‘De hardwerkende Nederlander, wie is dat eigenlijk? Wie bedoelt u?’
Het is 16 januari 2011 als Mark Rutte wordt geïnterviewd door Clairy Polak in het tv-programma Buitenhof. De premier hoeft niet lang na te denken.
‘Dat is de vuilnisman die ervoor zorgt dat uw en mijn straat schoon blijft, de verpleegkundige die hard werkt, de meneer van het café hier aan de overkant die iedere dag zijn zaak opent…’
Jaja, dat riedeltje kennen we wel, hoor je Polak denken. ‘Wie is dan de niet-hardwerkende Nederlander?’
Deze vraag blijkt moeilijker te beantwoorden. Rutte begint over mensen met een uitkering, waarna Polak hem verwijt een ‘tweedeling’ in de samenleving te creëren. Maar de premier houdt voet bij stuk. ‘Ik constateer een feit.’ Natuurlijk zijn er mensen die niet kunnen werken, geeft hij toe, en die verdienen een helpende hand. Maar de VVD is niet opgericht voor luilakken.
En wie kan Rutte ongelijk geven?
De olifant in de kamer: we leven in een omgekeerde verzorgingsstaat
Intuïtief voelt het goed. Natuurlijk moet je werken voor je geld. Natuurlijk mag je flink beloond worden voor een mooie bijdrage. En de grootste welvaart - zo wordt van links tot rechts aangenomen - komt van de top. Van de visionairen, de banenscheppers en de mensen met succes. Het zijn deze doorzetters, met hun talent en ondernemerschap, die ons land vooruit helpen.
Natuurlijk, je kunt van mening verschillen over de mate waarin je succes moet belonen. Links wil dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. Rechts vreest dat hoge belastingen onze werklust afstompen. Maar over de kern bestaat grote eensgezindheid: de meeste welvaart komt van boven.
Deze aanname is zo sterk dat hij zelfs in ons taalgebruik is verankerd. Als economen het hebben over ‘productiviteit’ bedoelen ze simpelweg de hoeveelheid geld die je binnenharkt. Ook termen als de ‘verzorgingsstaat,’ ‘herverdeling’ en ‘solidariteit’ suggereren dat er uiteindelijk twee groepen zijn: de makers en de nemers, de productieven en de labbekakken, de hardwerkende Nederlanders - en de rest.
De rentenierseconomie
Dit artikel gaat over de olifant in de kamer. Het gaat over een waarheid die zelden aan de oppervlakte komt in Hilversum en Den Haag, en die toch – als je er wat langer over nadenkt – onontkoombaar is.
We leven in een omgekeerde verzorgingsstaat.
Juist de vuilnismannen, de verplegers en die meneer met zijn café aan de overkant zijn solidair met de mensen aan de top. Zij zijn de ‘sterke schouders’ die de zwaarste lasten dragen. En een steeds groter deel van de zogenaamd ‘succesvolle’ en ‘innovatieve’ mensen is rijk geworden op kosten, of zelfs ten koste, van anderen.
Je kunt het gerust een van de grootste taboes van onze tijd noemen. De duurste groep van uitkeringstrekkers bevindt zich niet aan de onderkant, maar aan de top. In bladen als Elsevier en kranten als Het Financieele Dagblad lezen zij graag dat de bijstand nu toch echt te duur is geworden, zonder de balk in eigen oog te zien. Hun immense afhankelijkheid van anderen blijft verborgen. Er is geen discussie over; zelfs linkse politici hebben er nauwelijks oog voor.
Om te begrijpen hoe dit mogelijk is, moeten we ons realiseren dat er twee manieren zijn om geld te ‘verdienen’. De eerste is waar de meesten van ons op zijn aangewezen: werk. In dit geval gebruiken we ons talent en onze kennis (economen zouden zeggen: ons ‘menselijk kapitaal’) om iets nieuws te maken. Het kan van alles zijn: een app om een pizza mee te bestellen, een taart voor een bruiloft, een fris kapsel of een mooi getapt pilsje.
