Deze misstanden zag ik toen ik tien maanden kratten tilde tussen de Polen
Vandaag komt een groot onderzoeksrapport uit dat een schokkend beeld schetst van de werkomstandigheden van Polen in Nederland. Zelf werkte ik drie jaar geleden tien maanden lang tussen de Polen - in een distributiecentrum van supermarktketen Coop. Daar zag ik hoe er stelselmatig van hun afhankelijkheid werd geprofiteerd.
Tien maanden werkte ik tussen de Polen. Tien maanden werkte ik in een distributiecentrum van supermarktketen Coop in Deventer.
Omdat ik nu eens mét de Polen wilde praten die onze ‘banen inpikken,’ zoveel ‘overlast veroorzaken’ en ‘onze huizen overnemen.’ Of juist voor veel te weinig geld dagenlang afgebeuld worden, met zijn allen in te kleine huizen wonen en als slaven behandeld worden.
Wat is waar? En hoe kijken de Polen hier zelf tegen aan?
Die vragen stonden ook centraal in het onderzoek dat Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO) en FairWork (dat zich inzet tegen slavernij) vandaag publiceren over andere sectoren.
Daarin concluderen ze dat de werkomstandigheden - onder andere robotisering, afhankelijkheid van het uitzendbureau en gezondheidsklachten - onder Poolse werknemers in Nederland niet al te best zijn.
En dat in een tijd waarin steeds meer arbeidskrachten uit Oost-Europa (tijdelijk) naar Nederland komen. Uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek blijkt dat alleen al het aantal Poolse werknemers in Nederland is toegenomen van zo’n 30.000 in 2006 tot ongeveer 150.000 tien jaar later.
Hoe ziet hun werkende leven er hier uit?
In die tien maanden gedurende 2013 kwam ik erachter hoe hoog de werkdruk is, hoe ongelijk de behandeling en hoe vaak de werknemers naar de drugs grijpen. Zaken die nog steeds spelen in andere sectoren, blijkens het vandaag uitgekomen rapport.
Bevinding 1. De werkdruk is onmenselijk hoog
‘Heeft de voorman je niet verteld dat je de juiste sticker op de juiste container moet plakken?’ vraagt een collega die volle containers naar een gereedstaande vrachtwagen duwt. Hij wijst naar een voorman die verderop druk staat te gebaren.
Een maandagmorgen in mei, kwart over zes ‘s ochtends. Lodewijk, een van de voormannen, leidt me rond door een gigantische koelhal waar zo’n vijftig mensen aan het werk zijn, waarvan de helft Polen. De enkele vrouw die ik zie doet het lichtere werk, zoals het verzamelen van etenswaren die niet zo zwaar zijn.
In de lange gangen staan eindeloos veel kratten opgestapeld die op containers geplaatst worden om in vrachtwagens geladen te worden, om zo de juiste producten bij de juiste supermarkt te krijgen.
‘Alles duidelijk?’ vraagt hij. Alles duidelijk, ik kan aan de slag. Via een headset krijg ik orders van een computerstem die ik mondeling moet bevestigen. Alleen hapert het ontvangstsysteem continu. Een collega zie ik minutenlang dezelfde order herhalen.
De norm van 180 colli’s per uur is heilig!
Bij mij blijven de monotone commando’s urenlang mijn oren binnenstromen. Commando’s om colli’s te verzamelen in lange gangen met schappen tot vier meter hoog, op containers te stapelen en van de juiste sticker te voorzien. ‘De norm van 180 colli’s per uur is heilig!’ roept de voorman nog.
Wat een colli is? Een colli staat bijvoorbeeld voor een doos bananen of een krat aardappels. De meeste producten in dit distributiecentrum variëren in gewicht van een paar ons tot 25 kilo. Per uur til je al snel 2.500 kilo aan producten op containers. Ik voel al na een halfuur spieren waarvan ik het bestaan nooit had vermoed.
Theepauze op vrijdag. Het is de laatste dag van mijn eerste week en ik heb een paar minuten om mijn kop slappe thee op te drinken. Bij terugkomst in de koelcel vertelt Jan, een andere voorman, me dat ik tijdens mijn eerste week een colligemiddelde van 143 per uur heb behaald. ‘Flink onder de norm van 180. Maar het was je eerste week,’ zegt hij.
