Waarom we Facebook toch vertrouwen, tegen beter weten in

Maurits Martijn
Correspondent Beter internet
Foto: Anouk van Kalmthout (voor De Correspondent)

Hoe komt het toch dat wij nauwelijks iets veranderen aan ons gebruik van online diensten en digitale technologieën, terwijl wij iedere dag wel weer lezen welke risico’s daaraan kleven? De Belgische techniekfilosoof Esther Keymolen geeft antwoord.

Eigenlijk is het te zot voor woorden.

We lezen over de en van Pokémon GO. We delen massaal een over hoe sociale media de publieke opinie beïnvloeden en de waarheid een loer draaien. We hebben de van Edward Snowden gevolgd over hoe de NSA digitale communicatie monitort. En dagelijks krijgen we te horen over wéér een of andere van persoonlijke gegevens.

Het gekke is: dit weten we allemaal wel, maar we trekken ons er bar weinig van aan. Terwijl er alle reden is om al die digitale diensten, appjes en sites te wantrouwen, pokémonnen wij rustig verder, facebooken we dat het een lieve lust is en blijven wij onze data stallen bij onbekende partijen.

Struisvogelgedrag? Of is er meer aan de hand?

Deze vraag intrigeert mij al een tijd. Hij slaat ook op mijzelf. Op dit moment leg ik de laatste hand aan het dat ik met collega Dimitri Tokmetzis schrijf. Hierin leggen wij bloot op welke manieren wij door overheden en bedrijven in de gaten worden gehouden en laten wij zien waarom dit tot grote problemen kan leiden. Je zou zeggen dat ik één brok wantrouwen moet zijn naar alles wat digitaal is. Maar ook ik kies geregeld voor gemak. Ik ga even klakkeloos akkoord met algemene voorwaarden. En ik neem niet alle mogelijke online veiligheidsmaatregelen - die ik dondersgoed ken en begrijp. Hoe kan dat? Waarom vertrouw ik al die online applicaties en digitale apparaten blijkbaar toch nog genoeg om ze te blijven gebruiken?

Foto: Anouk van Kalmthout (voor De Correspondent)

Wanneer heb je ergens vertrouwen in?

Ik neem contact op met Esther Keymolen. Deze Belgische techniekfilosoof in april 2016 op online vertrouwen. In haar proefschrift zoekt de universitair docent aan de Universiteit Leiden een antwoord op exact die vraag: hoe kan het dat wij vol vertrouwen gebruikmaken van digitale apparaten en online diensten,­ ‘genetwerkte artefacten’, terwijl wij weten dat er duidelijke redenen zijn om ze niet te vertrouwen?

Om die vraag te kunnen beantwoorden, legt Keymolen mij uit, moeten we eerst meer begrijpen over wat vertrouwen eigenlijk is. Met vertrouwen is iets vreemds aan de hand, vertelt ze. Het is in essentie een paradox. Ergens vertrouwen in hebben is een manier om om te kunnen gaan met het feit dat je nooit alles kunt weten of begrijpen. ‘Door te vertrouwen overbrug je als het ware een kennisgat. Dat doe je niet door extra informatie op te zoeken, maar door ervan uit te gaan dat die ene positieve toekomst ook datgeen is dat zich gaat ontvouwen.’

Door te vertrouwen overbrug je als het ware een kennisgat

Intuïtief denken wij dat hoe meer zekerheid wij ergens over hebben - hoe meer wij erover weten - hoe meer vertrouwen wij daarin kunnen hebben. Maar dat klopt dus niet, legt Keymolen uit. ‘Dat is de paradox van vertrouwen: het is juist het stoppen naar het zoeken van zekerheid. Als je honderd procent zeker weet dat a tot b zal leiden, dan is vertrouwen nutteloos. Zonder onzekerheid heb je geen vertrouwen nodig.’

Daarmee hangt samen, zegt de techniekfilosoof, dat het rationele mensbeeld vertekend is. Dat zegt dat als wij dingen weten, argumenten hebben of bepaalde informatie vinden, wij daarnaar gaan handelen. En dat wij onbetrouwbare diensten niet meer gebruiken of, pak ‘m beet, onze beveiliging structureel op orde krijgen.

Niet dus.

Waar baseren we ons online vertrouwen op?

Wat echt telt, zegt Keymolen, is onze ervaring. ‘Pas dan word je echt geconfronteerd met de gevolgen van je gedrag, dan weet je wat jouw handelen teweegbrengt.’

En dat brengt ons bij online vertrouwen. Daar is ook iets bijzonders mee aan de hand, legt de filosoof uit. Als wij gebruikmaken van een online dienst of digitale technologie, dan ervaren wij slechts één onderdeel ervan: het gebruikersniveau. ‘We zien de interface en dat is het,’ stelt Keymolen.

Foto: Anouk van Kalmthout (voor De Correspondent)

Omdat wij ons vertrouwen baseren op de ervaring, baseren wij het voornamelijk op dat gebruikersniveau. ‘Ik vertrouw mijn telefoon en Facebook omdat ze doen wat ik verwacht wat ze doen. Vertrouwen in digitale technologie heeft een binair karakter. Onze beoordeling daarvan gaat vaak niet verder dan: werkt het of werkt het niet? Ja of nee?’

