Vanaf vandaag besluit ik de boeman te zijn: geen smartphones meer in mijn klas
Vandaag hebben scholieren de ultieme reden om hun smartphone in de gaten te houden: de examenuitslag. Maar dat ze ook op andere dagen niet van hun telefoon zijn weg te slaan, zorgt ervoor dat ze zich slecht concentreren. Daarom besloot ik de smartphone in het klaslokaal te verbieden.
Ik loop weleens een leerling omver, omdat ik op m’n telefoon aan het kijken ben. Via een app kan ik zien in welk lokaal ik les moet geven en geef ik huiswerk op. Geregeld laat ik leerlingen tijdens de les hun smartphone gebruiken, want zelfs de minst gemotiveerde leerling interesseert zich voor het wederkerig voornaamwoord als ik een quizje in Kahoot! heb gemaakt. In de klassenapp van mijn 4 vwo-mentorles geef ik door of leerlingen hun leesboek mee moeten nemen.
Dat kan, omdat alle 31 leerlingen in die klas een smartphone hebben die ze op school voortdurend bij de hand hebben. Zodra ze een toets hebben gehad, appen ze hun ouders hoe het ging. Als een les uitvalt of een cijfer bekend is, weten ze dat in no time via de klassenapp en Magister. In Magister staat ook het huiswerk; vrijwel geen leerling heeft nog een papieren agenda. Soms vragen leerlingen of ze een foto mogen maken van het lesbord, waar aantekeningen op staan.
Behalve vorige week. De klas besloot dat de leerlingen een week lang iedere ochtend hun mobieltje zouden inleveren bij de receptie, en dat pas aan het eind van de lesdag weer terugkregen. Gedurende de week hielden de leerlingen een dagboek bij.
‘Ik ben nu al door dit experiment beschadigd,’ noteert een leerling die van zondag op maandag een nachtmerrie heeft gehad.
‘De eerste dag van een loodzware week,’ schrijft een leerling op maandagochtend.
‘Ik heb er nu al geen zin meer in,’ merkt leerling drie, nog voor de schoolweek begonnen is, op in haar dagboek.
335 WhatsAppjes en een voicemail
Een loodzware week, want smartphones zijn alomtegenwoordig in het leven van de jongeren die ik lesgeef. Uit de Monitor Jeugd en Media 2015 van Kennisnet blijkt dat jongeren hun telefoon vooral gebruiken om berichtjes te sturen, te bellen, foto’s te maken, muziek te luisteren, filmpjes te kijken en spelletjes te spelen. Roosters en cijfers checken staat op de tiende plek en informatie opzoeken op plaats 12, twee plaatsen boven ‘grappige foto’s bekijken’.
Dat gebeurt niet alleen na schooltijd en in de pauze. Bijna twee op de drie leerlingen geven zelf toe onder de les privéberichten te sturen. Vier op de tien zeggen Facebook of Instagram onder lestijd te checken.
Uit de dagboekjes die mijn leerlingen bijhouden, blijkt ook hoezeer het mobieltje deel uitmaakt van hun reguliere schooldag. Maar ze gebruiken ‘m nauwelijks voor school, en hebben ‘m in de les vrijwel nooit nodig. Tijdens de week vraagt maar één docent aan de klas om de mobiel erbij te pakken voor een opdracht.
Wel appen ze de hele dag door met elkaar. Als Manou, een van de leerlingen uit mijn 4 vwo-klas, na de schooldag thuiskomt, heeft ze 335 WhatsAppberichten, twee Snapchats, veertien Twitterberichten, vijftien updates op Instagram en één voicemailbericht. In de bijdragen onder het stuk van die dag schrijft ze: ‘Vooral ongeruste vrienden (uit andere klassen of van andere scholen) omdat ik niet reageerde tijdens de les… Dat zegt ook wel wat.’
Wat doet altijd online zijn met je brein?
Is dat nieuw? Appen leerlingen nu niet zoals zij vroeger briefjes uitwisselden, en is Clash of Kings niet het nieuwe boter-kaas-en-eieren? Vragen met die strekking werden veel gesteld in de bijdragen onder de stukken die ik deze week over het experiment schreef.