Uit het rapport van SOMO en FairWork blijkt dat Polen in Nederland vaker fysiek zwaar werk doen en als gevolg daarvan vaak kampen met gezondheidsklachten. Dit omdat het werk vaak draait om het halen van bepaalde normen: zoveel asperges steken per uur, zoveel vlees verwerken of, in het geval van Coop, 180 colli’s per uur verzamelen. Natuurlijk gaan mensen hier harder door werken, maar op de lange termijn is het amper vol te houden, zo blijkt.
In een reactie op dit artikel laat Coop weten zich niet te herkennen in het beeld dat de werkdruk hoog is. Het stelt ook: ‘Dit is kennelijk zijn persoonlijke ervaring, maar mogelijk is de heer l’Ami ook volstrekt ongeschikt voor het werken in een DC [distributiecentrum, DL].’
Bevinding 2. De Polen moeten bijna altijd beschikbaar zijn
Tijdens een rookpauze een paar dagen later schud ik de hand van Bronislaw Palikot uit Chorzów. Hij stelt me voor aan zijn twee vrienden Jaroslav en Rafal. Ze werken nu zes maanden in dit distributiecentrum.
Rafał is kleiner dan de meeste Polen hier, maar niet minder gespierd. Omdat hij met zijn 38 jaar al wat ouder is dan de rest en als een van de weinigen een auto bezit, wordt er geluisterd als hij praat. Hij vertelt over zijn werkgever. Dat blijkt niet de supermarktketen te zijn maar Covebo, een uitzendbureau dat jaarlijks honderden Polen van werk in heel Nederland voorziet. Ook in Polen werft het bureau werkzoekenden.
Rafał: ‘Wij doen alles voor je,’ zeggen ze dan. ‘Jij hoeft alleen maar op te komen draven. Dat ze alles van je controleren [hoelang je werkt, hoelang je pauze neemt, hoeveel werk je verzet, DL], vertellen ze er niet bij. Het lijkt soms net alsof ik weer terug ben in het communistische tijdperk.’
Hij beweert dat Polen hier ‘andere rechten en plichten hebben dan de Nederlanders.’ Als een Pool een dag verlof heeft, kan hij gedurende de dag worden opgeroepen om toch te verschijnen. Blijkt bij aankomst dat het toch minder druk is dan verwacht, dan mag de Pool weer terug naar huis. De Nederlanders mogen altijd doorwerken en krijgen altijd betaald, zegt hij.
Uit het rapport van SOMO en FairWork blijkt dat dit ook elders een normale gang van zaken is. Op de website van OTTO Workforce, een uitzendbureau met vestigingen in Nederland, Duitsland en Polen, vermeldt het bedrijf dat werknemers zo flexibel zijn dat binnen twee uur van twintig naar veertig mensen kan worden geschakeld: ‘We hebben altijd mensen op afroep.’
Ook E&A, een uitzendbureau voor de industrie en logistiek, beroept zich op het feit dat de meeste van zijn werknemers uit Polen komen: ‘Groot pluspunt: hun inzetbaarheid is erg flexibel. Maar ook Covebo vermeldt het expliciet op zijn website: ‘Vanwege het 24-uurskarakter van de logistiek zijn onze medewerkers op ieder moment van de dag beschikbaar.’
Later spreek ik Paul de Beer, hoogleraar Arbeidsverhoudingen aan de Universiteit van Amsterdam, over deze situatie: ‘Als een Pool als werknemer in dienst is van een Nederlands bedrijf heeft hij exact dezelfde rechten als een Nederlander, op basis van zowel de wet (zoals het minimumloon) als de geldende cao.’
Ze zouden me het geld teruggeven maar dat hebben ze nooit gedaan. Ze hebben me voorgelogen en bestolen
Nu ik Bronisław en Rafał ken, wil ik graag meer weten over de betaling en huisvesting van de Polen. Op uitnodiging van Bronisław kijk ik een Champions Leaguewedstrijd in de bungalow waar hij met Jaroslav en ene Piotr woont.
