Toen mijn broers en ik klein waren vertrok mijn vader voor een paar weken naar Zimbabwe om een vriend op te zoeken. Van die tijd herinner ik me een paar dingen:

  • Dat we op schoolkamp met onderwater-thema gingen, er flessenpost kwam van mijn pa vanuit Harare en mijn oudste broer met z’n armen over elkaar stond omdat die brief nooit van hem kon zijn. Zo hard stroomde de oceaan niet, had hij uitgerekend.
  • Dat mensen in Zimbabwe nieuwsgierig waren naar foto’s van ons gezin en, wanneer pa ze liet zien, verbaasd vroegen of hij soms te arm was om een witte vrouw te regelen.
  • Dat we ineens niet meer op de Nintendo mochten toen pa thuiskwam; we waren verwende westerlingen en moesten maar leren om ons buiten te vermaken. Met een blikje. Of een stok.

Maar wat ook bleef hangen: dat hij er zo vol van was dat hij in het huis van schrijfster Doris Lessing was geweest. Haar boeken slingerden regelmatig rond in huis, maar lezen deed ik ze niet (we hadden dus een Nintendo).

Pas onlangs begon ik haar te ontdekken, drie jaar na haar dood en acht jaar nadat ze de Nobelprijs voor de Literatuur won. (1919-2007) was een woordgodin. Ze laveert tussen fictie en non-fictie, wat ze in haar boeken expliciet maakt door bijna dagboekachtige notities voor of tussen het verhaal te plaatsen. Ze neemt je niet alleen mee in het verhaal dat ze vertelt, ze laat ook zien waar dat verhaal vandaan komt. Soms vanuit eigen herinneringen en ervaringen, soms uit die van anderen, maar altijd, altijd, vanuit een diepe interesse in hoe de menselijke geest werkt.

Zestig jaar, vijftig boeken

Haar oeuvre bestrijkt zestig jaar. Haar eerste novelle werd gepubliceerd in 1950 en gaat over de raciale spanningen en politieke spelletjes tussen zwarten en witten in Zimbabwe.

Op de eerste bladzijde doet ze een moord uit de doeken: zwarte bediende Moses vermoordt zijn witte meesteres, Mary Turner, en gaat ervandoor met haar geld. In plaats van partij te kiezen laat Lessing van beide hoofdpersonages de innerlijke strijd zien, zonder daarbij te oordelen. Door Moses’ ogen laat ze zien wat stelselmatige onderdrukking van zwarten kan aanrichten, maar ze pleit hem nooit vrij. Ook Turner is geen eendimensioneel personage; ze is niet het weerloze slachtoffer van een moord, maar ook niet alleen een onwetende witte onderdrukker.

De rode draad in haar werk: een oprechte nieuwsgierigheid naar sociale structuren en de innerlijke tegenstrijdigheden

Sindsdien schreef Lessing meer dan vijftig boeken die zich, net zoals haar eigen leven, overal ter wereld hebben Na haar jeugd in Iran en Zimbabwe verhuisde ze naar Engeland, waar ze verliefd werd op een communist. Dat betekende het begin van haar eerste duidelijk afgebakende schrijversfase: radicale communistische pamfletten en novelles.

Later schreef ze werk waarin ze inging op de psychologie van haar personages, gevolgd door feministisch werk. Nog later begon ze zelfs aan science fiction. Ze meende dat science fiction eigenlijk ‘social fiction’ was; door mensen buiten het bestaande universum te plaatsen kon ze nog beter laten zien hoe onderlinge relaties werken.

Maar de rode draad bleef al die jaren hetzelfde: een oprechte nieuwsgierigheid naar sociale structuren en de innerlijke tegenstrijdigheden van haar personages en mensen in het algemeen.

Het trauma dat haar ouders achtervolgde

Lessing stierf in 2013. Haar laatste boek Alfred en Emily verscheen vijf jaar eerder en ging over haar ouders, die beiden door het leven getekend waren door wat ze tijdens de Eerste Wereldoorlog hadden meegemaakt. Haar vader, een officier, had zijn been verloren door een granaat. Haar moeder werkte, geheel tegen de wens van haar familie in, als verpleegster in het legerhospitaal. Daar ontmoetten ze elkaar.

Decennia later nog werd hun dagelijkse leven bepaald door het ergste dat ze ooit hadden meegemaakt. Dat had invloed op hoe ze dochter Doris opvoedden: hyperwaaks, cynisch over de goedheid van anderen, en met een constant bewustzijn van eindigheid in het achterhoofd.

Haar vader raakte naarmate de jaren vorderden steeds meer in zichzelf gekeerd, en haar moeder, op zoek naar een eigen identiteit en stukje status, mat zichzelf de ‘Edwardiaanse levensstijl’ aan; grote hoepeljurken en hoeden, pink in de lucht. Het probleem was alleen: daar had ze helemaal het geld niet voor. Zij en haar man kweekten maïs op een stoffige akker in Zimbabwe (toen nog een kolonie van het Verenigd Koninkrijk, de grond was er goedkoop).

Leek hun liefde vlak na de oorlog nog als pleister te werken op de herinneringen aan de bloedige veldslagen, het verlies van het been van Alfred, de verslechterde band tussen Emily en haar familie, toen de eerste hartstochtelijke periode voorbij was en er weer ‘gewoon’ geleefd moest worden, maakte de liefde geen schijn van kans tegenover het leed.

Hoe Lessing haar ouders een nieuw leven gaf

Voor haar laatste boek ooit besloot Lessing haar ouders het leven te geven dat ze hadden kunnen hebben zónder die oorlog.

Neem hun ontmoeting: in het boek schetst Lessing een cricketwedstrijd op een sappig groen grasveld, waar mannen in strakke witte broeken en vrouwen in zwierige jurken genieten van een glas koude limonade, vriendelijk naar elkaar knikken, en niet veel later een gezin met huis en rozenstruik opbouwen. Haar ouders zijn er allebei, maar ze ontmoeten elkaar niet: in plaats daarvan vallen ze voor iemand anders, waarmee ze, apart van elkaar, lang en gelukkig leven.

Pure fictie bestaat niet. Je verzint een verhaal op wat je kent, bent en hebt geleerd

Halverwege het boek schakelt ze over van ‘was het maar zo’ naar het ‘het was zo.’

Ze begint het levensverhaal van haar ouders opnieuw te vertellen, maar dan zoals het echt is gebeurd, en laat daarmee twee interessante dingen zien. Ten eerste bestaat pure fictie niet. Je verzint een verhaal onbewust altijd gebaseerd op wat je kent, bent en hebt geleerd. Ten tweede is pure non-fictie ook een mythe: je monteert, kiest momenten, bent altijd afhankelijk van je eigen geheugen, mores en conditionering. Lessing is in haar werk zo expliciet over die grenzen, dat wat ze schrijft direct een kijkje in haar hoofd biedt.

In weer zo’n dagboekachtige passage verwoordt ze, tussen het einde van het ‘fictieve’ deel en het begin van het ‘echte’ verhaal, de waarde van die kennis. En de waarde van iemand door en door kennen. Lessing: ‘Je kunt het beste zelf oud zijn om het te begrijpen, als je niet een van die kinderen bent die ontvankelijk zijn geworden doordat ze moesten leren oplettend te zijn, in het besef dat een blik, een klein gebaar tot een waarschuwing of beloning kan leiden.’

Het verzonnen leven van haar ouders is gebaseerd op juist die kleine blikken, bewegingen en stembuigingen die ze tijdens hun omgang met elkaar en anderen heeft geobserveerd. Daarmee verheft ze het verhaal van mooi geschreven fantasie tot noodzakelijke ontlading. Het alternatieve leven van haar ouders geeft onuitgesproken dromen, onderdrukte verlangens en weggemoffelde pijn eindelijk de lucht.

Meer leestips?

Hoe je oma ervoor kan zorgen dat je jezelf beter leert kennen (zelfs als ze er niet meer is) Sommige schrijvers kunnen met een minimaal aantal woorden een verhaal zodanig vormgeven dat je het bijna kunt aanraken. Daarom raad ik - net op tijd voor de zomervakantie - boeken aan die prachtig zijn door wat er níet in staat. Vandaag mijn tweede leestip: Fansi’s stilte van Tessa Leuwsha, die op zoek ging naar de geschiedenis van haar Surinaamse oma. Lees het verhaal van Vera hier terug De grootste vechters vind je aan de rafelranden van de maatschappij Sommige schrijvers kunnen met een minimaal aantal woorden een verhaal zodanig vormgeven dat je het bijna kunt aanraken. Daarom raad ik - net op tijd voor de zomervakantie - boeken aan die prachtig zijn door wat er níet in staat. Vandaag mijn eerste leestip: Northline van de Amerikaanse auteur Willy Vlautin, die zijn personages niet laat ontsnappen uit hun benarde situaties. Lees het verhaal van Vera hier terug