Goed voor je levens-cv: in je karakter investeren in plaats van je werk
Werk je hard en ben je succesvol, maar sluimert er toch altijd een vaag gevoel van ontevredenheid in je? Dat komt omdat je productiviteit niet meer als een middel ziet, maar als een doel. Tijd om succes te herdefiniëren.
‘Zelfhulp is als The Matrix,’ schreef ik een jaar geleden op De Correspondent. Want, zoals ze in die sciencefictionfilm in luttele seconden een vaardigheid in hersenen programmeren, kan een zelfhulpboek je als een snelkoppeling in betrekkelijk weinig tijd verder op weg helpen.
En dus berichtte ik in de maanden die volgden hoe je je concentratie verbetert, je mail sneller verwerkt en je geld slimmer uitgeeft.
Maar na verloop van tijd begon die focus op betere vaardigheden me tegen te staan. Natuurlijk, het is heel fijn als je zoiets als uitstelgedrag kunt bestrijden, maar sloeg ik niet door in mijn zoektocht naar een hogere productiviteit en effectiviteit?
Professionele vaardigheden zouden middelen moeten zijn, maar voor mij - en vele anderen in de prestatiemaatschappij - lijken het doelen op zich.
Twee auteurs kaarten in recent verschenen boeken dit probleem aan.
Er moet ‘een alternatief voor de ontwikkelingscultuur’ komen, betoogt de Deense hoogleraar psychologie Svend Brinkmann in Standvastig (2016). Want met onze hang naar zelfverbetering groeien we enkel uit tot een soort superwerknemers. Daar profiteert de markt van, maar zelf blijven we zitten met ‘een algemene vervreemding van onze activiteiten en het ervaren van een permanent gevoel van tijdgebrek.’
Met onze hang naar zelfverbetering groeien we enkel uit tot een soort superwerknemers
En in het - soms te pessimistische - boek The Road to Character (2015) vraagt auteur David Brooks welk document je belangrijker vindt: je cv of je necrologie? Kies je voor professionele waarden die voor aanzien zorgen in het bedrijfsleven, zoals productiviteit? Of ga je voor deugden die mensen prijzen als je er niet (meer) bij bent, zoals bescheidenheid, empathie en vriendelijkheid?
Waarschijnlijk kies je net als Brooks voor de necrologiedeugden, maar investeer je in werkelijkheid vooral in je professionele waarden. Daarom lopen we het risico om te eindigen als chronisch ontevreden zelfverbeteringsmachines. Voor wie vriendschappen instrumenteel zijn en geliefdes en kinderen ‘projecten.’ Alles voor meer persoonlijk succes.
Oké heren, point taken.
Wat kunnen we doen?
De adviezen die ik in hun boeken tegenkwam waren zeker géén snelkoppelingen à la The Matrix. Je kunt er een leven lang mee worstelen.
1. Investeer in je integriteit
Volgens Brinkmann houdt integriteit in ‘dat je probeert een samenhangende identiteit tot stand te brengen, ongeacht tijd en contexten – en daarbij stilstaat.’
Wie dat niet doet, en zijn integriteit verwaarloost, vindt op een gegeven moment ‘zijn eigen Watergate,’ denkt Brooks.
Want dan ben je vaak geneigd ‘lagere waarden’ te verkiezen boven ‘hogere waarden.’ Als je op een feestje een goede roddel over een vriend opdist om indruk te maken op het gezelschap, stel je bijvoorbeeld ‘populariteit’ boven ‘liefde.’
Dat loopt vanzelf een keer fout af. Enter: je eigen Watergate.
De eerste stap naar integriteit is je bewust te worden van de waarden die je het allerbelangrijkst vindt. Waarschijnlijk zijn die voor de meeste mensen hetzelfde. Denk aan liefde en vertrouwen.
Vervolgens probeer je zo vaak mogelijk ‘nee’ te zeggen tegen dingen die deze waarden bedreigen. Bijvoorbeeld tegen een baan waar je structureel voor moet overwerken. Of die borrel die ten koste gaat van tijd met je gezin of geliefde.
‘Als je nee kunt zeggen als je waarden worden bedreigd, ben je een rijp persoon met een zekere mate van integriteit,’ schrijft Brinkmann.
2. Ken je zwaktes
Ik maak altijd lijstjes van zakelijke doelen die ik wil bereiken. Maar ik heb eigenlijk nog nooit mijn persoonlijke zwaktes en karaktergebreken opgeschreven.
Typisch voor de zelfhulpcultuur, vindt Brinkmann. Daarin voert positief denken de boventoon. En sluiten we onze ogen voor zwakheden en ellende.
‘Bepaal je karaktergebreken en vecht daartegen’ is ook een iets minder aantrekkelijke boodschap dan ‘zo maak je in zes stappen al je dromen waar.’
Maar het is volgens Brinkmann en Brooks wel een edelmoediger streven dan onze carrièredrang. Zo kan ik al m’n tijd investeren in productiever worden, maar beter is het om wat aan m’n opvliegendheid te doen. Je wordt er - zeggen ze zomaar even zonder ironie - een ‘beter mens’ van.
3. Zoek het buiten jezelf
In The Road to Character reconstrueert Brooks de levens van mensen die de strijd met hun eigen zwaktes documenteerden in brieven, dagboeken en toespraken. Zoals de Amerikaanse president Dwight Eisenhower en de negentiende-eeuwse schrijfster George Eliot.
Wat opvalt, is dat velen van hen zich op een dag realiseren dat ze helemaal niet zo speciaal zijn als ze dachten. En dat ze, bovenal, niet alles zelf in de hand hebben.
Dat staat natuurlijk lijnrecht tegenover onze zelfhulpcultuur waarin we allemaal ‘voorbestemd voor grootsheid’ en ‘in controle over onze eigen toekomst’ zijn:
Maar Eisenhower en co dachten: Goh, zo bijzonder zijn we eigenlijk niet. Ze gaven zich vervolgens over aan een Hogere Macht en vonden voldoening in de toewijding daaraan. Wij leven echter in een maatschappij die religie grotendeels heeft afgezworen. Hoe vinden we dan iets wat Groter is dan onszelf?
In onze onderlinge verhoudingen, vinden Brinkmann en Brooks.
Gebruik de macht die je onvermijdelijk over anderen hebt voor hún bestwil en niet die van jezelf
‘Het belangrijke in het leven ligt buiten jezelf,’ schrijft Brinkmann. Hij adviseert naar je afhankelijkheden van anderen en bijbehorende plichten te kijken. ‘Je hebt een plicht tegenover moeders, vaders, managers, werknemers, leraren, leerlingen enzovoort.’ Hij laat bewust open wat hij met ‘plichten’ bedoelt, maar verwijst wel naar de Deense filosoof K.E. Løgstrup, die ‘plicht’ als een ‘ethische eis’ interpreteert. Een eis die eruit bestaat om de macht die je onvermijdelijk over anderen hebt te gebruiken voor hún bestwil en niet die van jezelf.
Brinkmann maakt het vervolgens heel praktisch en zegt: doe eens ongemerkt iets goeds voor een ander. Doneer onder een andere naam geld aan een goed doel, raap een fiets op of gooi een losslingerend blikje in de prullenbak. ‘Anonieme liefdadigheid kan je helpen om de goede eigenwaarde van de daad te begrijpen, en je zult leren dat het niet je eigen innerlijke beleving is die bepaalt in hoeverre iets waarde heeft. Er zijn goede, essentiële en zinvolle fenomenen in de wereld, ook al leveren die je geen voordeel op.’
Brooks pakt het een tikje bombastischer aan en roept de lezer op een ‘roeping’ te vinden. Kijk naar alle problemen in de wereld en bepaal welke je vanuit een intrinsieke motivatie wilt oplossen. Zorg vervolgens dat je steeds beter wordt in de vaardigheden die vereist zijn voor de oplossing en vind daar voldoening in.
Makkelijker gezegd dan gedaan
Zo, dat zijn de drie adviezen. Sterkte ermee, hè?
Wat ik maar wil zeggen: ze scoren alle drie bijzonder hoog op de makkelijker-gezegd-dan-gedaanschaal.
Want zelfs als je voor jezelf bepaalt dat je ernaar wilt streven een ‘beter mens’ te zijn in plaats van een ‘betere werknemer,’ dan leef je nog steeds in een maatschappij die eist dat je een dubbele werkweek per week bereikbaar bent voor je baas.
Werken aan je necrologiedeugden is een stuk moeilijker als je diep in de schulden zit
Als je een gezin moet voeden en voor je baan vreest, of je studeert en kunt studievertraging financieel niet dragen, voelt het werken aan je karaktergebreken wellicht als een luxe.
Of zoals The New Yorker over het boek van Brooks schreef: ‘Werken aan je necrologiedeugden is een stuk moeilijker wanneer je diep in de schulden zit.’
Toch moeten we die strijd aangaan. Om de simpele reden dat we anders nooit voldoening zullen vinden. ‘Dan ben je wel druk en succesvol,’ schrijft Brooks, ‘maar ervaar je altijd een vage angst dat je leven niet zijn uiteindelijke zin en betekenis waarmaakt.’
In een maatschappij waar één op de zeven werknemers met burn-outklachten kampt, klinkt dat ongetwijfeld heel herkenbaar.