De schrijver steelt. Van andere schrijvers, dood en levend, en van zijn omgeving. Hij steelt verhalen, uitspraken en anekdotes, hij berooft zijn omgeving van uiterlijke details en sprekende karaktertrekjes.

De betere schrijver gaat nog verder. Die steelt ook je gedachten, de gevoelens en de overtuigingen die al jaren in je zeuren, maar die je nooit in die woorden had kunnen uitdrukken.

Dan zie je ze opeens op het papier staan. Raak, helder, kernachtig. Dit is van mij, denk je. Hoe kan die schrijver in godsnaam in mijn hoofd hebben gekeken.

De schrijver doet het onmogelijke: hij is, in die ene zin waarin hij dat gevoel beschrijft, op twee plekken tegelijk. Hij staat er precies ver genoeg vanaf om het nauwkeurig te observeren. En hij staat er zo dichtbij dat hij het, in al zijn volheid, voelt van binnenuit.

Hoe vaak je het ook hebt meegemaakt, het blijft een van de wonderlijkste, meest adembenemende ervaringen bij het lezen. De schrijver die in jouw hoofd kijkt, en je in het zijne laat kijken. De onoverbrugbare afstand tussen twee mensen die tijdelijk is opgeheven.

Oké, dat klinkt misschien wat hoogdravend allemaal. Maar De lanterfanter, ons boek van de maand, roept nou eenmaal hoogdravende gevoelens op – terwijl het een heldere, toegankelijke, allesbehalve pretentieuze roman is.

Yusuf Atılgan is zo’n schrijver die je gedachten steelt en ze waardevoller aan je teruggeeft

Yusuf Atılgan is zo’n schrijver die je gedachten en je ervaringen steelt en ze rijker, waardevoller aan je teruggeeft. Daarvoor hoef je niet al te veel op zijn held, hoofdpersoon C., te lijken, of op de handvol mensen om C. heen.

C. walgt van alles wat normaal, correct, conventioneel is, hij zet zich ertegen af, maar is te veel eenling om die visie aan anderen op te dringen. Dat klinkt enigszins puberaal, en deels is dat ook wat C. zo aansprekend maakt: het compromisloze geloof in zijn eigen verzet. Maar het verzet is óók genadeloos doordacht; C. kneedt zijn opvattingen terwijl hij ze beleeft en navolgt. Zijn rebellie heeft geen publiek nodig. Al te nadrukkelijke rebellie zou hij waarschijnlijk aanstellerij vinden.

C. heeft trouwens makkelijk praten: hij kan het zich veroorloven om zich van het gewone maatschappelijke leven af te keren. Hij is een rentenierende rijkeluiszoon, een wees met nauwelijks verwanten meer.

Hij vult zijn dagen met rondlopen door Istanbul. Hij drinkt thee in baklavasalons, wijn in schimmige cafés. Hij kijkt naar vrouwen en snauwt obers af, verwondert zich en maakt zichzelf en de lezer aan het lachen. Hij observeert en denkt na, aan een stuk door, hij probeert aan zichzelf te ontsnappen en zichzelf nog beter te leren kennen. Hij loopt achter vrouwen aan en stoot ze af, hij rookt vrijwel aan één stuk door en poseert voor schilderijen. Lanterfanten kun je het misschien wel noemen, niksdoen is het zeker niet.

De observaties die het boek zo boeiend maken

Er is geen verhaal, geen al te duidelijke spanningsboog, geen ontknoping. Toch gebeurt er iets in vrijwel iedere alinea.

We leren C. en zijn pijnlijke jeugd beter kennen, we leren zijn scherpe geest en botte gedrag begrijpen – en toejuichen. We zien hem verliefd worden, of bijna verliefd worden, we zien hem verlangen naar die ene vrouw, en we verlangen met hem mee.

