Eurosceptici? Die vinden ze maar raar in Afrika
In Europa hebben we vrij verkeer van goederen en personen. Dat willen ze in Afrika ook. Op verzoek van een aantal Correspondent-lezers vroeg ik Marc Atouga, commissaris van de West-Afrikaanse economische unie ECOWAS, hoe het met de eenwording van Afrika is gesteld.
Marc Atouga is een diplomaat in hart en nieren. Hij geeft ferme handdrukken, lacht breed en vaak en zijn grijzende kroeshaar geeft hem een statige uitstraling. De Togolees lijkt hartelijk en open antwoord te geven op vragen, maar laat weinig los.
Atouga is commissaris voor Landbouw, Voedsel en Water bij de Economic Community of West African States (ECOWAS). Omdat ik veel verzoeken van Correspondent-lezers kreeg te schrijven over de macht van organisaties in Afrika die samenwerking tussen landen proberen te bevorderen, liet ik een kans hem te interviewen toen hij deze week in Nederland was voor een lezing voor de Society for International Development, niet voorbijgaan. Een inkijkje in het wel en wee van Afrikaanse pogingen tot regionale integratie, vergelijkbara met de EU hier.
In 2015 wordt ECOWAS een vrijhandelszone. Moet ik u daarmee feliciteren?
‘Absoluut. Het is voor ons een enorm belangrijke stap. Wat wij het meest nodig hebben in West-Afrika is gewicht. Gewicht om in de schaal te leggen bij internationale onderhandelingen. Nigeria is het enige grote land in onze unie. We hebben in totaal zo’n 300 miljoen inwoners, waarvan 150 miljoen Nigerianen. Van de andere veertien lidstaten heeft geen land meer dan 24 miljoen inwoners. Bij de Wereldhandelsorganisatie (WTO) is elk van deze landen op zich een speldenprikje. Maar samen zijn we krachtig.
Met de vrijhandelszone hebben we eindelijk een grote markt te bieden aan buitenlandse investeerders. Stel dat een Nederlands bedrijf nu pesticiden wil verkopen in West-Afrika. Dan moet dat product in alle vijftien landen apart getest worden. Dat schiet voor zo’n bedrijf niet op. Maar straks hoeft het product maar in één land getest en biedt dat een markt van 300 miljoen mensen.’
De focus van ECOWAS is economisch. Maar in de regio is veel onveiligheid die economische ontwikkeling in de weg staat. Moet er niet eerst veiligheid zijn voordat een vrijhandelszone zin heeft?
‘In zeker zin is dat waar. Je kunt de grootste economie van de wereld hebben, maar als je blijft vechten zal die toch geruïneerd worden. Boeren kunnen niet oogsten als er geschoten wordt. En bovendien: wie gaat er investeren in een land waarvan je niet weet hoe de situatie er morgen uit zal zien?
We zullen nooit investeerders aantrekken als we niet stabiel en vrij van conflict zijn. Dus ja, we focussen niet alleen op economie
We moeten onszelf niet voor de gek houden: we zullen nooit investeerders aantrekken als we niet stabiel en vrij van conflict zijn. Dus ja, we focussen niet alleen op economie, maar ook op vrede en veiligheid. Maar je moet wel bedenken dat onze unie de armste landen van de wereld omvat. We zouden graag een ECOWAS-leger willen, maar daar hebben we geen geld voor. En dus proberen we vooral door onderhandelen stabiliteit te creëren.’
Maar in Mali was onderhandelen niet genoeg.
‘Nee, helaas niet. En helaas moest de oplossing voor die crisis van buiten West-Afrika komen. Wij hebben simpelweg geen vliegtuigen om rebellen mee te beschieten. Mali is zo groot dat we hulp van buitenaf nodig hadden. Als je huis in brand staat en je hebt zelf geen water, dan vertrouw je erop dat een vriend het vuur voor je uitmaakt.
Dat wil niet zeggen dat we niks doen. Momenteel komt het merendeel van de troepen in Mali uit West-Afrika. En ECOWAS heeft flink geïnvesteerd. Mijn landbouwbudget werd vorig jaar enorm gekort omdat er 20 miljoen naar militaire aanwezigheid in Mali en Guinea-Bissau ging.
Ik hoop dat we het in de toekomst gewoon zelf kunnen opknappen. Want zeg nou zelf, voor niets gaat de zon op. Er zit altijd wel een voorwaarde aan hulp verbonden. Misschien niet direct, maar Frankrijk zal de vruchten van haar hulp nog wel plukken in de toekomst.’
Vorige week werd in Bali tijdens een top van de Wereldhandelsorganisatie een nieuw handelsakkoord gesloten, dat de positie van ontwikkelingslanden zou moeten verbeteren. Die onderhandelingen hebben twaalf jaar geduurd. Wat was de belangrijkste inzet van ECOWAS?
Marc Atouga tilt zijn glas water op van tafel. ‘Wij hebben geen enkele industriële basis. We produceren niets, niet eens een glas zoals dit hier. We zijn compleet van landbouw afhankelijk. Voor ons is die sector beschermen dus het allerbelangrijkst. We moeten onze boeren uit de armoede krijgen en dus moeten we onze landbouw kunnen blijven subsidiëren.’
Hoe probeert ECOWAS de economie diverser te maken? Jullie hebben ook veel grondstoffen en mineralen.
‘Als je de olie en diamanten niet in je eigen land verwerkt, verspil je je tijd. Je moet toegevoegde waarde creëren. Stel, je verkoopt een kilo mineralen aan een buitenlands bedrijf en krijgt daar 50 euro voor. Dat bedrijf maakt er vervolgens een product van - een mobiele telefoon, een sierraad - en verkoopt dat voor 500 euro. Dan is de toegevoegde waarde van 450 euro niet voor ons, maar voor het buitenlandse bedrijf. Je kunt je niet ontwikkelen als je alleen maar ruwe materialen verkoopt. Andere mensen worden rijk van onze grondstoffen, omdat we zelf niets verwerken.
Dus ja, we moeten dingen gaan maken. Maar waar begin je? Als je kijkt naar de geschiedenis van industrialisatie is de ontwikkeling altijd begonnen met het verwerken van voedsel. Dat heeft dus prioriteit, zelf een voedselindustrie bouwen. En grondstoffen en mineralen komen daarna.’
Er worden regelmatig afspraken gemaakt binnen ECOWAS, die niet in de praktijk worden gebracht. Hoe gaat u zorgen dat de vrijhandelszone ook gehandhaafd blijft?
‘Corruptie is een groot obstakel bij het realiseren van een vrije markt. Wij kunnen wel afspraken maken, maar als de douaniers aan de grens gewoon geld blijven vragen, heeft het geen zin. Een gezegde van ons is: niemand negeert de wet, maar als niemand de wet kent kan hij ook niet genegeerd worden.
Eén van de oplossingen is dus het duidelijk communiceren van onze besluiten. Als mensen niet weten dat we integreren heeft het geen zin. We moeten billboards aan de grenzen zetten waarop staat dat we nu een vrijhandelszone zijn. We moeten de boodschap zo brengen dat ook analfabeten het begrijpen, met stripjes bijvoorbeeld. We moeten op de radio uitzenden, in alle lokale talen. Totdat alle mensen zich realiseren dat iedereen kan winnen: dat vrij, transparant vervoer van goederen uiteindelijk voor iedereen het beste is.’
Weten jullie wel hoe rijk jullie zijn in Europa?! En dat jullie dat allemaal te danken hebben aan stabiliteit, aan vrede?
In Europa hebben we veel eurosceptici, die geen Europese eenwording willen. Heeft u die ook in West-Afrika?
Atouga barst uit in een schaterlach, hoofd in de nek. ‘Weten jullie wel hoe rijk jullie zijn in Europa?! En dat jullie dat allemaal te danken hebben aan stabiliteit, aan vrede? Weten jullie hoeveel een oorlog jullie zou kosten? En toch zijn jullie sceptisch over een organisatie die die stabiliteit heeft gebracht… ik snap dat niet. Ik voorspel dat wij misschien in het jaar 3015 ECOWAS-sceptici zullen krijgen. Maar nu is iedereen ervan overtuigd dat samenwerken onze enige manier is om te ontwikkelen.’
Heeft een Afrika-brede vrijhandelszone dan de toekomst?
‘Het zal moeilijk zijn om daarover overeenstemming te bereiken met 53 landen. Maar niet onmogelijk. Maar pas wanneer elke regio een goed werkende vrijhandelszone heeft, kunnen we die zones integreren. Mensen hebben altijd zoveel haast. Eenwording kost nu eenmaal tijd.’