‘Na een week hier konden we al bij Poolse bekenden intrekken, voor de helft van de prijs,’ vertelt Piotr tijdens de voorbeschouwing. ‘Toen ik dat vertelde aan Wlodi, de voorman van het bureau [Covebo, DL], zei hij dat we een arbeids- én huurcontract hebben. Als we daar onderuit willen, kost dat geld. Het bureau is hier mijn vader, mijn moeder, mijn werkgever en mijn makelaar ineen.’ Dus blijven ze, net als die andere tientallen Polen, die op een vakantiepark wonen.
Meer klachten over de werk- en woonomstandigheden - niet bij Coop - staan op een zogenoemde anti-Covebowebsite. Ewelina Chrzonszcz schreef daar in april 2015: ‘Ik kwam via Covebo naar Nederland maar moest vier weken op mijn sofinummer wachten. In de tussentijd werkte ik gewoon. Het was 80 kilometer rijden van mijn huis naar het werk. De coördinator beloofde me benzinegeld maar heeft dat nooit betaald. Na vier weken werk liet het bedrijf weten dat er geen werk meer voor ons was, omdat mijn coördinator de vergaderingen met andere coördinatoren niet meer bijwoonde. Alleen de medewerkers die daar al langer werkten mochten blijven.’
Op dezelfde website schreef Krzysztof Plaskota op 22 februari 2016, niet over Coop: ‘In mijn opinie is Covebo een bedrijf dat steelt. Ik tankte benzine voor de bedrijfsauto met mijn eigen geld. Ik pikte mensen op om naar het werk te gaan, of van het werk naar het vliegveld. Ze zouden me het geld teruggeven maar dat hebben ze nooit gedaan. Ze hebben me voorgelogen en bestolen. In één maand hebben ze zelfs 1.000 euro aan uren niet uitbetaald. De boeven! Fraudeurs!’
Een andere bron, die nog altijd op de locatie werkt, laat weten dat Covebo een internet- en fietsenplan ‘aanbiedt.’ De verplichte afname hiervan kost een Poolse werknemer 40 euro per maand. Voor Nederlandse werknemers geldt dit niet.
Bevinding 3. Er worden drugs gebruikt om het vol te houden
‘Hoe vind je het zelf gaan?’ vraagt voorman Martin na een week in zijn kantoor, door anderen de ivoren toren genoemd. Ik zeg hem dat ik het werk zwaar vind en dat ik me afvraag of hier niet boven het toegestane aantal kilo’s (23) wordt getild.
‘Nee, dat is niet zo,’ antwoordt hij. ‘Als jij een container vult met twaalf dozen sinaasappels van 20 kilo heb je 240 kilo getild. Dan blijf je keurig binnen de wettelijke normen van 23 kilogram zoals de Arbo aanbeveelt.’
Ik vertel hem over een gespierde Pool die vanmorgen met rugklachten afhaakte. Hij lacht. ‘Die jongens willen te veel doen. Sommigen gebruiken zelfs middelen om het vol te houden.’ Een andere collega, die hetzelfde werk doet als ik zegt hierover: ‘Toen ik begon heb ik de eerste maand op pijnstillers gelopen om het vol te houden.’
Lodewijk Asscher: ‘Het is van groot belang dat mensen in hun werk goed behandeld worden’
Van meerdere werknemers hoor ik dat er coke en speed gebruikt worden. Regelmatig wordt ergens een envelop gevonden waar middelen in zaten.
Zo schuif ik tijdens de middagpauze aan bij vijf Nederlandse collega’s. Segregatie is hier geen vies woord: iedereen zit keurig op herkomst te lunchen. Als de bel klinkt, informeert een van de voormannen van wie de lege envelop is die hij in de kantine vond. Iedereen zwijgt, loopt de koelcel in en gaat aan het werk.
De lege envelop blijkt te zijn verloren door een Pool van de emballage-afdeling. ‘We hebben de camerabeelden teruggekeken. Cocaïne of speed,’ hoor ik een voorman tegen een aantal collega’s zeggen. De betrapte Pool heb ik nooit meer gezien.