Wie werkt, creëert iets nieuws. Werk is dan ook de bron van nieuwe welvaart.
Maar er is nog een andere manier om geld te krijgen, en dat is rentenieren. Hierbij gebruik je de controle over iets wat al bestaat - denk aan land, kennis of geld - om je rijkdom te laten groeien. Je produceert niets nieuws, maar profiteert toch. Dit betekent dat de rentenier per definitie leeft op de kosten van anderen. Hij gebruikt zijn macht om een uitkering naar zich toe trekken.
Mark Rutte is niet de premier van de hardwerkende Nederlander, maar van de hardwerkende rentenier
Bij het woord ‘rentenier’ denken we al gauw aan de geluksvogels die een fortuin hebben geërfd. En inderdaad, wie Thomas Piketty heeft gelezen, weet dat er in de negentiende eeuw een grote klasse van nutteloze renteniers was - en dat die klasse nu weer groeit. (De ironie is dat een partij als de VVD pal staat voor het recht van deze mensen om te luieren; Rutte noemde de erfbelasting eens ‘de meest onrechtvaardige belasting’.)
Maar er zijn nog veel meer manieren om te rentenieren. Van de Zuidas tot Silicon Valley, van de farmaceutische industrie tot de lobby in Brussel - wie goed kijkt, ziet de rentenier overal opduiken.
Dan blijkt ook dat het onderscheid tussen werken en rentenieren niet absoluut is. Sterker nog: de meeste renteniers zijn harde werkers. Talloze mensen in bijvoorbeeld de financiële sector gebruiken hun talent en doorzettingsvermogen om hun rijkdom als rentenier te laten groeien. Zelfs de grote innovaties van onze tijd, denk aan bedrijven als Facebook en Uber, zijn grotendeels gericht op het vergroten van de rentenierseconomie.
Het probleem van de meeste rijke mensen is dus niet dat ze labbekakken zijn. Menig CEO werkt tachtig uur per week om zijn uitkering nog groter te maken. Dat verklaart waarom veel rijken ervan overtuigd zijn dat ze recht hebben op hun welvaart. En in die zin is Mark Rutte niet de premier van de hardwerkende Nederlander, maar van de hardwerkende rentenier.
Waarom menig bankier een negatief salaris verdient
Ik begrijp dat dit nogal een denkstap is: Nederland ineens zien als een land dat solidair is met de rijken, in plaats van de armen. Laat ik dan ook beginnen met het duidelijkste voorbeeld van een uitkeringstrekker aan de top: de bankier.
Uit onderzoek van zowel het Internationaal Monetair Fonds als de Bank voor Internationale Betalingen – bepaald geen linkse denktanks – blijkt dat grote delen van de financiële sector parasitair zijn geworden. Ze creëren geen welvaart, ze slokken het op.
Begrijp me niet verkeerd: banken kunnen helpen risico’s in te schatten en geld op de juiste plek te krijgen – en daar gaat een economie beter van draaien. De ideale omvang van de leningen die financiële instellingen samen hebben uitstaan wordt door economen geschat op een bedrag ter waarde van 100 procent van het bbp. Maar als de financiële sector verder groeit, zal dit geen extra welvaart opleveren, maar juist vernietigen.
En dan nu het slechte nieuws: in Nederland zitten de banken inmiddels op 278 procent van het bbp.
Dat wil zeggen: het overgrote deel van ons bankwezen is als een groeiende lintworm in een ziek lichaam. Het creëert niets nieuws, het zuigt anderen leeg. De bankier heeft honderd en één manieren gevonden om dit voor elkaar te krijgen, maar het mechanisme is steeds hetzelfde: je leent meer en meer geld uit, blaast zo de prijs van bijvoorbeeld huizen en aandelen op, pakt op die opgeblazen prijzen een leuk percentage (als rente, provisie, courtage, en noem maar op) - en mocht het allemaal verkeerd aflopen, dan laat je Vadertje Staat de troep opruimen.
