Er groeit een perfecte storm in Amerika. Vaar maar mee de Missouri af

Arjen van Veelen
Correspondent Natuur
All photos by Arjen van Veelen for The Correspondent

Na twee jaar als correspondent Klein Amerika neem ik afscheid met een kanotocht over de mythische Missouri. Vaar mee in de sporen van twee beroemde Amerikaanse ontdekkingsreizigers. En ontdek wat de bittere bron is van de Amerikaanse droom, die nu weer opspeelt in de aanloop naar de presidentsverkiezingen.

Al na een paar uur op het water begint de rivier slaapliedjes te neuriën. Je hoort ze als je je peddel even stil houdt: Sluit je ogen maar, lispelt de Missouri, zie je wel, het is niet gevaarlijk, drijf maar mee, kalm als een ontwortelde boom...

We gingen Indiaantje spelen, mijn Amerikaanse vriend en ik. We hadden voor tweehonderd dollar een gebutste aluminium kano gekocht: vijf meter lang, met een plaatje van een grizzlybeer op de boeg. We vulden het vaartuig met blikken Budweiser en tenten en navigatiekaarten van het Army Corps of Engineers.

Mijn reisgenoot groeide op in een plattelandsstadje in de buurt. Hij droeg een leren cowboyhoed, hij kende het land, maar ook hij had nooit gekanood over de Missouri. Dat doet men hier niet.

We waren een beetje bang. Mensen hadden ons gewaarschuwd: de stroom is extreem snel en verraderlijk. De rivier heet niet voor niets de ‘Mighty Missouri.’ Ik had gelezen over vliegende karpers: vissen zo zwaar als aardappelzakken, die als je ze laat schrikken uit het water opspringen en een volwassen man uit zijn boot kunnen slaan. En over de beruchte ‘Chain of Rocks’, een waterval vlak voor St. Louis.

De Missouri is de langste rivier van het land. Ze ontspringt in de Rocky Mountains en stroomt dan 3.767 kilometer lang door tot St. Louis, waar ze rondom de stad buigt en dan fuseert met de Mississippi. Ik wilde die laatste honderd kilometer van de rivier afzakken, en zo de stad waar ik gewoond had nog een laatste keer aan me voorbij zien trekken.

In het stadje New Haven duwden we ons vaartuig de stroom in. Het was vloed, de strekdammen waren kopje-onder, je zag alleen de draaikolken nog. Boomstammen dreven voorbij met de snelheid van joggers. We sprongen in de kano op hoop van zegen, als beginnende bobsleëers, en begonnen als bezetenen te peddelen naar het midden van de stroom.

Maar eenmaal daar overviel ons de rust. Als alles om je heen dezelfde snelheid heeft als jij, merk je niet hoe hard je gaat. De rivier voelde aan als een meer. ‘De rivier sust ons in slaap,’ mompelde ik, terwijl New Haven met ruim tien kilometer per uur uit zicht verdween.

De reis van de twee ontdekkingsreizigers

Meer dan tweehonderd jaar geleden voeren twee mythische Amerikaanse ontdekkingsreizigers ook over deze rivier: Meriwether Lewis en William Clark. Hun ‘Corps of Discovery Expedition’ staat bekend als de eerste Amerikaanse expeditie naar het Westen.

Ze vertrokken in mei 1804 vanuit St. Louis, maar gingen precies de andere kant op, tegen de stroom in, naar terra incognita, met een grote roeiboot en een legertje van 30 man. Ook aan boord: de tot slaaf gemaakte York en een gevangen genomen Indiaanse vrouw genaamd Sacagawea.

Het was moeilijk onderweg niet aan dat duo Lewis & Clark te denken. Als eerste omdat elke plek waar de twee ook maar een plasje hadden gedaan of een lunchboterham hadden gegeten, was gemarkeerd met een plaquette of standbeeld.

Maar ook omdat, tot mijn grote verbazing, vanaf de rivier gezien Amerika tweehonderd jaar later geen spat veranderd leek. De Amerikaanse overheid heeft namelijk veel land langs de rivier opgekocht: beide oevers zijn grotendeels natuurgebied, zelfs in de stad. De Missouri was de Amazone.

Weliswaar passeerden we soms bruggen, oude fabrieken of vervallen energiecentrales. En er waren tekenen van menselijk leven, zoals af en toe een geweerschot in de verte. Eén keer naderde een boot: twee mannen met geweren. ‘Jagers op kalkoen,’ zei mijn vriend, die zelf graag jaagt. Toen ze langszij voeren, zette hij zijn plattelandsaccent op, als teken voor de wilden dat we goed volk waren.