In reactie op dit artikel laat de woordvoerder van minister Lodewijk Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid weten geschokt te zijn door het drugsgebruik. ‘Het is van groot belang dat mensen in hun werk goed behandeld worden. Volgens de Arbeidsomstandighedenwet mogen werkzaamheden geen gevaar opleveren voor de veiligheid en gezondheid van de werknemer.’
Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid roept alle buitenlandse werknemers die denken uitgebuit te worden op zich te melden. ‘Overbelasting mag niet. Wat betreft onderbetaling en mogelijke uitbuiting wordt dit zeker ook via Europese samenwerking opgepakt. Zonder klachten, meldingen of getuigenissen is het ondoenlijk te handhaven.’
Coop laat weten een strikt beleid te hanteren op het vlak van drank en drugs: ‘Het gebruik van drank en drugs wordt niet getolereerd.’
Bevinding 4. Je moet je als een robot gedragen om de norm te halen
Een maand later. Mijn slaapgebrek, veroorzaakt door het vroege opstaan om vijf uur, begint chronische vormen aan te nemen. Er zijn voortdurend storingen, het doorkomen van orders wil maar niet vlotten. Ik trek snipverkouden aan een loodzware container, gevuld met andijvie uit Spanje, grapefruits uit Israël, zoete aardappelen uit de Verenigde Staten, bosuien uit Marokko, kokosnoten uit Ivoorkust en citroengras uit Thailand.
Om mij heen rennen mannen door de lange gangen. Hun pupillen zijn groot, ze vertonen amper tekenen van vermoeidheid. De waarschuwingen over drugsgebruik maken geen indruk als je zo ongeveer niet ziek mag worden (dan krijg je geen geld) of mag verslappen (als je te langzaam werkt, mag je vertrekken).
Als ik even later het rooster voor de week daarop bekijk, zie ik dat ik minder uren heb gekregen dan gewoonlijk. Ik vraag een voorman of dat iets te maken heeft met mijn prestaties. ‘Dat leg ik bij jou neer,’ zegt hij.
Twee weken later plak ik, met meer slaap dan ooit, een ordersticker op de verkeerde container. Ik ontdek het op tijd, de vrachtwagen is nog niet vertrokken. Het is een grote kostenpost als een container niet bij de goede vestiging aankomt. Hoofdschuddend staan twee voormannen toe te kijken vanuit de ivoren toren.
Ik vraag een voorman of het iets te maken heeft met mijn prestaties. ‘Dat leg ik bij jou neer’
In diezelfde toren wordt bijgehouden hoelang het duurt voordat een werknemer het werk hervat na een pauze. Ik ben nu twee keer aangesproken op het feit dat ik er langer over deed dan drie minuten om weer te beginnen.
Verder is mijn headset verbonden met een systeem waarin alles wordt bijgehouden. Wanneer ik inlog, de snelheid waarop ik loop, hoe snel ik een order bevestig, hoelang ik praat met een collega, hoe vaak en hoelang ik naar het toilet ga - alles kán via dat systeem uitgezocht worden. Of die metadata ook gebruikt worden, kan ik niet hardmaken.
Toch boek ik soms een onverwacht resultaat. Een voorman duwt me haast omver als ik vanuit de roosterkamer de hal inloop. ‘Goed gelopen gisteren, L’Ami! 182 colli’s gemiddeld!’
Waarom ik voor het eerst de norm haalde? Ik ging de avond ervoor zo vroeg mogelijk naar bed en sprak de hele dag met niemand. Als de bel van een van de pauzes loeide, werkte ik nog een minuutje door en als de pauze was afgelopen, stond ik alweer klaar bij een nieuwe container. Ik sneed mensen af waar nodig. Ik liep boven de norm van 180 colli’s per uur, met als gevolg dat ik meer tilde dan ik eigenlijk aankon. Ik heb me als een robot gedragen. En dan haal je de norm.
Deze ‘robotisering’ van werk vinden we ook terug in het rapport van SOMO en FairWork aangaande andere sectoren. In bredere zin concluderen de onderzoekers dat de constante vraag naar zo flexibel mogelijke werknemers tegen zo laag mogelijke kosten een cultuur heeft geschapen waarin de inwisselbaarheid van mensen gepaard gaat met weinig respect voor de sociale en economische leefomgeving van de werknemers.