De ‘financiële innovatie’ van al die rekenwonders die tegenwoordig bij banken werken (in plaats van bij een universiteit of een bedrijf waar echte welvaart wordt gecreëerd), komt in de praktijk neer op het creëren van zoveel mogelijk schuld. En daar wordt weer over gerentenierd.
Wie de filosofie van de VVD aanhangt - je moet iets nuttigs doen voor je geld - moet dus wel concluderen dat menig bankier eigenlijk een negatief salaris verdient. Als je meer welvaart vernietigt dan creëert, zou je hier een boete voor moeten betalen. (In de praktijk lijkt deze gevolgtrekking nog wat lastig voor de Nederlandse liberalen. In de woorden van Joris Luyendijk: ‘De VVD is de bankenlobby.’)
De rentenier is overal
De bankier is, kortom, het duidelijkste voorbeeld van een verkapte uitkeringstrekker.
Maar hij is lang niet de enige. Zo heeft menig accountant of advocaat op de Zuidas een vergelijkbaar verdienmodel. Nederland is een belangrijk belastingparadijs en veel hoogopgeleide, hardwerkende maatpakken weten een goed belegde boterham te verdienen ten koste van de bevolking in andere landen (waarvan de overheden minder belasting binnenkrijgen).
Veel hoogopgeleide, hardwerkende maatpakken weten een goed belegde boterham te verdienen ten koste van de bevolking in andere landen
Ook de golf aan privatiseringen van de afgelopen dertig jaar heeft het veel makkelijker gemaakt om te rentenieren. Een van de rijkste mensen ter wereld, Carlos Slim, heeft zijn miljarden verdiend door monopolist te worden op de Mexicaanse telecommarkt en vervolgens torenhoge tarieven te rekenen. Voor de Russische oligarchen die opkwamen na de val van de Muur geldt precies hetzelfde: zij kochten voor een habbekrats waardevolle staatsbedrijven om op te rentenieren.
Maar vergis je niet: zulke profiteurs vinden we ook in Nederland. Denk aan de scholenreus Amarantis of de woningbouwcorporatie Vestia – keer op keer weten bestuurders zakken vol belastinggeld binnen te harken, zonder er veel van waarde tegenover te zetten. ‘Uiteindelijk komt het erop neer dat er een hele klasse van ‘politieke ondernemers’ is opgestaan,’ schreef de huiseconoom van NRC Handelsblad, Maarten Schinkel, een tijdje geleden. ‘Bestuurders die ondernemer zijn gaan spelen met (voormalig) gemeenschappelijk geld. Stoer doen met fusies, spelen met vastgoed, meedoen met de grote jongens in derivaten en weigeren toe te geven dat je ze niet snapt.’
En je voelt hem al aankomen: wéér is het vooral de VVD geweest die deze uitkeringstrekkers aan de macht heeft geholpen en nog altijd de hand boven het hoofd houdt. Hun ‘talent’ en ‘ondernemerschap’ zou immers ‘marktconform’ moeten worden beloond.
De opkomst van het platformkapitalisme
Maar nu komen we bij het lastigste punt: de meeste renteniers zijn niet zo gemakkelijk te herkennen als een graaiende bankier of bestuurder. Veel van hen zijn vermomd. Op het eerste gezicht zien ze eruit als harde werkers, omdat ze parttime ook echt iets nuttigs doen. Maar daarmee leiden ze de aandacht af van hun enorme uitkering.