We volgen hem op die hortende, stotende zoektocht naar de pure liefde. Puur in de zin van: volledig vrijwillig, volledig losstaand van maatschappelijke eisen en burgerlijke idealen. Volledig niet-materialistisch, niet-manipulatief. Een liefde waarin de geliefden alleen elkaar nodig hebben, niets en niemand anders meer – een tweepersoonssamenleving, dat is C.’s hoogste streven. Maar ook de tweepersoonssamenleving wordt van alle kanten bedreigd door verstikkende maatschappelijke eisen:

‘Zijn benauwdheid was begonnen toen hij het terrein opliep, dat niet veel meer dan een braakliggend veld was, en tussen de rijen stoelen kinderwagens had zien staan. Ze lieten je denken dat een tweepersoonssamenleving vooral tot doel had er een driepersoonssamenleving van te maken.’

Vroeg of laat dringt de buitenwereld, en misschien ook de onrust, in elke liefde door

Het is een typische C.-observatie, een typische Atılgan-zin ook. Scherp, grappig, origineel en strak geformuleerd. Een hatelijkheid die voortkomt uit vervreemding, uit een oprecht en hartstochtelijk anders zijn dan iedereen.

Vroeg of laat dringt de buitenwereld, en misschien ook de onrust, in elke liefde door. C.’s ideaal van pure liefde is even onhaalbaar als romantisch, of in elk geval, het is niet langer houdbaar dan een paar maanden – één seizoen. Hij beleeft een mooie, aftastende lente met Güler, een zomer vol overgave met Ayşe. Daarna moet de liefde haast wel doodlopen.

Het aantrekkelijke van C., van de hele roman eigenlijk, is dat hij in al die bloedserieuze verlangens en ideeën erg komisch is. Hij zoekt constant in zichzelf en in de wereld, hij graaft en begraaft, af en toe vindt hij iets waardevols. Hij doet zijn best om puur en zorgeloos te leven, maar zijn volstrekte onbegrip van andere mensen, zijn onwil om zich ook maar even aan te passen, staat elke vorm van rust in de weg. Vooral dat onbegrip is grappig en herkenbaar.

In een kroeg horen we hem denken: ‘Nog even en dan zou het druk worden; sommigen zouden bij ieder glas nog wat opdringeriger worden, anderen zouden met dubbele tong hun hart bij de kastelein luchten. Dat is toch niet vol te houden! Hij had medelijden met de man. Wat hebben mensen toch saai werk!’

De meest alledaagse, individuele handelingen staan hem tegen: ‘Hij deed het licht aan en knipte zijn nagels met een schaartje. Wat hij had afgeknipt gooide hij in de asbak. Hij schoor zich. Een mens had nu eenmaal een hele serie stompzinnige klusjes te doen.’

Opvallende overeenkomsten met andere grote schrijvers

De lanterfanter verscheen in Turkije in 1959. Het was Atılgans debuut. De auteur heeft een volstrekt eigen stem, en tegelijkertijd is de roman één lange, wervelende stroom van associaties met andere, overwegend westerse auteurs. De manier waarop hij in de hoofden van zijn personages duikt, het soepele schakelen tussen C.’s gedachten en het subtiele commentaar daarop, de dunne lijn tussen verteller en personage – het doet denken aan aan C.’s hysterische, overspannen gedachten doen denken aan John Fante. De tegelijk banale en ernstige overpeinzingen doen denken aan schrijvers die Atılgan nooit gelezen kan hebben, zoals de jonge Hier bijvoorbeeld: ‘Op straat leek het of hij de lucht, die op hem drukte, die zijn gezicht likte, kon zien. Op school hadden ze hem geleerd dat lucht ‘niet met het blote oog zichtbaar‘ is. Maar hij zag die wel degelijk. De definitie moest anders.’

Dit is een paar jaar later en ruim tweeduizend kilometer oostelijker.

De speelsheid van Atılgans stijl, de soepele perspectiefwisselingen, de meerstemmigheid en de verrassende kleine vondsten, doen denken aan een andere Nederlandse debuutroman: Het leven is vurrukkulluk van Remco Campert.