Tijdelijk niet of minder beschikbaar zijn, is lastig. Nogmaals Ewelina Chrzonszcz op de anti-Covebosite in april 2015: ‘Toen ik thuis van de trap viel, zat ik onder de blauwe plekken en had veel pijn; bewegen ging amper. Na mijn coördinator te hebben ingelicht, bracht hij me niet naar het ziekenhuis.’
Bevinding 5. De Polen zijn hier omdat ze in eigen land geen baan kunnen vinden
Theepauze de volgende dag. ‘Onder het communisme stond je zes uur in de rij voor een pakje boter, maar je ging wél met boter naar huis. Nu ben je direct aan de beurt, maar kun je de boter niet betalen.’ Lukasz, een lange, pezige Pool die nu drie weken in het distributiecentrum werkt, haat de huidige Poolse leiders: ‘Walesa vocht voor meer rechten, maar waar heeft het ons gebracht? In een paradijs voor de rijken.’
Onder het communisme stond je zes uur in de rij voor een pakje boter, maar je ging wél met boter naar huis. Nu ben je direct aan de beurt, maar kun je de boter niet betalen
Hij vertelt verder. Na de val van de Muur onderging Polen een ‘economische shocktherapie.’ Op basis van theorieën van de Amerikaanse econoom Milton Friedman liet de voormalige president van de centrale bank Polen omschakelen van een planeconomie naar een vrijemarkteconomie. Door privatisering van staatsbedrijven en het intrekken van subsidies op onder andere kolen en petroleum verloren ruim 1,1 miljoen arbeiders, voorheen in dienst van de overheid, hun baan. Volgens Lukasz zijn die banen nooit meer teruggekomen. ‘Daarom ben ik hier.’
Werkloosheid blijkt niet altijd de enige drijfveer om naar Nederland te komen. Ik spreek mannen die in korte tijd veel willen sparen om zo een eigen bedrijf in Polen op te kunnen zetten. Want hoewel het loon hier laag ligt, is het nog altijd beter dan het gemiddelde salaris van een arbeider in Polen; daar verdienen ze ergens tussen de zes- en achthonderd euro per maand.
Bevinding 6. Het rooster is onverbiddelijk
Dan wordt het kerstrooster bekendgemaakt. Omdat men geen enkel risico op te weinig orders afwerken wil nemen, is verlof opnemen in de drukste periode van het jaar niet mogelijk.
Rafał, die van Wlodi, de voorman van Covebo, een toezegging had gekregen met Kerstmis naar huis te mogen, is witheet. Maar Wlodi blijft onvermurwbaar: ‘Je werkt hier pas een paar maanden,’ legt de voorman hem uit. ‘In het tweede jaar krijg je meer rechten. Bovendien wordt het erg druk de komende weken.’
Rafał zegt al weken weinig, eet slecht maar werkt als een paard. ‘Het is de woede, die geeft je vleugels,’ zegt Piotr als hij zijn vriend ziet schelden bij de printer. ‘Je wilt je toch niet laten kennen.’
Ik laat me wel kennen. Deze morgen voel ik bij het tillen van de zwaardere productkratten pijnscheuten in mijn rug. Ik informeer voorman Jan over mijn situatie. Een dag vrij om bij te komen is uitgesloten. ‘Niemand dwingt je om hier te werken, L’Ami.’
Niemand dwingt je om hier te werken, L’Ami
Het is halverwege december. Een voorman vraagt het woord in een volle kantine voor zijn jaarlijkse toespraak. Hij noemt wat wapenfeiten, strooit met jaarcijfers, bedankt de medewerkers voor hun inzet. ‘Jullie zijn het kapitaal van dit bedrijf! Zonder jullie staan de supermarkten leeg! Nederland viert geen kerst zonder jullie inzet! Bedankt daarvoor!’
De feestdagen blijken lang niet zo druk als voorspeld. Dus laat voorman Wlodi weten dat Rafał wel een paar dagen weg kan in januari. Blijdschap en boosheid vechten om voorrang bij Rafał. Maar zijn klacht kan hij nergens kwijt.