Neem de farmaceutische industrie. Bedrijven als GlaxoSmithKline en Pfizer komen regelmatig met een nieuw medicijn, maar de échte doorbraken in de medische wereld komen doorgaans uit laboratoria die door de overheid zijn gefinancierd. Private bedrijven vinden vooral medicijnen uit die lijken op wat we al hebben. Daar vragen ze vervolgens een patent op aan, waar ze met een fikse dosis marketing, een leger aan advocaten en een stevige lobby nog jaren op kunnen teren. Dat wil zeggen: de gigantische inkomsten van de farmaceutische industrie komen voort uit een klein beetje innovatie, en heel veel rentenieren.
Zelfs de toonbeelden van vooruitgang in onze tijd – Apple, Amazon, Google, Facebook, Uber en Airbnb – zijn ten diepste renteniersbedrijven. In de eerste plaats teren ze op uitvindingen die door de overheid zijn gedaan (zo is ieder stukje fundamentele technologie in de iPhone – van het internet tot de batterij, van het touchscreen tot de stemherkenning - uitgevonden door onderzoekers die op de loonlijst stonden van Vadertje Staat). Vervolgens doen ze er alles aan om zo min mogelijk belasting te betalen – iets waarvoor ze talloze bankiers, advocaten en lobbyisten in dienst hebben.
Maar belangrijker nog is dat veel van deze bedrijven ‘natuurlijke monopolisten’ zijn. Als ze groeien, worden ze steeds waardevoller door het simpele feit dat steeds meer mensen (gratis en voor niets) aan hun platform bijdragen. Het is heel moeilijk om met zulke bedrijven te concurreren, omdat ze alleen maar sterker worden naar mate ze groeien.
De schrijver Tom Goodwin heeft dit ‘platformkapitalisme’ eens krachtig samengevat: ‘Uber, het grootste taxibedrijf ter wereld, bezit geen voertuigen. Facebook, het grootste mediabedrijf ter wereld, maakt geen content. Alibaba, de grootste retailer, heeft geen inventaris. En AirBnb, ’s werelds grootste hotelketen, bezit geen vastgoed.’
Maar wat bezitten al deze bedrijven dan wel?
Het overgrote deel van het inkomen van Mark Zuckerberg is rentenieren op de miljoenen foto’s die wij posten
Het antwoord luidt: een platform waar veel mensen op willen. En waarom willen zoveel mensen erop? In de eerste plaats omdat ze mooi en gebruiksvriendelijk zijn – wat dat betreft voegen ze echt iets toe. Maar de belangrijkste reden waarom we gratis content leveren aan een website als Facebook is omdat onze vrienden ook op Facebook zitten, net als hun vrienden op Facebook zitten omdat ook hun vrienden op Facebook zitten.
Het overgrote deel van het inkomen van Mark Zuckerberg is dus gewoon een kwestie van rentenieren op de miljoenen foto’s en filmpjes die wij iedere dag gratis posten. En natuurlijk, dat doen we met liefde. Maar we hebben ook geen alternatief omdat iedereen al op Facebook zit. Zuckerberg heeft een website waar adverteerders dolgraag op willen, en daar moet grof voor worden betaald. Vergis je niet: ondanks sympathieke experimenten met gratis internet in Zambia hebben we het hier over een ouderwets advertentiebedrijf. Vorig jaar ging maar liefst 64 procent van alle online-advertentie-inkomsten in de VS naar Google en Facebook.
Maken Google en Facebook dan geen handige producten? Natuurlijk wel. Maar de ironie is dat hun grootste innovaties de rentenierseconomie nóg groter maken. Ze hebben talloze programmeurs in dienst die nieuwe algoritmes maken zodat wij op nog meer advertenties klikken. Uber vaagt de oude taxiwereld weg, zoals Airbnb de hotelwereld sloopt en Amazon de boekenwereld heeft opgeslokt. De platforms worden hoe groter hoe machtiger, waardoor de landheren van deze digitale heerschappen steeds meer rente kunnen eisen.
