘Laat ze maar kijken, ik geef hen weinig te zien,’ zegt ze. ‘Ze moeten er maar aan wennen dat een vrouw gewoon uit kan gaan en bier drinkt.’

Ondertussen nemen we beiden braaf onze mobieltjes op, die om de haverklap afgaan. Een oom. Een tante. Haar moeder. Mijn oma. Waar we zijn, wat we doen, of we wel doorhebben dat het vrijdag is en de Moslimbroeders de boel molesteren. Er zijn ongeregeldheden in de wijken Helwan, Haram, Zeitoun en Ain Shams.

Jongens en meisjes roken ongestoord hun waterpijp op de terrassen van aftandse koffiehuizen in de oude koloniale straten van dit deel van de stad. Er wordt geflirt en gelachen. De Egyptische vlag – tegenwoordig niet alleen een teken van revolutionaire sentimenten, maar ook van sympathie voor het leger – wappert hier overal. De sfeer is gemoedelijk.

‘Laat ze maar kijken, ik geef hen weinig te zien,’ zegt ze. ‘Ze moeten er maar aan wennen dat een vrouw gewoon uit kan gaan en bier drinkt’

‘Ze zeggen dat je bij mij moet blijven slapen,’ grijnst Margot, terwijl ze nog een slok van haar bier neemt.’ De metro is afgesloten en er zijn gevechten en schietpartijen tussen Ain Shams en Ezbet el-Nakhl (de wijk van mijn oma).

‘Mijn neefje zei ook al dat het onrustig is in Masr Kadida en hij niet terug naar huis kan.’

‘Ah, daar geloof ik niets van,’ zegt Margot weinig onder de indruk. ‘Hij is een tiener, wat verwacht je dan. Het is gewoon een smoesje om langer weg te blijven.’

Als iemand iets van smoesjes weet, is het Margot wel. Met constant verontruste en vooral controlerende ouders die om de minuut bellen met vragen over haar doen en laten, kent ze iedere uitweg en excuus. ‘Waar ben je?’, hoor ik haar moeder nogmaals vragen. Snel gebaart Margot dat ik moet ophouden met roken. De waterpijp borrelt te veel. ‘Achter Tahrir.’

Ze houdt de telefoon met een hand in de lucht zodat het geluid van toeterende auto’s en de wind beter overkomt.

‘Wat zeg je?’ vraagt ze dan op luide toon. ‘Sorry mama, ik kan je niet verstaan, het is te druk hier.’ Ze hangt op.

‘Zo, we hebben weer dertig minuten tijd. Cheers!’ 

Margot is nu zevenentwintig en nog steeds niet getrouwd. De hoge druk van haar familie heeft weinig uitgehaald. Haar ouders lijken zich bij haar onwil om met de eerste de beste huwelijkskandidaat te trouwen, te hebben neergelegd. Het komt hen niet slecht uit. Nu hebben ze iemand die alle huiselijke taken in het krappe appartement verricht en de stokoude inwonende opa verzorgt.

Margot doet er echter alles aan om het appartement te ontvluchten. Ze werkt zes dagen in de week tegen een minimaal salaris, volgt avondtrainingen aan de Amerikaanse Universiteit (waar haar verdiensten van één werkdag direct weer aan opgaan) en op haar enige vrije dag coacht ze kinderen uit achterstandswijken.

Als ambassadeur van de International Organization of Catholic Students heeft ze India en Duitsland bezocht en is ze zelfs in Senegal en Thailand geweest. Daarmee heeft ze het meest gereisd van al mijn Egyptische familieleden, van wie nog steeds de meesten nooit over de grens zijn geweest. 

Margot is voor mij de belichaming van de strijd om persoonlijke vrijheid. Zoals de meeste Egyptenaren heeft ze nooit een eigen kamer gehad, niet eens een eigen bed. Samen met haar drie zusjes en haar zieke opa slaapt ze in een kamer van nog geen tien vierkante meter. Ze is een van de velen die snakt naar een plek voor zichzelf. Voor de meeste jongeren geldt nog steeds de regel dat ze het huis alleen getrouwd mogen verlaten.