Dat geldt ook voor andere sectoren waar Polen werkzaam zijn, blijkt uit het rapport van SOMO en FairWork. Volgens de onderzoekers vertelden Poolse werknemers hun regelmatig dat ze als antwoord op een klacht te horen kregen ‘dat ze ook weer terug naar Polen kunnen gaan, als ze hier niet willen blijven.’
Ondertussen vragen de voormannen wanneer we extra kunnen werken. Als ik laat weten niet te kunnen, krijg ik te horen dat ‘er altijd mensen zijn die wel willen.’ En dat ‘die mensen voorrang krijgen bij het samenstellen van de roosters.’
Die middag zit een voorman tegenover me in zijn kantoor. Zijn adem riekt naar liters koffie en vele balen shag. Tussen ons in ligt mijn dossier, waaruit hij mijn fouten opsomt: door de nadruk op snelheid pak ik regelmatig een verkeerd product. Ook is mijn gemiddelde nog niet zoals het wezen moet.
‘Als we de volgende keer weer zo’n gesprek moeten hebben, is het afgelopen. Dat begrijp je toch wel? Want we hebben het nog niet eens over je slechte beschikbaarheid gehad. Dat laatste stukje betrokkenheid, L’Ami. Dat mis ik.’
Bevinding 7. Ik werk hier te lang
Het is middagpauze, de zon schijnt en tientallen mensen hangen rond op de parkeerplaats. Pakjes sigaretten gaan van hand tot hand, broodjes bal worden verorberd. Er wordt gelachen, gediscussieerd over voetbal, vrouwen en politiek.
Een Nederlander (iedereen hier wordt ingedeeld op land van herkomst) met de bijnaam Bolle Buik (‘daar heb ik hard voor moeten werken!’) maakt grappen over het accent van Polen en Turken.
Mark van de emballage-afdeling kan er niet om lachen: ‘Binnenkort praat iedereen hier Arabisch of Pools. Er blijft van dit godvergeten tyfusland geen ene reet meer over. Met dank aan het geteisem in Den Haag.’
Niet best vorige week, L’Ami. 169. Ben je ongesteld?
De volgende dag word ik aangesproken door een voorman omdat ik te veel fouten maak. ‘Je snelheid is goed tegenwoordig. Maar als er appels worden gevraagd moet je geen bananen op de container zetten.’
Die fout wordt snel gemaakt omdat producten niet met naam worden aangegeven, maar met nummers die ook nog eens vaak wisselen. Het hoge tempo draagt ook al niet bij aan de secuurheid van het werk.
Een Pool vraagt voorman Wlodi om overplaatsing naar een lichtere afdeling. De man ging door zijn rug toen hij, om tijd te sparen, twee dozen sinaasappels van een hoge pallet tilde. De veertig kilo citrusfruit gaf niet mee, een pijnscheut schoot door zijn rug.
Morgen hoort hij of het mag, tot die tijd blijft hij dozen sinaasappels tillen. Sinaasappels die na het oogsten zijn bewerkt met het beschermingsmiddel Imazalil, dat in je gezicht stuift zodra je ze optilt, met geïrriteerde ogen als resultaat.
Tijdens de laatste pauze voor het weekend besluit ik tot een broodje bal. Maanden geleden moest ik hier niet aan denken, maar kennelijk zijn slechte eetgewoontes besmettelijk. Ik werk hier te lang, kortom. Vijftien kilo aardappels woog een paar maanden geleden een stuk lichter. Zelf ben ik ook zo’n vier kilo afgevallen. Een voorman loopt langs. ‘Niet best vorige week, L’Ami. 169. Ben je ongesteld?’
Later die dag zit ik op kantoor met twee voormannen en een medewerker van uitzendbureau Timing, dat mij namens Coop uitbetaalt. Ik mag mijn spullen inleveren, ze willen dat ik vertrek, terwijl ik geen officiële waarschuwing heb gehad.
Afscheid nemen van collega’s mag ik niet meer. ‘Veiligheidsoverwegingen,’ vertelt vestigingsmanager Martin. ‘In Amerika heeft een ontevreden ex-werknemer ooit appels met gif geïnjecteerd. Dat moeten we hier niet hebben.’
De namen van de Poolse medewerkers en de Poolse en Nederlandse voormannen zijn uit privacyoverwegingen gefingeerd en bekend bij de redactie.