Denk nog even aan de definitie van het rentenieren: je gebruikt de controle over iets wat al bestaat om nog rijker te worden. De middeleeuwse landheer deed dit door een tolpoortje neer te zetten en iedereen die langskwam grof te laten betalen. Eigenlijk zijn de technologiereuzen hier ook mee bezig, alleen dan op de digitale snelweg. Met technologie die is gefinancierd door de belastingbetaler bouwen ze tolpoortjes voor de gratis content van anderen, om over de opbrengst nauwelijks belasting te betalen.
Dit is de ‘innovatie’ waar VVD’ers als Neelie Kroes zo enthousiast van worden: nog grotere platforms die nog grotere uitkeringen trekken. Kroes is zelf inmiddels aan de slag gegaan als adviseur bij Uber.
Het grote mysterie
De grote vraag is natuurlijk: waarom pikken we dit?
Waarom werkt een groot deel van de bevolking zich uit de naad voor de uitkeringen van de renteniers? En waarom stemmen veel van die hardwerkende Nederlanders op een partij, de VVD, die dit nog het meeste bevordert? De partij van Mark Rutte werd zelfs de grootste na de crash van 2008, die nota bene was veroorzaakt door de opperrenteniers bij de banken (waar de VVD dan weer de sterkste lobby voor had gevoerd). ‘De economie kan wel wat VVD gebruiken’ was de campagneslogan van Mark Rutte. En zowaar, miljoenen mensen geloofden hem.
Wat was hier in vredesnaam aan de hand?
Ik denk dat er twee verklaringen zijn voor het mysterie.
1. De moderne rentenier doet er alles aan om niet op te vallen
Er was een tijd dat iedereen wist wie de uitkeringstrekkers waren. De koning, de kerk en de adel hadden bijna al het land in handen en lieten de gewone man er flink voor betalen. Maar in de moderne economie is het rentenieren veel ingewikkelder geworden. Wie weet wat een credit default swap of een collateralized debt obligation is? En wie weet welk verdienmodel er schuilgaat achter die gezellige doodles van Google? En trouwens, werken die mensen op Wall Street en in Silicon Valley zich niet de naad uit? Dan zullen ze toch wel iets nuttigs doen?
Lang niet altijd dus. De werkdag van de CEO van Goldman Sachs ziet er heel anders uit dan die van koning Lodewijk XIV, maar hun verdienmodel is in wezen hetzelfde: een enorme uitkering trekken. ‘De machtigste bank ter wereld,’ schreef de Amerikaanse journalist Matt Taibbi eens over Goldman Sachs, ‘is een grote vampier-inktvis die zich om het gezicht van de mensheid heeft gewikkeld en alles wat naar geld ruikt eruit zuigt.’
Maar het punt is: de rijke uitkeringstrekker ziet er maar al te vaak uit als een vrome werker. Hij doet er alles aan zich te vermommen als ‘banenschepper’ en ‘investeerder’ die zijn inkomen ‘verdient’ vanwege zijn hoge ‘productiviteit’. De meeste economen, journalisten en politici, van links tot rechts, gaan hier in mee. Keer op keer wordt de taal gemanipuleerd om uitzuigen en uitbuiten te vermommen als creëren en scheppen.
Let wel: ik heb het hier niet over een ingenieus complot. Veel moderne renteniers hebben ook zichzelf overtuigd dat zij de echte waardescheppers zijn. ‘Het is de top 1 procent die waarschijnlijk meer bijdraagt aan de wereld dan de 99 procent,’ stelde de Amerikaanse multimiljonair Foster Friess een paar jaar geleden bijvoorbeeld. ‘Dus ik denk dat we de 1 procent moeten eren en prijzen, zij die werkelijke waarde hebben gecreëerd.’
Toen Lloyd Blankfein, de huidige CEO van Goldman Sachs, werd gevraagd naar het belang van zijn baan antwoordde hij zonder blikken of blozen dat hij ‘Gods werk’ doet.
Lodewijk XIV zou instemmend hebben geknikt.