Maar meestal was er geen mens te zien. Alleen de arenden in de lucht en soms - of was dat suggestie? - de schimmen van reusachtige meervallen onder de kano. Amerika bestond hier uit drie kleuren: het blauw van de hemel, het bruin van het water, het groen van de beboste oevers.

Daar, in het bos, kampeerden we. We sprokkelden hout, we we probeerden op een oude radio zenders te vinden. ’s Nachts droomden we onrustige dromen ingefluisterd door het driftige klotsen, het krakende drijfhout en de doffe plons van een monsterlijke vis. ’s Ochtends, als de mist optrok, zagen we op het strand de sporen van dieren: herten, coyotes, wasberen, alles door elkaar, als in het paradijs. En eenmaal op het water, waren we weer alleen.

‘De rivier is van ons,’ zeiden we dan tegen elkaar.

De Amerikaanse droom: dit land is van ons

‘Onze rivier, ons land’ — in dat bezittelijk voornaamwoord ‘ons’ ligt het verhaal van de Verenigde Staten besloten. Het is de echte Amerikaanse droom: de fantasie dat die onmetelijke ruimte van jou is. Het is de droom om Adam en Eva te zijn in het paradijs, de eerste mensen.

Geen onschuldige droom. ‘Het is het gevoel van absolute macht,’ schreef de Trinidadiaanse schrijver V.S. Naipaul in een kort essay over de ontdekking van Amerika, getiteld . Want het paradijs ontdekken gaat meestal gepaard met de drang tot het bezitten.

En meestal blijken er, heel vervelend, ook anderen in het paradijs rond te lopen. Zelfs Robinson Crusoë kwam op zijn onbewoonde eiland iemand tegen, die hij omdoopte tot Vrijdag. En Crusoë instrueert Vrijdag meteen dat hij hem meester moet noemen, hij was hier tenslotte eerst — de verhoudingen moeten wel helder zijn.

Ontdekken is een besmet woord, je ziet het ook bij Lewis & Clark, wier dagboeken ik onderweg las. Ze hadden als officiële opdracht van president Thomas Jefferson om een waterweg te vinden naar de oceaan. Bijna drie jaar later — men dacht al dat ze dood waren — keerden ze terug. Met dagboeken over honger, vrieskou, hitte, sneeuwstormen, beren, muskieten, vijandelijke indianen. Maar niet met de mythische waterweg naar zee: de Missouri ging niet verder dan de bergen.

‘Ik overpeinsde dat ik erg weinig had gedaan, echt heel weinig, om het geluk van het menselijk ras vooruit te helpen’, Meriwether Lewis de leider van de expeditie na zijn reis.

Hij raakte later aan de drank, verzamelde schulden en had een drugsverslaving. Hij overleed op 35-jarige leeftijd aan een schotwond - hoogstwaarschijnlijk zelfmoord.

Het gebied dat de avonturiers ontdekten was bovendien al negenduizend jaar bewoond. Veel indianen zagen de ontdekkingsreizigers als barbaren, blijkt uit hun overlevering. De Amerikanen wasten zich amper, stonken, aten honden- en paardenvlees. Soms schoten ze dieren dood, voor de fun.

De twee waren zelfs bij lange na niet de eerste Europeanen die er kwamen: Franse pelsjagers en huidenhandelaars waren hen al decennia eerder voorgegaan (zie bijvoorbeeld de film The Revenant die zich ook aan de Missouri afspeelt). Bij de indianenstammen die ze tegenkwamen zagen ze paarden met Spaanse brandmerken.

Lewis en Clark intussen noemden de Indianen die ze tegenkwamen in hun dagboeken consequent ‘wilden’. En president George Washington, die de expeditie uitstuurde, beschreef de indianen eens als dieren die je mag verjagen.

Een halve eeuw na hun tocht waren veel van de indianenvolken langs de rivier uitgeroeid of van hun land verdreven. Een genocide die gefaciliteerd werd door het voorbereidend werk van Lewis en Clark.

Dat stond allemaal niet vermeld op de bordjes en plaquettes langs de rivier. Integendeel, daar lees je het verhaal van twee helden, die de oersnelweg naar het Westen voor het eerst in kaart brachten. Het verhaal dat veel Amerikaanse schoolkinderen leren: dat dit land eigenlijk niet werd ontdekt door de Italiaan Christopher Columbus, laat staan door de indianen die er al woonden, maar door de Amerikanen Lewis en Clark. Hun dagboeken gelden als Amerika’s ‘officieuze Odyssee,’ aldus de inleiding van mijn .