De leerling die briefjes uitwisselt moet actief naar afleiding zoeken, de leerling met een mobieltje op zak is voortdurend afgeleid
Mijn antwoord: nee.
Het belangrijkste verschil is dat de leerling die briefjes uitwisselt actief naar afleiding moet zoeken, terwijl de leerling met een mobieltje op zak voortdurend afgeleid is. Meerdere leerlingen schrijven de eerste dagen in hun dagboekje dat ze regelmatig in hun broekzak graaien, om vervolgens te beseffen dat ze hun smartphone hebben ingeleverd. Ze zijn gewend altijd online te zijn.
Dat heeft kwalijke gevolgen voor ons brein, schrijft de Belgische neuropsychiater Theo Compernolle in het boek Ontketen je brein. De afgelopen twintig jaar hebben psychologen vastgesteld dat we drie cognitieve, besluitvormende breinsystemen hebben: het archiverende brein, het reflecterende brein en het reflexbrein.
Vooral het verschil tussen die laatste twee breinen is van belang. Het reflecterende brein is verantwoordelijk voor logisch, analytisch, synthetisch en creatief denken, voor het oplossen van problemen, vooruitdenken, reflecteren op het verleden en diep nadenken. Het is langzaam en heeft voortdurend aandacht en concentratie nodig. Het reflexbrein daarentegen is een soort ‘flitslicht’-brein, dat zijn conclusies uitsluitend baseert op het hier en nu.
Wie altijd online is, traint zijn reflexbrein en verwaarloost zijn reflecterende brein, stelt Compernolle. Hij haalt legio onderzoek aan dat laat zien dat ons reflecterende brein niet kan multitasken. Door voortdurend online te zijn, lopen onze intellectuele prestaties simpelweg terug.
En wat als je de telefoon uit de klas verbant?
Hoezeer de smartphone van invloed kan zijn op leerprestaties, blijkt bijvoorbeeld uit onderzoek dat aan de University of Southern Maine werd gedaan. De onderzoekers lieten twee groepen opdrachten uitvoeren. De ene groep mocht zijn telefoon bij zich houden, terwijl de andere deze moest inleveren. De telefoonloze groep scoorde beter op de moeilijkere opdrachten. In een tweede onderzoek liet de onderzoeker haar eigen telefoon op de tafel van de respondent liggen, terwijl op de tafeltjes van de andere groep een kladblokje lag. Wederom scoorde de groep zonder telefoons beter op de moeilijkere opdrachten.
Blijkbaar kan alleen de aanwezigheid van een telefoon al afleiden. Zélfs als het niet je eigen telefoon is. Boter-kaas-en-eieren biedt die afleiding niet. Een leerling schrijft in haar dagboek: ‘Ik merk dat ik beter meedoe met de les. Ik heb anders toch niks te doen.’ Een ander: ‘Nu kan ik eindelijk beginnen aan mijn boek Twee vrouwen. Ik heb toch niks beters te doen.’
Moeten we de telefoon dan in zijn geheel verbannen uit het klaslokaal? In een artikel dat binnenkort verschijnt in het wetenschappelijke tijdschrift Labour Economics onderzoeken de economen Louis-Philippe Beland en Richard Murphy het effect van een smartphoneverbod op de prestaties van leerlingen. Zij vergeleken de resultaten van scholen in vier Engelse steden met elkaar, voor en nadat deze een algeheel verbod op mobieltjes hadden ingevoerd.
Ze ontdekten dat vooral zwakkere leerlingen baat hebben bij een verbod op smartphones. De 20 procent zwakste leerlingen presteerde ruim 14 procent van een standaarddeviatie beter, terwijl de telefoonban op betere leerlingen geen effect had. 14 procent is volgens de onderzoekers het equivalent van één uur school per week, of één week per schooljaar.
Ons experiment: meer rumoer en interactie (en het viel best mee)
Onderzoek naar de invloed van smartphonegebruik op leerprestaties biedt dus geenszins een rooskleurig beeld. Leerlingen letten minder op tijdens de les, zelfs de aanwezigheid van een telefoon kan tot verminderde prestaties leiden en scholen waarop een algeheel verbod op telefoontjes is ingevoerd, presteren beter.