Zo bezien is het volstrekt logisch dat wij de meeste apparaten en diensten vertrouwen. Maar het probleem is, legt Keymolen uit, dat het gebruiksniveau slechts één aspect is van deze genetwerkte technologieën. Achter de interface van Facebook schuilt een multinational met een verdienmodel en een bedrijfsfilosofie. Onder de motorkap van je smartphone huist een apparaat dat data over gebruikers genereert, gemaakt is door een producent die concurreert met andere producenten en opereert in verschillende landen met verschillende wetten.

Achter al die prachtige interfaces van genetwerkte technologieën spelen allerlei krachten die van invloed zijn op de gebruiker, legt de filosoof uit. Maar hij ervaart ze niet. Terwijl ze wel zijn vertrouwen zouden kunnen schaden.

Keymolen onderscheidt vier verschillende niveaus waaruit genetwerkte technologie bestaat en die volgens de filosoof nodig zijn om online vertrouwen te kunnen begrijpen. In haar theorie: de vier C’s.

  • Context. Dit is het gebruikersniveau, dat wat wij ervaren als wij facebooken of onze smartphone gebruiken.
  • Curatie. Dit niveau heeft betrekking op de partijen die het internet en de netwerken besturen. Het zijn de overheden en bedrijven die de infrastructuur van het internet bouwen en beheren. En het zijn ook de partijen die ons informatie voorschotelen en tegelijkertijd informatie over ons verzamelen.
  • Codificatie. Dit gaat over de wetten en regels die de curatoren hanteren. Enerzijds is dat de wetgeving van landen, anderzijds zijn het de algemene voorwaarden en privacyvoorwaarden van bedrijven.
  • Constructie. Hier gaat het om de onderliggende technologie van de applicaties en apparaten. Dit gaat om software én hardware, de algoritmen en de chips.

Keymolen: ‘Wij ervaren niet hoe de technologie echt werkt, wie erachter zitten, welke regels er gelden en welke gevolgen dat heeft. Mensen ervaren niet dat Facebook met hen meekijkt. De meeste gebruikers - uitzonderingen daargelaten - ervaren niet dat hun gegevens gestolen kunnen worden of dat die gebruikt worden voor identiteitsfraude. Daardoor wordt ons vertrouwen nooit echt getest; het is lastig te beoordelen of dat vertrouwen wel terecht is.’

Foto: Anouk van Kalmthout (voor De Corresponden

Om haar ideeën te illustreren, noemt ze Airbnb. ‘Op het gebruikersniveau is alles erop gericht om het vertrouwen tussen verhuurders en huurders mogelijk te maken,’ legt zij uit. ‘Er zijn professionele foto’s van de kamers, er zijn gebruiksprofielen, ratings. Maar daarachter schuilen allerlei tegenstrijdige belangen. Zo wil Airbnb dat gebruikers alles op hun platform doen. Je kunt bijvoorbeeld niet met elkaar telefoneren. Als je dat wel probeert - door je telefoonnummer of bepaalde informatie over de locatie van jouw appartement naar iemand te sturen - dan kun je zelfs worden geblokkeerd.’

Succesvolle netwerktechnologieën maken zichzelf onzichtbaar, zegt Keymolen. ‘Ik ben bezig met dat ene appartement en de verhuurder en niet met het bedrijf Airbnb of de technologie erachter. Bij dit soort platforms, maar ook bij apparaten als de smartphone, is alles erop ingericht om de codificatie, de constructie en de curator zelf, te laten verdwijnen.’

Wat te doen?

In een ideale wereld, zegt Keymolen, zou de gebruiker alle niveaus van digitale technologie - de drie andere C’s - moeten kunnen ervaren. ‘Pas als die ook doordringen tot de ervaring, zullen gebruikers kunnen beoordelen of het apparaat of de dienst het vertrouwen waard is.’

Af en toe een destructrieve ervaring is misschien ook wel nodig om echt na te denken over je ervaringen

Dus pleit zij ervoor dat bedrijven en overheden hun eigen diensten en producten langs de lat van de vier C’s leggen. Wat zijn de belangen van de gebruiker en waar komen die in het geding? ‘Als Airbnb open is over het feit dat het verbod op rechtstreeks bellen niet louter te maken heeft met mijn veiligheid maar ook hun eigen bedrijfsbelang dient, hoeft dit niet mijn vertrouwen te schaden. Wanneer je plots geblokkeerd wordt en er dan pas achter komt dat je interacties worden gemonitord, kan dat wel een knauw voor het vertrouwen betekenen. Voor de duidelijkheid: het gaat er bij vertrouwen niet om dat alles transparant wordt. Maar de zaken die er echt toe doen, die mij potentieel raken als persoon, zouden wel deel moeten uitmaken van mijn ervaring van de dienst of het apparaat.’

Tot die tijd is wat ons rest vasthouden aan wat we al hebben: een niet zelden naïef vertrouwen in de diensten en producten die wij gebruiken. En: hopen geen slachtoffer te zullen worden van de lange arm van geheime diensten of de volgende onvermijdelijke hack.

Of wel? Keymolen: ‘Af en toe een destructieve ervaring is misschien ook wel nodig om echt na te denken over je ervaringen.’

Meer interviews over privacy: