De roman Een klein leven is te mooi om waar te zijn, maar ook te lelijk om waar te zijn

Dries Muus
Journalist, gespecialiseerd in literatuur
Illustratie: Ramona Ring (voor De Correspondent)

Hanya Yanagihara bezorgt je kippenvel, rillingen, luidruchtige huilbuien, een gebroken, geheeld, en nog harder gebroken hart. De leeservaring van Een klein leven, dat we deze maand in de Correspondentboekenclub bespreken, is overweldigend. Maar dat is ook de zwakte van de roman.

Een klein leven begint als een sitcom. Een niet al te originele. Vier vrienden in New York, hun studies liggen achter hen, het echte leven voor hen, de wereld aan hun voeten. Ze zijn nog nergens echt aan gebonden, behalve aan elkaar.

Ook hun problemen lijken recht uit een sitcom te komen. Ze hebben moeite om een geschikt appartement te vinden, of wonen met - nog zo’n onmisbaar sitcomingrediënt - Rare Huisgenoten. Ze hebben grote ambities, een krap budget en een vaste goedkope hangplek. Twee van de vier vrienden zijn jonge kunstenaars met suffe baantjes - een belediging voor hun al dan niet ingebeelde talent.

Ook hun gevarieerde achtergronden passen prima binnen de sitcomconventies: er is een onproblematisch homoseksuele zoon van Haïtiaanse immigranten, een eeuwig twijfelend rijkeluiskind uit een gemengd huwelijk, een oogverblindende zoon van eenvoudige Zweedse immigranten en een zo mogelijk nog knappere, maar ook wat schuchtere jongen van raadselachtige afkomst, die geniaal is in alles wat hij doet, van wiskundige axioma’s uitleggen tot koekjes bakken.

Lichtblauw wordt langzaam indigo

En zo verwacht je tijdens het lezen van de eerste hoofdstukken een verhaal waar zoveel tv-series op gebaseerd zijn en zo weinig romans: een luchtig vierpersoons coming of age-verhaal in de grote stad. Herkenbare, alledaagse drama’s die soms hilariteit, soms ongemak en pijn veroorzaken, maar zelden al te diepe littekens.

Illustratie: Ramona Ring

Het is een van de vele manieren waarop Een klein leven verrast. Zelf zei schrijfster Hanya Yanagihara in ‘Ik had een beeld van een heel licht soort blauw’ - het begin van de roman - ‘dat langzaam overgaat in een heel donker indigo.’

Of, om bij de sitcom te blijven: het lijkt alsof het schrijfteam stap voor stap wordt uitgebreid. Eerst wordt er een Charles Dickens bij gehaald, met veel talent voor zorgvuldig opgebouwde plotwendingen, personages met een raadselachtige afkomst, vijandige weeshuizen en soms mierzoet sentiment. Iets verderop wordt er een jonge Ian McEwan ingevlogen, gespecialiseerd in griezelige, macabere types en seksuele stoornissen. En naarmate de roman vordert, zien we steeds meer de hand van de nieuwste aanwinst van het schrijfteam: de auteur van het Bijbelboek Job. Want zelden werd er zoveel ellende over een hoofdpersoon uitgestort. Zelden werd een hoofdpersoon zo ongenadig hard getroffen door het lot.

De hoofdpersoon blijft eerst op de achtergrond

Ook verrassend aan Een klein leven: in het eerste deel denk je dat het boek vooral zal draaien om JB, de Haïtiaans-Amerikaanse kunstenaar. Of anders om Willem, de oogverblindende Zweeds-Amerikaanse acteur in de dop. Aan hen wordt aanvankelijk de meeste aandacht besteed.

Yanagihara vertelt de eerste hoofdstukken dan ook in de derde persoon, maar kruipt vooral in de hoofden van JB, Willem en de wat minder opvallende Malcolm. Ze laat ze nadenken over hun afkomst, hun talent, hun familie - tegelijk vermakelijke overpeinzingen en veelzeggende karakterschetsen.

We herkennen het echte verhaal aan de omtrekkende bewegingen

Maar gaandeweg dat eerste deel voel je haar steeds sterker: de kern waar Yanagihara rustig, zelfverzekerd naar opbouwt. We herkennen het echte verhaal aan de omtrekkende bewegingen. We herkennen de echte hoofdpersoon aan zijn afwezigheid.

De echte hoofdpersoon is Jude. Hij is de enige van de vier die we alleen nog van buitenaf, door de ogen van zijn vrienden, hebben leren kennen. Via liefhebbende, bewonderende, bezorgde blikken en gedachten.