Meerdere docenten merken op dat het rumoeriger was, maar dat dat de interactie ten goede kwam
Docenten zijn positief over de telefoonloze week van mijn mentorklas. Een van hen mailt me dat we het experiment wat haar betreft nogmaals uitvoeren, maar dan schoolbreed. Meerdere docenten merken op dat het rumoeriger was in de klas, maar dat dat de interactie ook ten goede kwam.
Ook leerlingen zijn overwegend positief. Ze hadden verwacht ‘dat het erger zou zijn’. Op de laatste dag van het experiment schrijft een leerling: ‘We hebben scheikunde. Ik voel me aangenaam rustig. Ik voel me serieuzer en ook geconcentreerder. In mijn hoofd is het stil en ik denk bijna niet aan mijn telefoon.’
Je begint je af te vragen: waarom is die smartphone dan nog niet verboden?
Toch kijkt het onderwijs machteloos toe
Het reglement van mijn school is tweeslachtig over een verbod. Het gebruik van elektronische apparatuur door leerlingen is in de les niet toegestaan, tenzij de docent daar op basis van zijn didactiek opdracht toe geeft. Hoewel smartphones dus verboden zijn, wordt van leerlingen wel verwacht dat zij hun mobieltje bij zich hebben voor het geval de docent ‘m in wil zetten voor z’n les.
Dat tweeslachtige beleid komt doordat het gesprek over het gebruik van smartphones op school nooit goed is gevoerd. In tien jaar tijd veroverde de smartphone het leven van leerlingen. Het onderwijs stond erbij en keek ernaar. Apps in de klas sloten immers aan bij de belevingswereld van leerlingen, en zouden dus een einde kunnen maken aan hun motivatiegebrek. Die telefoontjes kon je ook handig inzetten in de les, leerlingen hadden immers altijd een woordenboek en encyclopedie op zak.
Er zijn nogal wat bedrijven die hun businessmodel gebaseerd hebben op de belofte van ict voor het onderwijs. Zelfs mijn reeks over een smartphoneloze telefoonweek werd door zo’n bedrijfje aangegrepen om mobieltjes in de klas te promoten in een nieuwsbrief. Hoe docenten het volgens dit bedrijfje wel kunnen winnen van Snapchat en WhatsApp? ‘Probeer niet alleen maar te ‘zenden’; houd je leerlingen op de juiste manier actief. Ja, dat is mét mobieltjes, maar dan gebruiken ze die tenminste voor jouw les.’
Het kan ook anders
Het vergt moed van schoolleiders en docenten om smartphones te verbieden. De vrees van schoolleiders is dat een verbod op smartphones de school onaantrekkelijker maakt, waardoor leerlingen uitwijken naar een concurrerende school waar je wel kan Snapchatten tijdens de les en waar paps en mams voortdurend contact kunnen hebben met hun kind. Liever profileer je je als school die leerlingen voorbereidt op de toekomst en die volop gebruikmaakt van de mogelijkheden van ict.
Je wilt als docent ook niet die ene boeman zijn bij wie je je mobieltje weg moet stoppen.
Maar dat zou wel moeten. Ik ben geschrokken van de vanzelfsprekendheid waarmee leerlingen tijdens de lessen met hun telefoon in de weer zijn, en heb besloten smartphones in mijn les te verbieden. Ongetwijfeld zijn er allerlei apps en andere toepassingen die leerlingen kunnen helpen leren, er is op dit moment in ieder geval geen device om al die technologie verantwoord in de klas te gebruiken. Dat ene quizje op de telefoon om leerlingen te motiveren weegt bij lange na niet op tegen de voortdurende afleiding die de smartphone biedt.
Quizvragen lees ik voortaan wel voor, als leerlingen iets op internet moeten opzoeken reserveer ik de laptopkar en als een leerling wil weten wat een woord betekent dan zoekt hij dat maar op in het woordenboek.
Laat mij die boeman dan maar zijn.