Religie of sociale klasse speelt daarbij nauwelijks een rol. Zelfs mijn rijkste Egyptische vrienden kunnen hun ouders amper de schande en schaamte aandoen de krappe appartementen te verlaten. Doen ze dat wel, dan moeten ze ook nog een huisbaas vinden die aan hun ongetrouwde leefwijze mee wil werken.

Margot is ook een voorbeeld van de nieuwe generatie die niet langer blindelings achter het leiderschap “van hen die het weten” aanloopt. Ze heeft niet alleen regelmatig felle strijd met haar ouders, maar ook met de priesters. Van het Egyptische leger moet ze weinig weten. De vindt ze een mooi document van en voor heteroseksuele soennitische mannen van middelbare leeftijd met lange baarden en sympathie voor het leger.

‘Het probleem is dat we in één keer het hele pakket moeten aannemen. We krijgen een keuze ‘ja’ of ‘nee’. Als we nou per onderdeel konden kiezen of per artikel onze stem uit mochten brengen, maar nee, we moeten alles aannemen. Het meeste is goed, of in ieder geval beter dan het was, maar dit land blijft een land dat geregeerd wordt door dominante mannen.’

Net zoals haar huis trouwens, waar haar vader overduidelijk de scepter zwaait, maar zijn dochters ondertussen meer vrijheid hebben dan welke andere vrouw in de familie ook.

Die vrijheid wil ze nu ook aan de kinderen uit de achterstandswijken overbrengen. ‘Ik heb het afgelopen jaar grote stappen in mijn denken gezet,’ zegt Margot op een gegeven moment. ‘In onze kerken leren ze ons altijd de mooiste wonderverhalen, maar toen ik het Bijbelboek Nehemia laatst aan de kinderen uitlegde, besefte ik dat God ons de capaciteiten geeft om zelf wonderen te verrichten. Te vaak kijken mensen omhoog en verwachten dat God met vuur uit de hemel schiet, maar zo werkt het niet. God heeft ons alles gegeven om zelf in actie te komen en Zijn liefde uit te dragen. Want dat is God voor mij: liefde.’

Dat kan heel praktisch zijn. ‘Na een lange strijd is het me eindelijk gelukt toestemming van mijn katholieke kerk te krijgen om seksuele voorlichting geven.’

‘Na een lange strijd is het me eindelijk gelukt toestemming van mijn katholieke kerk te krijgen om seksuele educatie te geven’

Denk hierbij niet aan condooms of uitleg over voorbehoedsmiddelen. ‘Die hebben ze toch niet nodig tot hun twintigste, eerder dan dat hebben jongeren hier echt geen geslachtsgemeenschap,’ zegt ze. ‘Ik geef les aan jongeren van twaalf tot veertien. Onze trainingen beginnen bij algemene maatschappelijke discussies over de vrouwencoupé in de metro bijvoorbeeld en of meisjes een vechtsport kunnen beoefenen. Natuurlijk praten we veel over seksueel geweld op straat. De echte gesprekken over seks komen veel en veel later pas. Er wordt zelfs uitgebreid gesproken over hiv/aids zonder dat daar een oordeel aan verbonden wordt.’ 

Aan boodschappen van ‘geen seks voor het huwelijk’ doet Margot niet. ‘Via de secretaris van de katholieke scholen heb ik een onderwijsmethode gevonden die rechtstreeks uit het Frans vertaald is en daardoor redelijk waarde-neutraal is. De methode is aangepast aan de Egyptische context, maar gelukkig algemeen gebleven. Zo kan ik eindelijk een groot vooroordeel en hardnekkig gerucht uit de wereld helpen: van masturberen word je echt niet blind.’

‘Echt waar?’ vraag ik hoegenaamd verbaasd. Margot geeft me een tik op mijn been. ‘Ik twijfelde even toen ik van jouw oogziekte hoorde,’ ze steekt haar tong uit. 

We lachen. Dan gaat de telefoon weer. Ditmaal kijkt Margot ernstig. ‘We moeten nu echt naar huis. Er is te veel slecht nieuws op tv. Als we niet voor negen uur vertrekken, vermoordt mijn moeder me.’