Democratie begint niet bij een Big Mac en een blikje Coca-Cola
Lang werd aangenomen dat een liberale markt als vanzelf een vrijer en democratischer land zou opleveren. Voor het Midden-Oosten en Noord-Afrika gaat deze these in ieder geval niet op. Een analyse.
Sinds de val van het IJzeren Gordijn hebben toonaangevende denkers, politicologen, economen, politici en het bedrijfsleven steeds gehamerd op het causale verband tussen economisch liberalisme en toenemende politieke vrijheid en democratie.
Naarmate de markt meer wordt geopend en burgers meer meededen aan het politieke systeem, zou er een steeds sterker en robuuster maatschappelijk middenveldontstaan, waardoor leiders en bestuurders zich vroeg of laat gedwongen zouden zien politieke hervormingen door te voeren om de participatie van de burgerbevolking overleven.
Geef de massa een blikje Coca-Cola en een McDonald’s met WiFi en democratie en mensenrechten volgen vanzelf.
Dubbele liberalisering
Deze gedachtegang komt het kapitalistische liberale Westen niet slecht uit. Een open markt ontsluit immers de deur voor grote westerse ondernemingen en creëert een nieuwe vorm van afhankelijkheid: handelstekorten. Voorheen grotendeels geïsoleerde staten in Sub-Sahara-Afrika, het Midden-Oosten, Zuid-Amerika en in mindere mate Zuidoost-Azië waren geruime tijd min of meer zelfvoorzienend, maar door marktopening steeds meer dat gaan produceren waar op de wereldmarkt vraag naar is. Gek genoeg zijn ze daardoor nu zelf voor basisproducten als graan en maïs van import afhankelijk.
Egypte, lang het katoencentrum van de wereld, exporteert tegenwoordig haar goede kwalitatieve katoen en importeert middelmatig textiel uit China
Denk aan Egypte, lang het katoencentrum van de wereld. Tegenwoordig exporteert het land haar goede kwalitatieve katoen en importeert het middelmatig textiel uit China. Hierdoor is het land niet meer in staat zelf de katoen te verwerken. Het verkoopt de ruwe grondstof om alle winst op de toegevoegde waarde aan de wereldmarkt over te laten. Probleem één.
Belangrijker is echter de geïnstitutionaliseerde verslaving aan luxegoederen als grote auto’s, merkkleding en elektronica, die met economische groei en de opkomst van een middenklasse gepaard gaat. Bedacht in het Westen, terwijl de productie in de sweatshops en megafabrieken van de Aziatische tijgers plaatsvindt. De echte winst wordt op de beurzen van New York en Londen gemaakt, komt via postbusbedrijven op De Bahama’s terecht, terwijl de handelsbalans van deze landen opgeslokt wordt door de import van auto’s, Gucci-handtassen en Apple-computers. Zijn de landen er democratischer op geworden? Het valt te bezien.
Alles voor de economie
Hoewel Egypte in de jaren zeventig hardhandig met het socialistische verleden brak en een nieuwe westers-kapitalistische koers insloeg, de Arabische Golfstaten rond dezelfde tijd de stromen aan oliedollars begonnen te investeren in de creatie van steden, zakencentra en later een florerende dienstensector, lijkt in het Midden-Oosten en Noord-Afrika eerder sprake van omgekeerde liberaliseringswerking. Meer economische ontwikkeling resulteerde in verdere politieke stagnatie en groeiende onvrijheid. De politieke terreur en het aantal gevangen genomen "dissidenten" namen alleen maar toe.
Onder druk van enorme massa’s kan er iets veranderen. In Tunesië, Egypte, Jemen en Syrië wist de bevolking de leider af te zetten en poogt men met een continue strijd het regime te veranderen. Maar ook daar gaat het niet om geleidelijke hervorming door de zachte economische liberalisering en de opkomst van een maatschappelijk middenveld. En het blijft de vraag is of het systeem daadwerkelijk zal veranderen.
Anno 2014 zou je een nieuwe these kunnen formuleren: meer economische verwevenheid zorgt voor minder politieke vrijheid
Een ander "lichtend" voorbeeld zijn de Verenigde Arabische Emiraten. In Dubai kun je binnen zes uur een nieuw bedrijf registreren (een wereldrecord), maar hebben (gast)arbeiders geen enkele persoonlijke of politieke rechten. Ook de eigen burgerbevolking wordt in geval van “dissident gedrag” het paspoort afgenomen en gedeporteerd naar de De Comoren.