En fascinaties. Want de vrienden zijn stuk voor stuk gefascineerd door wat ze níet weten. Ze zijn gefascineerd door de indrukwekkende oppervlakte en de duisternis die daaronder zit.

De spanning wordt opgevoerd

Die fascinatie is besmettelijk. Yanagihara maakt je in het eerste deel van het boek heel nieuwsgierig naar Jude’s mysterieuze verleden en naar zijn onheilspellende toekomst.

Dat doet ze met simpele, effectieve vooruitwijzingen. Bijvoorbeeld tegen het einde van het eerste deel, als Willem aftastend met Jude probeert te praten over zijn problemen: ‘Jaren later zou Willem tegen Malcolm verslag doen van dit gesprek […]. Hoe zouden de dingen zijn gelopen als hij op dat moment één zin had gezegd? Die zin had kunnen zijn ‘Jude, probeer je een einde aan je leven te maken?’ of ‘Jude, ik wil dat je me vertelt wat er speelt.’ of ‘Jude, waarom doe je jezelf dit aan?’ Dat waren stuk voor stuk aanvaardbare opmerkingen geweest, en ze zouden stuk voor stuk hebben geleid tot een langer gesprek dat misschien iets zou hebben geholpen, of in elk geval iets zou hebben voorkomen. Of niet?’

Illustratie: Ramona Ring

We weten meteen dat er iets - veel - te gebeuren staat. Iets waarbij Judes huidige rampen verbleken tot incidenten, maar door de vage termen als ‘de dingen’ en ‘iets’ blijft de toekomst in principe open - en daardoor enger. Yanagihara prikkelt je nieuwsgierigheid door een beroep te doen op je verbeelding. Ze geeft genoeg informatie om je te laten raden naar de afloop, maar te weinig om de afloop te onthullen en de verrassing dood te slaan.

In het tweede deel, en de delen daarna, komen we stukje bij beetje meer te weten over Jude’s achtergrond, over zijn vroege jeugd in een klooster, en de nog veel diepere wonden daarna. Het is een buitengewoon geduldig onthullen.

Het is ook een geloofwaardige weergave van wat er zich in Jude’s hoofd afspeelt: Yanagihara houdt de belangrijkste informatie achter, zoals Jude ook grote delen van zijn leven actief wegdrukt.

Jude’s verleden wordt pas echt onthuld als het heden hem nieuwe trauma’s bezorgt. Dan is hij op zijn zwakst, dan heeft hij geen energie meer om zijn afschuwelijke herinneringen te lijf te gaan.

Het inlevingsvermogen van de schrijfster

Yanagihara’s talent voor onthullen, voor suspense en de informatie doseren is een van haar krachten - maar niet de grootste. Dat is haar inlevingsvermogen.

Daar zal niet elke lezer het mee eens zijn. In de reacties op de eerste drie stukken in deze boekenclub prezen verschillende lezers Yanagihara’s ‘prachtige schildering van de vier vrienden.’ Eén enthousiaste lezer schreef: ‘de manier waarop Jude zijn lijden beleeft wordt tot op het bot uitgediept.’

Andere lezers noemden de personages ‘sjablonen’ en ‘buitengewoon oppervlakkig.’ Eén lezer schreef: ’ze lijken uit één, hooguit twee eigenschappen te bestaan en ontwikkelen zich niet.’

Die kritiek is begrijpelijk, maar doet de schrijfster - en de personages - óók tekort. Van de vier vrienden is alleen Malcolm inderdaad een wat vlak personage. Maar dat is niet per se storend. Zoveel tijd brengen we namelijk niet met hem door. Uiteindelijk bestaan alle vrienden - alle personages - vooral in relatie tot Jude. Maar hun band met Jude is juist zo aangrijpend omdat Yanagihara zoveel van haar personages weet, zoveel over hen deelt en hen zo levendig neerzet, met dezelfde toewijding die zij Jude schenken.

Sterk is ook dat de vrienden stuk voor stuk in hun werk een heel ander persoon zijn dan in hun dagelijks leven. Jude is kwetsbaar, hij krimpt ineen bij het kleinste vermoeden van afwijzing of zelfs maar onaardigheid, maar hij is ook een bikkelharde, gevreesde en succesvolle advocaat. De eeuwig aardige, zachtmoedige Willem (de acteur) speelt vooral duistere, gestoorde karakters. JB is een egocentrische kunstenaar die teert op zijn omgeving, maar zijn schilderijen geven blijk van een diep inlevingsvermogen. Malcolm is naïef en onzeker, maar een buitengewoon capabele architect.

Misschien komt haar inlevingsvermogen wel het schrijnendst tot zijn recht in Jude’s onmogelijke verlangen om normaal te zijn

Het zijn, onder veel meer, die tegenstellingen die de vier vrienden reliëf geven. En dan is er nog Harold. Jude’s docent op de universiteit, vriend, vaderfiguur. Zijn liefde, zijn loyaliteit voor Jude is onvoorwaardelijk, maar hun band alles behalve rimpelloos, omdat dat nou eenmaal niet kan met Jude - hoe graag de vrienden, en vooral Jude zelf, dat hadden gewild.

Misschien is het dat wel waar Yanagihara’s inlevingsvermogen het schrijnendst tot zijn recht komt: in Jude’s onmogelijke verlangen om normaal te zijn.

Een voorbeeld. Willem herinnert zich opeens iets over Jude’s jeugd en verontschuldigt zich omdat hij het voor de zoveelste keer vergeten was. Yanagihara schrijft: ‘[Jude] voelt een golf van dankbaarheid jegens Willem, niet omdat hij het zich herinnert, maar omdat hij het altijd vergeet.’

Hier voelen we die dankbaarheid, en alles wat daaraan ten grondslag ligt: de hartverscheurende wens om net als ieder ander te zijn, of op zijn minst zo gezien te worden. In die simpele bijzin voelen we Jude’s diepe wens om zijn afschuwelijke jeugd achter zich te laten. En we voelen Willems liefde en toewijding des te sterker, omdat het helemaal geen groot gebaar is - omdat Willem zich er op dat moment helemaal niet bewust van is.

Te mooi om waar te zijn. Maar ook te lelijk om waar te zijn

Het is een sterke vondst, de dankbaarheid om Willems vergeten. Zoals de roman zoveel prachtige vondsten bevat die de schrijfster alleen op kan diepen omdat ze zich met hart, ziel en hoofd in haar personages en verhaal inleeft.

Dat Yanagihara zich zo diep in Jude’s prachtige, maar ook ongeëvenaard afschuwelijke wereld heeft durven storten, getuigt daarom niet alleen van een groot inlevingsvermogen, maar ook van moed. Weinig schrijvers durven zich op zulk duister én schitterend terrein te begeven.

Illustratie: Ramona Ring

Maar daar zit ook de zwakte van de roman. Yanagihara weet zowel de rampen als de prachtige episoden tot op zekere hoogte invoelbaar te maken. Jude’s pijn is dan allesbehalve universeel of alledaags - het verlangen om normaal te zijn, de angst om raar gevonden te worden en de pogingen om de rare eigenschappen te verbergen - zijn dat wél. De alomtegenwoordige roem en rijkdom mogen dan bijna absurd zijn - de bijbehorende twijfels, de aarzeling om al het goede te accepteren en de angst om het kwijt te raken, zijn dat niet.

Maar de zwakte zit ‘m in dat ‘tot op zekere hoogte herkenbaar’: hoe ver we ook kunnen meegaan in Jude’s worsteling, hoe sterk we zijn pijn en geluk ook meevoelen, alles is zo extreem, zo bewust vet aangezet, dat het over een heel andere werkelijkheid gaat dan de onze. Daarmee geeft Yanagihara de lezers de ruimte om te zeggen: dit gaat niet, of niet meer, over mij - of over iedereen.

Met andere woorden: de mooie momenten, hoofdstukken, delen, zijn te goed om waar te zijn. De rampen zijn te slecht om waar te zijn. En het zijn er te veel.

Als je het boek dichtslaat

Dat doet niets af aan de kracht van de leeservaring. Yanagihara bezorgt je kippenvel, rillingen, luidruchtige huilbuien, een gebroken, geheeld en nog harder gebroken hart. Maar het blijft een lééservaring. Een klein leven wordt nooit meer dan een roman. Jude, zijn vrienden en vijanden, blijven personages. Het worden nooit echte mensen.

Yanagihara’s talent voor plot, voor suspense, haar sensationele verhaal en grote inlevingsvermogen zorgen ervoor dat je met de personages mee blijft leven. De grote reeks ongeloofwaardigheden zorgt ervoor dat je dat alleen binnen het verhaal doet.

Zo gauw je het boek dichtslaat, zo gauw het gruwelijk mooie sprookje uit is, en je weer in de werkelijkheid moet leven, houdt ook je medeleven op. Yanagihara’s personages zijn geen blijvend onderdeel van je geworden, of van je werkelijkheid, omdat ze daar zo ver van afstaan. Maar ze hebben je ruim zevenhonderd pagina’s meegesleept - en dat is meer dan genoeg.

Meer over deze boekenclub?