Het zijn zulke mythen over de Missouri die een land in slaap sussen, hoe bizar ze ook zijn, zeker voor de nabestaanden van die genocide. Ik las bijvoorbeeld een essay van de Indiaans-Amerikaanse schrijfster Debra Magpie Earling. Ze wat die ‘duizend’ bordjes met Lewis en Clark tegen háár zeggen: Hier, en daar ginds ook, hebben wij jou ontdekt.

De eveneens Indiaans-Amerikaanse schrijfster Roberta Conner, de expeditie een bezettingsleger, vermomd als ontdekkinsgreis. De bordjes markeren het spoor van een genocidale zuivering.

Ons land, ga weg. Dat is de Amerikaanse droom — en ‘ons’ betekent hier: de nakomelingen van de eerste witte Europese kolonisten.

Zie trouwens ook de Onafhankelijkheidsverklaring uit 1776, met daarin de op zich fraaie, beroemde zinnen ‘…dat alle mensen als gelijken zijn geschapen…’ - alle mensen, behalve dan, kennelijk, de honderden zwarte slaven die mede-auteur Thomas Jefferson bijvoorbeeld bezat.

Of zoals de Amerikaanse jurist Michelle Alexander onlangs : ‘Dit land is gesticht op grond van de idee dat sommige levens don’t matter.’

Hoe actueel het verwrongen verleden nog is

Dat was wat me het meest verraste toen ik twee jaar terug in St. Louis kwam wonen: hoe actueel en fundamenteel dat idee nog is. Een maand nadat ik naar St. Louis verhuisd was, werd die ‘vergeten’ stad wereldnieuws toen de zwarte tiener Mike Brown door een agent werd doodgeschoten. Hier, in een stad omringd door Trumpsupporters, veranderde #BlackLivesMatter van een hashtag in een Ik maakte er voor het eerst een schietpartij mee en proefde traangas.

Maar het was vooral de alledaagsheid van de ongelijkheid die onder de huid ging zitten. Voortdurend de gezichten te zien van stress en rouw op straat in een stad waar één derde van de inwoners onder de armoedegrens leeft, waar iedereen wel een naaste lijkt te kennen die is vermoord. Je moest je ogen dichtknijpen om niet te zien dat die rouw en stress hier gesorteerd zijn langs de kleurlijnen.

Dat land van de raciale ongelijkheden was onzichtbaar vanaf de rivier. En de heerlijke illusie van ongereptheid en onschuld hield stand tot na de stadsgrenzen van St. Louis: zelfs daar vormde de natuur een discreet kamerscherm.

De mensen die ik hier ontmoette

Ik dacht onderweg aan de dag dat, ergens achter het groen, mijn zoontje geboren werd in een ziekenhuis op een gang waar verder vooral jonge zwarte tienermoeders leken te bevallen. En dat ik een keer op de gang een vader in spe - hij zal zestien geweest zijn - zag bellen met een vriend. Hij zei dat hij de relatie niet zag zitten, terwijl achter de deur zijn vriendin hoorbaar aan het bevallen was. Wat voor toekomst heeft dat kind, dat op dezelfde plek, op hetzelfde moment, met hetzelfde paspoort geboren werd als mijn zoon?

En ik dacht aan de man die ik tijdens een van mijn fietstochten door de stad tegenkwam. Hij was halverwege de twintig, studeerde filosofie, was ook schrijver. Hij woonde in een buurt waar ik aanvankelijk zelfs overdag niet durfde te komen. Hij las onmetelijk veel, dat wil zeggen: hij luisterde audioboeken tijdens de banen die hij nodig had om filosofie te studeren. Zijn oudere broer zat in de gevangenis vanwege doodslag (onterecht, zei zijn jongere broer).

Zijn leven was radicaal anders dan het mijne. Ik was er nieuwsgierig naar, maar hij wilde liever over schrijvers als Jorge Luis Borges praten. Een keer vierde ik mijn verjaardag, hij kwam ook, maar was stil — hij vertelde later pas dat hij die week voor zijn huis was overvallen door een gewapende man, hij wilde het feestje niet bederven.

Een andere keer was hij op bezoek, mijn zoon was net geboren, ik zong voor de grap het Amerikaanse volkslied als wiegeliedje. Hij zong mee, maar de laatste regel veranderde hij: in plaats van ‘land of the free and the home of the brave’ zong hij ‘…and the home of the slaves.’

