De Shelldialogen (7): een werkgever die een leven lang voor je wil zorgen
In een serie gesprekken met Shellmedewerkers onderzoek ik hoe het is om bij de olie- en gasgigant te werken en wat het bedrijf kan doen tegen klimaatverandering. Hier vind je een samenvatting en analyse van het zevende gesprek, met een medewerker die harde kritiek uit op Shells heilige huisjes.
Via de link hieronder kun je het persoonlijke verhaal lezen van de zesde Shellmedewerker in deze serie. De verhalen in deze reeks creëren samen een totaalbeeld dat hopelijk het begrip van de olie- en gasindustrie vergroot, en het gesprek over de duurzame energietoekomst verder helpt.
In analyses als deze noteer ik telkens welke inzichten ik opdeed en welke vragen dat oplevert voor toekomstige gesprekken.
Het werk vond hij prachtig. Hij was bijna vijf jaar lang petrofysicus, wat wil zeggen dat hij zijn natuurkundige kennis gebruikte om olie en gas op te snorren, en om te beoordelen hoeveel olie en gas er in reeds geboorde putten zat. Hij werkte ‘met allemaal poten-in-de-klei-achtige figuren, allemaal besnorde Duitsers, gek genoeg.’ Aanpakkers. Hij was verantwoordelijk voor miloenenbesluiten.
Maar hij was bij Shell binnengekomen in de hoop de energievoorziening te kunnen vergroenen. En daar kwam niets van. Hij realiseerde zich: hoe langer ik blijf zitten, hoe moeilijker het wordt te vertrekken. ‘Voor je het weet ben je vijf jaar – en een veel te dure hypotheek en drie kinderen – verder en kun je niet meer weg.’
Hij zag om zich heen hoe collega’s gewend raakten aan het extreem comfortabele leven dat ze zich konden veroorloven door hun riante salaris. Hij kende ‘gasstelletjes’ - stelletjes van Shellers – die langzaam het zicht verloren op een ‘leven zonder al dat geld.’ Deze mensen klinken zichzelf met golden handcuffs - gouden handboeien - vast aan Shell. Er zijn ook mensen die een jetset-leven gaan leiden, die hun ‘absurd hoge salaris’ normaal gaan vinden. Hij wilde dat moment vóór zijn en vertrok.
Net als alle andere Shellmedewerkers kreeg hij jaarlijks een Current Estimated Potential (CEP), een inschatting van je potentie binnen het bedrijf. ‘Ze zeggen eigenlijk: als jij je hele carrière bij Shell blijft, dan zou je daar en daar terecht kunnen komen. Het laat zien dat zij langetermijnplannen met je willen aangaan. Het geeft bijna een gevoel van geborgenheid. Dit is een werkgever die echt de rest van je leven voor je wil zorgen.’
Het was een grote stap om dat los te laten. ‘Maar uiteindelijk is er natuurlijk een heel simpele dooddoener: als je er niet gelukkig van wordt, moet je het gewoon niet doen.’
Het wel of niet halen van targets is bepalend voor het succes van de werknemers. ‘Als je hogerop wilt komen en snel wilt doorgroeien, dan moet je heel erg gefocust zijn op hoe dat systeempje werkt en dan moet je het spel gewoon meespelen.’ Duurzame energieprojecten scoren niet, en krijgen van verreweg de meeste medewerkers dus ook geen structurele aandacht.
‘Emoties, daar koop je niets voor.’ En dividend is heilig. Dat wordt al sinds het begin van deze serie gezegd: het is een gegeven waar voor- en tegenstanders van Shells huidige beleid het over eens zijn. Het gevolg? Winstgevendheid van projecten is doorslaggevend, en daarom komt duurzame energie binnen Shell niet van de grond.
De oud-medewerker probeerde een project op te zetten voor geothermie, kreeg alle ruimte om daar met anderen aan te werken, maar: ‘Je gaat nooit zoveel geld verdienen met warm water als met olie en gas.’ En dus ketste het af.
Shells open cultuur heeft dus een koele keerzijde. ‘Shell geeft je de mogelijkheid om dit soort projecten te onderzoeken, maar ze helpen je niet als je snel hogerop wil komen. In de grote ‘rat race’ leveren ze eerder een achterstand op. Het is een beetje dubbel.’ Vrij vertaald: medewerkers mogen praten over groene energie tot ze een ons wegen, ze mogen ‘pet projects’ opstarten, maar er wordt niet in geïnvesteerd, want ze zijn geen core business, niet winstgevend genoeg.
Shell zegt dat fossiele brandstoffen en duurzame energie voorlopig naast elkaar bestaan, en daar is volgens de oud-medewerker niet echt een speld tussen te krijgen. ‘Maar ik vind ook dat Shell een morele verantwoordelijkheid heeft om zijn technische en menselijke kapitaal voor duurzaamheid in te zetten.’ Dat wordt bemoeilijkt door het feit dat Shell een ‘ontzettend traag en conservatief bedrijf’ is, een terugkerend refrein in deze serie.
De oud-medewerker heeft twee fundamentele kritieken op een van de grootste energiegiganten van de wereld:
- Het bedrijf probeert de eigen fossiele brandstoffen zo goedkoop mogelijk aan te bieden en concurreert daarmee rechtstreeks met duurzame energiebronnen. Dat noemt hij ‘keiharde concurrentie met de toekomst.’
- Shell zegt het beste voor te hebben met het klimaat, maar is niet open genoeg over de hoeveelheid methaan die weglekt bij de winning en het transport van aardgas. Methaan is een zeer sterk broeikasgas.
Als jij als goede drugsdealer je product pusht naar armere landen, ben je onderdeel van het probleem
Met name de eerste twee sprekers in deze reeks dialogen rechtvaardigden Shells doorlopende investeringen in olie en gas met het argument dat er 1) nog vraag naar is en 2) dat mensen energie van bedrijven als Shell gebruiken om zich uit armoede te verheffen. Die twee argumenten zou je Shells heilige huisjes kunnen noemen: zingevende toevluchtoorden voor bekritiseerde medewerkers.
Maar, zegt deze oud-medewerker: ‘Als jij als goede drugsdealer je product pusht naar armere landen, dan ben je geen onderdeel van de oplossing. Dan ben je onderdeel van het probleem. Want die landen zouden eigenlijk de fossiele energievoorziening moeten overslaan en zich zo snel mogelijk moeten ontwikkelen op basis van duurzame energie.’
In mijn woorden: de vraag naar fossiele brandstoffen is geen natuurfenomeen, maar een gevolg van beleid en (geo)politieke keuzes, die Shell steevast in het voordeel van de eigen core business probeert te beïnvloeden.
Er is een oudere groep Shellers die in deze serie nog buiten beeld is gebleven, vertelt de oud-medewerker: ‘type VVD-stemmer en principieel vleeseter’ die een gesloten houding aanneemt ten opzichte van duurzaamheid. ‘Die zeggen: dat is ons werk niet, laat andere mensen dat maar doen.’ Het zijn niet ‘de grootste intellectuele zwaargewichten,’ maar hun houding is begrijpelijk, want ze werken soms al een leven lang in de industrie.
Deze opmerkingen deden me opnieuw inzien dat de medewerkers die in mijn serie aan het woord komen – omdat ze op mijn oproep reageerden –, een relatief ‘groen’ profiel hebben: ze hebben tot nu toe allemaal tamelijk uitgesproken ideeën over de noodzaak van duurzaamheid. Het is belangrijk niet te vergeten dat er ook een groep Shellers is die daar niet of veel minder mee bezig is.
Binnenkort zal ik die blinde vlek proberen weg te nemen. Er volgen nog enkele dialogen. Daarna ga ik de balans opmaken.