De nieuwe economische welvaart en technologische vooruitgang gaven de vele autoritaire regimes in de Arabische wereld niet alleen meer zelfvertrouwen, maar ook de mogelijkheid tot de organisatie van sterke veiligheidsdiensten en meer (virtuele) controlemechanismen. Daar zijn de inzet van digitale lokhomo’s in Egypte en undercover bloggers in Syrië op zoek naar politieke activisten. Praten hierover doet het Westen niet, want daarvoor zijn de economische belangen veel te groot.
Wat dat betreft zou je anno 2014 een nieuwe these kunnen formuleren: meer economische verwevenheid zorgt voor minder politieke vrijheid. De wederzijdse afhankelijkheid en daaruit voortkomende belangen zijn simpelweg te groot.
Ongelijkheid als voedingsbodem
Dat de Arabische wereld zich geheel aan de these van economische en politieke liberalisering lijkt te onttrekken, heeft verschillende redenen. Meestal wordt naar de islam gewezen, die simpelweg niet samen zou gaan met democratie.
Hoewel dictators en autoritaire vorsten inderdaad de angst voor islamisten en conservatieve islamitische partijen keer op keer hebben kunnen aanwenden om niet alleen hun eigen bevolking, maar ook de westerse wereld angst in te boezemen (iets wat overigens niet geheel ongegrond lijkt gezien de recente ontwikkelingen in Tunesië, Egypte en Syrië), is deze verklaring toch te eenvoudig. In werkelijkheid is het Midden-Oostenkapitalisme niet alleen scheef en misvormd, wat de Egyptisch-Britse econoom Tarek Osman ‘distorted capitalism’ noemt, zij is ook veel te ongestructureerd.
De voorspoedige economische ontwikkeling die het Midden-Oosten en Noord-Afrika de afgelopen twintig jaar doormaakten en die pas met de regionale revolutionaire bewegingen tot een tijdelijke pauze kwam, heeft de bevolking slechts gedeeltelijk geraakt. In feite nam de relatieve ongelijkheid vooral toe – een perfecte voedingsbodem voor wijdverbreide frustratie en maatschappelijke onrust.
Centralistische economieën
Daarnaast komt de economische vooruitgang meestal uit gesloten inkomstenbronnen, zoals de olie in de Arabische Golf. Hoeveel investeerders de plotselinge economische boom ook aantrekt en hoeveel westerse bedrijven zich in lange rijen mogen melden, de inkomsten blijven perfect controleer- en beheersbaar door de politieke elite.
Wie aan het systeem meewerkt functioneert, wie het systeem wil veranderen ligt eruit. In dit harde machtsspel is geen ruimte voor politieke activisten, hervormers en democratische krachten
Wie aan het systeem meewerkt functioneert, wie het systeem wil veranderen ligt eruit. In dit harde machtsspel is er geen ruimte voor politieke activisten, hervormers en democratische krachten. Landen als Syrië en Jordanië bezitten amper tot geen natuurlijke grondstoffen als primaire economische hulpbronnen en hebben daarom ook altijd een grotere mate van maatschappelijke vrijheid en sociale ontwikkeling gekend, met meer ruimte voor kunst en cultuur. Tegelijkertijd bleek in de afgelopen jaren juist hier hóe moeilijk het is om het politieke systeem daadwerkelijk te veranderen.
Revolutie van binnenuit
De belangrijkste factor die uiteindelijk bepaalt of een land arm maar relatief vrij (denk aan Ghana, Sierra Leone of Ecuador) of steenrijk maar volstrekt autoritair is (Saoedi-Arabië, Bahrein, Oman), vraagt om iets heel anders dan economische calculaties. Zij vraagt een wezenlijke mentaliteitsverandering, een sociale revolutie van binnenuit. De man die bereid is de vrouw als gelijke te behandelen. De gelovige die niet langer slaafs zijn religieuze leider volgt. De jongere die eindelijk inspraak krijgt. Religieuze en etnische minderheden die zich voor het eerst gehoord en gerepresenteerd zien. Een leger dat voor civiel bestuur buigt.
Maar een dergelijke sociale revolutie is moeilijk meetbaar en niet snel om te zetten in groot geld. Dus blijven we onder het mom van democratisering liever nieuwe handelsverdragen en economische investeringsplannen tekenen, terwijl we een blogger of activist van een laptopje of gesubsidieerde workshop voorzien.
Want het Westen, het liberaal-kapitalistische Westen, werkt vanuit economische belangen juist in een regio als het Midden-Oosten veel liever met één heerser (‘we know he is a bad guy, but he is our guy’) of één partij (zoals de recentelijke hang van de VS richting de Moslimbroederschap), dan met een complex pluriform stelsel waarin bestaande oliedeals, strategische belangen en de nijpende vrede met Israël onder druk komen te staan en burgers een veel groter deel van de koek opeisen, zodat ook voor hen de aloude these van economische en politieke ontwikkeling écht opgaat.