De perfecte storm die Amerika nu teistert

Ik moest lachen, maar het was niet alleen een grap: voor hem voelt ‘home of the free’ zo vaak als een farce. Hij schreef er poëzie over, zijn laatste, in eigen beheer uitgegeven bundel heette Black Lives Splatter - zwarte levens spetteren.

Terwijl ik dit schrijf, terug in Nederland, zijn de protesten van de Black Lives Matterbeweging weer gaande. Of beter gezegd: nog steeds, al sinds ongeveer drie jaar, toen er voor het eerst smartphone-filmpjes verschenen van geweld dat al zo oud is als het land zelf. Een onderstroom die doorging, ondanks een civil rights beweging en een zwarte president.

Maar de hashtag is onlangs ook gekaapt door terroristen: de afgelopen weken vonden er twee aanslagen op agenten plaats, in Dallas en Baton Rouge. Tijdens, of op de locatie van, de protesten. Wat weer koren op de molen is van bijvoorbeeld Donald Trump.

En zo lijkt er een perfecte storm te ontstaan, die zichzelf versterkt.

Donald Trump verbijsterde het afgelopen jaar de wereld. Hij noemde Mexicanen verkrachters, zei dat het jammer is dat de politie niet harder mag losgaan op zwarte demonstranten en dat hij het land wil sluiten voor moslims. Deze man mikt evident op witte kiezers. En daarmee heeft hij intussen 25 procent kans om president te worden, ‘even groot als de kans dat een NBA-speler een vrije worp mist’, lees ik in de New York Times.

Zijn succes is al van alle kanten professioneel geduid. Hij is Hitler genoemd. Anderen sussen juist:hij is niet zo gevaarlijk als ze zeggen, drijf maar mee. (Trump zou de angsten en de zorgen van de normale Amerikaan thuis op de bank goed verwoorden, laatst - waarbij ‘normale’ kennelijk de witte Amerikanen zijn).

Ik heb te veel van zijn supporters gesproken om te kunnen doen alsof er één verklaring bestaat. Maar zijn succes moet in elk geval niet als een schok komen - niet in een land dat is gefundeerd op het officieuze motto: white lives matter most. Niet in een land waar Lewis en Clark, de kwartiermakers van een genocide, helden zijn. Niet in een land waar president Thomas Jefferson - die indianen als dieren afschilderde en die zwarten als slaven gebruikte - als halve heilige wordt geëerd.

Donald Trump is een retro-kandidaat, hij gaat terug naar de bronnen, hij herhaalt die oude droom: dit land is van ons. Hij is de nieuwe leider van een eeuwenoude White Lives Matter-beweging.

Het is trouwens goed om te bedenken hoe menselijk die droom is. De sensatie dat het land van jou is, kan ieder ervaren die tijdens een kanotocht, bij het kampvuur met een blikje bier, uitkijkt op een lege rivier.

Budweiser heeft deze zomer - voor het eerst in de geschiedenis - de merknaam op het blik weggelaten: er staat, tot aan de verkiezingen, ‘America’. Ook staan er vaderlandslievende citaten op, zoals een strofe uit het volkslied. En ook deze zin uit het - van oorsprong maatschappijkritische - lied ‘This Land is Your Land’ van Woody Guthrie’s: ‘From the Redwood Forest to the Gulf Stream Waters this land was made for you and me’.

Maar dit land behoort niemand toe, leerde ik de volgende dag - hooguit aan het water.

De zware storm barstte los vlak voor we de stad zagen. We hadden niet opgelet, we waren in slaap gesust, we verheugden ons op het moment dat de Missouri zou samenvloeien met de Mississippi, om een machtige stroom te vormen van een halve kilometer breed - de donder wekte ons. En opeens zagen we schuimkoppen. Leuk, zo’n metafoor van de perfecte storm, maar we moesten maken dat we van het water kwamen, de steiler oevers op.

We vonden een modderige opgang, precies op het punt waar de twee rivieren samenkomen. We schuilden onder een betonnen afdak, naast plaquettes voor Lewis en Clark.

De rivier was boos, de hemel donderde, stronken van vers ontwortelde bomen dreven nu voorbij als in een versneld afgespeeld filmpje. De kleuren van Amerika verdwenen: je zag alleen nog grijstinten, de overkant was weg. Het leek alsof de rivier de hele USA ging wegspoelen, met al zijn goed en zijn kwaad, opdat de mensen het land opnieuw konden funderen, maar dan goed.

Leer ook mijn opvolger kennen:

Lees ook: