Hoe je oma ervoor kan zorgen dat je jezelf beter leert kennen (zelfs als ze er niet meer is)

Vera Mulder
Correspondent Emotie
Foto: Chicago History Museum / Getty Images

Sommige schrijvers kunnen met een minimaal aantal woorden een verhaal zodanig vormgeven dat je het bijna kunt aanraken. Daarom raad ik - net op tijd voor de zomervakantie - boeken aan die prachtig zijn door wat er níet in staat. Vandaag mijn tweede leestip: Fansi’s stilte van Tessa Leuwsha, die op zoek ging naar de geschiedenis van haar Surinaamse oma.

De boeken waar ik het hardst om huil zijn boeken over Suriname. Het temperament en de vechtlust van de hoofdpersonages, de tegenstrijdigheden binnen de cultuur, het gedwongen ontstaan van multiculturele relaties en structuren en de schurende (ex-)koloniale link tussen Suriname en Nederland vormen een dankbaar onderwerp voor schrijvers. Soms huil ik omdat ik mijn eigen familie en erfgoed beter leer kennen door de verhalen van anderen. Soms vanwege het grenzeloze doorzettingsvermogen en geloof van de al dan niet fictieve personages; mensen die vaak 1-0 achter lijken te staan.

Drie boeken over Suriname die je gelezen moet hebben

In (1999), een hartverscheurend werk van Clark Accord (1961 - 2011) gaat het over prostituee Maxi Linder. Een van de meest complexe figuren uit de Surinaamse literatuur (die echt bestaan heeft, trouwens). Ze is schaamteloos, extravagant en gul en beleeft hoogtijdagen wanneer ze onder Nederlandse kooplieden en matrozen die op bezoek zijn in het land populair wordt, en een status krijgt die zo mythisch is dat ze er zelf in gaat geloven. Zo zou ze sigaren roken met haar vagina.

Maar haar zachte aard, en het onvermijdelijke doortikken van de tijd, maken die status onhoudbaar. De teloorgang van haar toch al discutabele reputatie betekent ook het begin van haar einde. Maxi, zoals geschetst door Accord, is namelijk ook een kwetsbare vrouw, op zoek naar de grenzen van haar eigen, en andermans, moraliteit en goedheid. Een vrouw die alleen is omdat ze zo vaak samen is geweest.

Dat alles speelt zich af tegen de achtergrond van Suriname, halverwege de vorige eeuw - een land verscheurd door zijn koloniale geschiedenis, dat een ingewikkelde toekomst tegemoetgaat. Tel daar de gouden pen van Accord bij op en je hebt een van de mooiste romans ooit geschreven.

Iets heel anders, maar zo sterk: Anton de Kom, vrijheidsstrijder en schrijver van (1934). Een standaardwerk voor wie wil weten hoe de slavernij tot stand kwam, welke diepe wonden die heeft achtergelaten bij de Surinaamse bevolking, maar vooral ook: welke vechtlust en toekomstdromen uit dat trauma zijn geboren. Zijn boek mag beschouwd worden als het manifest van het Surinaams nationalisme, de tegenbeweging van mensen die zo lang geen stem hadden.

Maar ook: (1974) van Astrid Roemer, dat ze schreef rond de tijd dat de Republiek Suriname loskwam van haar kolonisator en veel Surinamers naar Nederland trokken. De roman beschrijft de heimwee, de strijd om je aan te passen aan de Hollandse manier van doen - terwijl je een eigen identiteit probeert te bewaken - en ook het schuldgevoel naar het land dat je hebt (moeten) verlaten. Een land dat onvrijwillig afhankelijk was van Nederland en ervan los wilde komen, maar waarbij de banden uiteindelijk te snel en te ruw werden verbroken.

Afijn. Aan die (volslagen onvolledige, ik kom hier later nog eens op terug) lijst van geweldige Surinaamse boeken kan een werk toegevoegd worden: Fansi’s stilte (2015) van Tessa Leuwsha.

De gevolgen van de slavernij die nog altijd voelbaar zijn

Leuwsha (1967) werd geboren in Nederland als dochter van een Surinaamse vader en een Hollandse moeder. Ze trok in de jaren negentig naar Suriname en schreef eerder al een aantal boeken over het land en haar mensen, de moeilijke band met Nederland. In Fansi’s stilte verbindt ze al die aspecten moeiteloos met elkaar. Het boek leest als een roman, maar is het verslag van haar echte zoektocht naar de geschiedenis van haar oma, die haar uiteindelijk terugbrengt tot de slaventijd. Vervolgens linkt ze de gevolgen daarvan aan haar leven nu.

Het boek begint met de uitvaart van haar Surinaamse oma, die in de jaren zeventig naar Nederland kwam vanwege een oogaandoening die in Suriname niet behandeld kon worden. Met een minimaal aantal woorden schetst Leuwsha het hele boek lang situaties die zo puur en letterlijk zijn dat ze geen metafoor nodig hebben. Zo ook hier. ‘Haar grijze kroeshaar was zorgvuldig gevlochten, mijn tantes hadden een mooie jurk voor haar uitgezocht. Ik was elf. We stonden op een begraafplaats in Eindhoven, het miezerde.’

Ook over het verdelen van haar oma’s spullen en de op het eerste oog afstandelijke (later in het boek wordt deze relatie op een fascinerende manier steeds verder afgepeld) reactie van haar vader op het overlijden van zijn moeder. ‘’s Avonds schreef ik in mijn dagboek: Lieve Lizzy, vandaag was oma’s begrafenis. Ik moest bloemen dragen. Ze heette Fancelyne. Meer had ik er blijkbaar niet over te zeggen. Het weekend erop vertrok mijn vader in een gehuurd bestelbusje naar Eindhoven. Hij keerde terug met oma’s tafel en stoelen; onze voorkamer leek ineens klein. Papa ging aan oma’s tafel zitten, wreef over een knoest in het blad en zei: ‘zo.’’

Het brengt haar langs ooms en tantes, in archieven in Suriname en Nederland en uiteindelijk bij zichzelf

Omdat Leuwsha nog jong was toen haar oma overleed, besluit ze haar op latere leeftijd te zoeken in dier geboorteland: Suriname. Het brengt haar langs ooms en tantes en hun versies van de geschiedenis, in archieven in Suriname en Nederland en uiteindelijk bij zichzelf - ze begint te zien hoe haar oma’s bloed nog letterlijk invloed heeft op hoe zij bepaalde dingen ziet, voelt en doet.

Het is alsof je door de koloniale geschiedenis wordt gegidst, achterstevoren. Van die miezerige Eindhovense begraafplaats naar de velden rond waar blote slavenvoeten stofwolken doen opstuiven en daar bleven hangen in de brandende zon en verstikkende luchtvochtigheid.

Leuwsha vertelt zo intiem dat het als lezer voelt alsof je in haar rugzak zit en mee mag kijken naar wat ze allemaal ziet, stiekem mee kunt luisteren met de gesprekken die ze voert. Naarmate haar zoektocht vordert, lijken voor haar steeds meer aspecten van haar eigen leven op z’n plek te vallen. De manier waarop haar familie met elkaar omging, de relatie en houding van Nederland en Suriname tegenover elkaar.

Haar oma werd vlak na het afschaffen van de slavernij geboren en de ongelijke situaties die dat opleverde in de Surinaamse maatschappij vat Leuwsha haarfijn samen. Haar boek werpt vragen op die na het uitlezen nog lang blijven rondzingen. Want het Suriname van de jeugd van haar oma was een land in opbouw, maar nog altijd een land onder het juk van haar kolonisator.

Toch zijn de gevolgen ervan in 2016 nog voelbaar, bepaalde structuren nog altijd niet doorbroken. Stof tot nadenken (en handelen). Want welke gevolgen heeft het als je afhankelijk bent van degene die voor je ondergang heeft gezorgd? En in hoeverre kun je voor jezelf zorgen als die kolonisator abrupt zijn handen van je aftrekt? Tot hoever reikt een koloniaal trauma überhaupt? Leuwsha laat het antwoord op die grote vragen in het midden, maar laat door middel van het reconstrueren van haar eigen familiegeschiedenis in elk geval een kant van de medaille zien.

Meer boekentips?