2. We zijn zelf kleine renteniertjes
De tweede manier waarop de renteniers uit de wind blijven, is nog venijniger. Ze hebben miljoenen mensen medeplichtig gemaakt aan hun verdienmodel.
Bedenk: wat zijn de twee grootste melkkoeien van de financiële sector? Antwoord: de huizenmarkt en de pensioenen - twee markten waar veel van ons volop meedoen.
In de afgelopen decennia hebben steeds meer mensen zich in de schulden gestoken voor een woning. Zo ontstond een machtige lobby voor de hypotheekrenteaftrek – de helft van de bevolking was immers rentenier geworden. Uiteindelijk kreeg Nederland zelfs de hoogste hypotheekschuld ter wereld, wat weer een belangrijke reden was voor de groei van de banken.
Hetzelfde proces zien we bij de pensioenen: in de afgelopen decennia hebben we een enorme pensioenpot bij elkaar gespaard. Pensioenfondsen staan onder grote druk om in zee te gaan met de grootste uitbuiters, omdat ze anders niet genoeg rendement voor hun deelnemers behalen. Zo investeerden ABP en Zorg en Welzijn in het bedrijf Intertrust, dat multinationals helpt belasting te ontwijken. De oerhollandse winkelketen V&D werd gesloopt door KKR, een Amerikaans rooffonds waar de pensioenfondsen ABP en PFZW miljarden in hebben geïnvesteerd.
‘Het is een vreselijke wereld,’ verzuchtte de ABP-vice-voorzitter Xander den Uyl tegenover de journalist Cees Grimbergen. ‘Maar zo zit de wereld wel in elkaar.’
De grote truc is, kortom, dat het feodalisme is gedemocratiseerd. We zijn allemaal kleine uitkeringstrekkers geworden. Nederlanders zijn op grote schaal medeplichtig gemaakt aan de uitbuiting door de renteniersklasse. Er is een politiek verbond ontstaan tussen de rijke renteniers, de huizenbezitters en de gepensioneerden. Dat verklaart waarom een regeling als de hypotheekrenteaftrek zo lang onaantastbaar bleef. Bij de VVD stond deze zelfs na de kredietcrisis nog ‘als een huis’.
Begrijp me niet verkeerd: de meeste huizenbezitters en gepensioneerden verliezen uiteindelijk meer dan dat ze winnen. Ze worden harder uitgebuit door de banken dan ze zelf rentenieren (met hun huis en pensioen). Toch blijft het lastig om verontwaardigd te doen over een kleptomaan als je zelf ook wel eens een rolletje snoep jat.
De grootste tragiek
Nog één keer de vraag: waarom gebeurt dit?
Uiteindelijk kunnen we het antwoord in drie woorden samenvatten: omdat het kan.
Ten diepste is rentenieren een kwestie van macht. De Zonnekoning Lodewijk XIV kon miljoenen mensen uitbuiten omdat hij het grootste leger van Europa had. Zo is het ook met de moderne rentenier: hij heeft de wetten, de politici, de journalisten en de publieke opinie in voldoende mate achter zich gekregen. Zo kan het gebeuren dat bankiers minuscule boetes krijgen voor de grofste fraudes, terwijl een bijstandsgerechtigde totaal de pineut is als hij een formulier verkeerd invult.
De grootste tragiek is dat steeds meer jong talent wordt opgeslokt door de rentenierseconomie
Maar de grootste tragiek is dat steeds meer jong talent wordt opgeslokt door de rentenierseconomie. Gingen de studenten van topuniversiteiten vroeger nog de wetenschap, de ambtenarij of het onderwijs in, tegenwoordig gaan ze veel vaker naar de banken, de advocatuur of advertentiebedrijven zoals Google en Facebook. Als je er even over nadenkt, is deze verspilling ronduit gekmakend: we betalen miljarden aan belasting voor de opleiding van onze grootste talenten, zodat ze leren hoe ze zo’n groot mogelijke uitkering kunnen trekken.