Hij heeft een volstrekt eigen stem, en tegelijk is de roman één lange stroom van associaties met andere auteurs

Want hoewel De lanterfanter sterk gericht is op C., hoewel we het overgrote deel van de tijd in zijn hoofd zitten, leren we ook andere personages van binnenuit kennen, op verschillende manieren. We krijgen niet alleen een kijkje in de hoofden van C.’s geliefden, maar we lezen ook fragmenten uit hun dagboek en complete brieven. Af en toe geeft een naamloze verteller – waarschijnlijk niet C. – commentaar op de personages. C.’s geliefde Güler schrijft aan een vriendin: ‘Hij houdt van mij, denk je niet? Zou hij me vandaag in de loge anders zo omhelsd hebben?’ Meteen daarop komt het ontnuchterende commentaar van de verteller: ‘(Een tweede leugen, nu vertrouwen we Gülers verhalen voor geen cent meer).’

Illustraties: Jasper Rietman

Maar Atılgan laat ook voorbijgangers aan het woord: opeens, onverwacht, zitten we in het hoofd van een andere bezoeker van een baklavasalon, die C. en Güler belangstellend bekijkt, met een mengeling van lust en weemoed.

Aılgan schakelt heen en weer tussen belangrijke en onbelangrijke personages, tussen de eerste en de derde persoon, tussen brieven, dagboekfragmenten, en een min of meer normale verteltrant, tussen tegenwoordige en verleden tijd, beschrijvingen van bovenaf en binnenuit. Zelden hapert het. Dat komt vermoedelijk ook door de buitengewoon soepele vertaling van Hanneke van der Heijden.

De vele associaties met andere schrijvers zeggen misschien wel meer over goede boeken in het algemeen dan over De lanterfanter zelf: goede boeken doen je altijd denken aan andere goede boeken.

En wat voor elk écht goed boek geldt, geldt ook voor De lanterfanter: het is niet te vangen in een samenvatting, en ook niet in een omschrijving van de veelzijdige stijl. Daar is het een veel te rijk, veel te eigenzinnig boek voor. De enige manier om echt recht te doen aan de roman is door ‘m te lezen, te ervaren – door in Atılgans hoofd te kijken, en daar je eigen gedachten aan te treffen.

Schrijf je in voor de boekenclub Wil je meelezen? Meediscussiëren? En als eerste horen welk boek we komende maand gaan lezen? Schrijf je deze week in voor de boekenclub, en ontvang het nieuws en de updates in je mailbox.
Naar het aanmeldformulier

Meer over De lanterfanter?

Deze maand in de boekenclub van De Correspondent: Turkijes eerste politieke roman Het is een van de eerste Turkse romans waarin de hoofdpersoon zich verzet tegen de moderne maatschappij. Het is ook ons Boekenclubboek van de maand: De lanterfanter van Yusuf At?lgan. In deze update leg ik uit waarom. Waarom we dit boek deze maand in de Correspondentboekenclub lezen Dit leert De lanterfanter over Turkije (en nog 9 vragen over ons Boekenclubboek beantwoord) Het is een van de eerste Turkse romans waarin de hoofdpersoon zich verzet tegen de moderne maatschappij: De lanterfanter van Yusuf At?lgan. In dit stuk beantwoordt Midden-Oostenkenner Michiel Leezenberg tien vragen die je helpen bij het lezen van dit Boekenclubboek. Wat we ervan over Turkije kunnen leren Een halve eeuw na verschijnen is de roman De lanterfanter actueler dan ooit De Turkse roman De lanterfanter van Yusuf At?lgan - deze maand in de Boekenclub van De Correspondent - gaat over C., die het keurslijf van de maatschappij weigert door niets te doen dan lanterfanten. Zijn zoektocht naar genegenheid spreekt vele Turken (en Nederlanders) ruim vijftig jaar na dato aan. Waarom het boek zo populair is