Waarom reageren op aanslagen per definitie verkeerd uitpakt (ongeacht de reactie)
Groundhog Day was de term die zich aan mij opdrong na de aanslagen in Brussel, nu bijna vier maanden geleden. Die eeuwig wederkerende dag waarop alles wat gezegd wordt al eens gezegd is - en alles wat er gedaan wordt al eens gedaan.
De initiële schrik, de daaropvolgende woede, het vingerwijzen naar zondebokken, het over één kam scheren van religieuze of etnische bevolkingsgroepen, de roep om vergelding, het schuldgevoel dat we minder geven om slachtoffers verder van ons vandaan, het begrijpelijke nationalisme dat daar tegenover wordt gesteld, de hashtags en vlaggenfilters die al deze emoties viraal laten gaan en langzaam weer wegebben - tot de volgende tragedie zich aandient.
En zoals dat gaat met eeuwig wederkerende dagen: ook nu borrelt, na de gebeurtenissen in het Franse Nice, datzelfde gevoel weer op. Natuurlijk, de gebeurtenis is uniek in zijn tragiek, want het zijn stuk voor stuk unieke levens die verloren gaan. En tegelijkertijd is de respons evengoed ritueel - alsof de speeches al waren geschreven, de hashtags al aangemaakt, de noodtoestand al uitgeroepen, het daderprofiel al geschetst, de motieven al bekend, de duiding al uitgesproken.
Geen juiste reactie mogelijk
Het grote probleem is dat er, op aanslagen zoals in Brussel, Parijs of Nice, en evenmin in Istanbul, Baghdad of Aleppo, geen juiste manier van reageren is.
Dat begint al bij de aandacht die je eraan besteedt. Geef je de aanslag overweldigend veel aandacht, zoals nu altijd het geval is in ons op sensatie gerichte mediasysteem, dan doe je daarmee al van alles verkeerd: je geeft de aanslagplegers precies wat ze willen; je vergroot de angst in de samenleving; je draagt bij aan polarisering tussen bevolkingsgroepen; je maakt de perceptie van dreiging groter.
Relativeer je het gevaar van terrorisme, dan bagatelliseer je de tragedie
Schenk je er daarentegen geen of weinig aandacht aan, dan doe je het net zo goed verkeerd: je negeert de intense tragiek van tientallen en indirect tienduizenden mensen; je laakt als medium je journalistieke taken als informatiebron; je maakt je algauw schuldig aan etnocentrische selectiviteit; je ontkent domweg een reële dreiging in de moderne maatschappij.
En voor de duiding van zulke gebeurtenissen gelden min of meer dezelfde paradoxen.
Relativeer je het gevaar van terrorisme, dan bagatelliseer je de tragedie; relativeer je het gevaar van terrorisme niet, dan versterk je de angst ervoor en de impact ervan.
Uit je je woede en verdriet met een hashtag, vlaggenfilter of stille tocht, dan vergroot je de hypocrisie bij iedere aanslag waar je niet om rouwt; uit je je woede en verdriet niet, dan voed je vormen van cynisme en apathie die minstens zo erg zijn als hypocrisie.
Neem je maatregelen om aanslagen te voorkomen, dan perk je precies de vrijheden in die je zegt te willen beschermen; neem je geen maatregelen om aanslagen te voorkomen, dan accepteer je dat onze vrijheid iedere maand met explosieven of vrachtwagens op de proef wordt gesteld.
Benoem je het grotere verband waarin deze aanslagen worden gepleegd, dan help je mee aan het ten onrechte verdachtmaken van complete bevolkingsgroepen, religies of regio’s; benoem je het grotere verband niet, dan reduceer je het fenomeen tot onsamenhangende incidenten die het niet zijn.
Wat de paradox van reageren ons leert
Al deze paradoxen bevatten een belangrijke les, namelijk: dat er met het reageren op terroristische aanslagen zelf iets mis is.
Aan terrorisme liggen fundamentele structuren ten grondslag: een eeuwenlange geschiedenis van kolonialisme, een energiesysteem dat drijft op dictaturen, conflicten die terug te voeren zijn op de grootste oorlog uit de wereldgeschiedenis, een consumptiemaatschappij die bestaat bij gratie van de onderdrukking en uitbuiting van anderen, radicale interpretaties van stokoude religieuze dogma’s - enzovoort en zo verder.
Iedere reactie is dus een verkeerde omdat het re-actie is: ze is altijd achteraf. Je kunt wel steeds de noodtoestand uitroepen, nieuwe poortjes bij stations en vliegvelden neerzetten, veroordelende speeches uitspreken, controles verscherpen, biografieën van daders schrijven, hashtags van medeleven verzinnen - maar daarmee verandert er niks fundamenteels.
Aan terrorisme is alleen iets te doen met pro-actief, structureel en op de lange termijn gericht beleid dat niet ingegeven wordt of verandert door de incidentele gebeurtenissen die ermee bestreden worden
Aan terrorisme is alleen iets te doen met pro-actief, structureel en op de lange termijn gericht beleid dat niet ingegeven wordt of verandert door de incidentele gebeurtenissen die ermee bestreden worden: verduurzaming van onze energie, verandering van ons consumptiepatroon, democratisering van door dictaturen geteisterde regio’s, bestrijding van diepgewortelde sociale en economische ongelijkheid, verlichting van religieus fundamentalisme.
Het probleem is alleen: zowel ons journalistieke als politieke bestel is in zijn kern een reactief systeem. Een systeem dat de wereld uitsluitend in beeld brengt en benadert in de vorm van gebeurtenisrespons: er gebeurt iets, er wordt massaal aandacht aan gegeven, er worden maatregelen verwacht, er worden maatregelen afgekondigd - en onderliggend blijft alles hetzelfde.
Anders gezegd: de manier waarop nieuws de wereld toont, en daarmee de politiek dwingt op die wereld te reageren, bestendigt hoe die wereld is. Vergelijk het met onze falende aanpak van klimaatverandering: we komen nooit tot een echte oplossing, zolang media het probleem als een weerbericht blijven verslaan - en de politiek het probleem als een overstroming blijft bestrijden.
Dat onze respons op terroristische aanslagen ritueel is geworden, toont dan ook de onderliggende tragiek: ons politiek-mediale bestel is niet in staat problemen van dergelijke structurele aard, complexiteit en mondiale omvang het hoofd te bieden. Daarvoor is zijn geheugen te kort, zijn blik te kortzichtig, zijn respons ontoereikend. En dus eeuwig wederkerend.