Een ding is zeker: een land dat door renteniers wordt overgenomen raakt langzaam maar zeker in verval. Denk aan het Romeinse Rijk. Denk aan Venetië in de vijftiende eeuw. Denk aan de Republiek der Verenigde Nederlanden in de achttiende eeuw. Zoals een parasiet de groei van een kind belemmert, zo zuigt de rentenier de energie uit een land.
De innovatie die overblijft in een rentenierseconomie richt zich vooral op het vergroten van die rentenierseconomie. Dit zou kunnen verklaren waarom de grote dromen van de jaren zeventig (vliegende auto’s, het medicijn tegen kanker, een kolonie op mars) nog geen werkelijkheid zijn geworden, terwijl de technologieën van de bankier en de adverteerder duizend keer beter zijn dan toen.
Toch is dit niet onvermijdelijk. Tolpoortjes kunnen worden afgebroken, financiële producten verboden, belastingparadijzen ontmanteld, lobby’s getemd en patenten ingetrokken. Hogere belastingen voor de rijksten kunnen het minder aantrekkelijk maken om te rentenieren, juist omdat de grootste uitkeringstrekkers zich aan de top bevinden. (Bedenk: in de jaren vijftig liepen de hoogste belastingtarieven in de VS en het Verenigd Koninkrijk op tot boven de 90 procent, met als gevolg dat zulke lonen simpelweg niet meer werden uitbetaald.) Tot slot kunnen we de rentes van grond, olie en innovatie eerlijker verdelen door bijvoorbeeld werknemersaandelen in te voeren, of een basisinkomen voor iedereen.
Maar zo’n revolutie zal moeten beginnen met een ander verhaal over waar onze welvaart überhaupt vandaan komt. Het ouderwetse geloof in ‘solidariteit’ met een zielige onderklasse die de steun verdient van de ‘sterkste schouders’ met hun ‘marktconforme’ salarissen, kan de prullenbak in. Het gaat erom dat we de echte hardwerkende Nederlanders geven wat ze verdienen.
En inderdaad, dan heb ik het over de vuilnismannen, de verplegers en die meneer met zijn café aan de overkant – zíj hebben de sterkste schouders waar we allemaal op steunen.
Wil je een seintje ontvangen zodra mijn volgende nieuwsbrief verschijnt? Als correspondent Vooruitgang probeer ik de actualiteit vanuit een historisch perspectief te belichten. Meer lezen? Geef je dan hieronder op. Ik stuur je een e-mailtje als mijn nieuwe nieuwsbrief verschijnt.Verder luisteren?
Podcast: Een goed gesprek over de rentenierseconomie Samen met Jesse Frederik nam ik ook een podcast op over dit artikel. We proberen in dit gesprek een aantal vragen te beantwoorden die jullie hadden naar aanleiding van het artikel.Meer lezen?
Zo werden banken plots 7 keer zo belangrijk voor onze economie Als het gaat over bankiers en hun bonussen wordt vaak gesteld dat banken zoveel waarde toevoegen aan de economie. Maar is dat zo? Nader bekeken blijkt het vooral een door en door subjectieve (en veel bekritiseerde) keuze van statistici te zijn, die de waarde van banken sinds 1993 bij het bbp optellen. Waarom vuilnismannen meer verdienen dan bankiers Waarom is het salaris van een vuilnisman veel lager dan dat van een bankier? Het standaardantwoord: zo werkt de markt nu eenmaal. Maar in werkelijkheid is het niet de markt, maar de samenleving die bepaalt wat echt van waarde is. Lees ook mijn boek: ‘Gratis geld voor iedereen’ Over een van de oplossingen voor de groeiende rentenierseconomie - het basisinkomen - schreef ik een boek. In onze kiosk kun je zowel de Engelse als de Nederlandse editie bestellen.Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!