Deze professor probeert privacy opnieuw uit te vinden (en dat is broodnodig)
Ons privacyrecht is hopeloos verouderd, stelt hoogleraar Bert-Jaap Koops. Zijn ambitie: een nieuw recht uitvinden dat wél rekening houdt met de technologische revoluties.
Hoe vaak komt het voor dat een wettekst zich leent voor een geweldige anekdote voor tijdens de borrel?
Toen Bert-Jaap Koops een paar maanden geleden het Italiaans Wetboek voor Strafrecht doorploos, stuitte hij op een hilarische strafbepaling. Lachend dist de hoogleraar Regulering van technologie aan de Tilburg University het verhaal op.
Koops: ‘Als een Italiaanse hacker een computer hackt terwijl hij een pistool in zijn hand heeft, dan kan hij een hogere straf krijgen dan een hacker die al hackende gepakt wordt zonder pistool.’
In Italië, legt hij uit, is computervredebreuk in de wet letterlijk gekopieerd uit de bepaling over huisvredebreuk. En daar staat - logischerwijs - in dat een gewapende inbreker zwaarder gestraft moet worden dan een onbewapende collega-crimineel.
Het hoogstambitieuze project van Bert-Jaap Koops
Koops las de tekst voor een analyse die hij recent samen met zijn team van medewerkers maakte. Zij wilden weten welke rol privacy speelt in de wetboeken van negen verschillende landen. Hoe wordt de privacy in de grondwet beschermd? Welke grenzen zijn aan opsporingsdiensten gesteld? En hoe is de vertaalslag naar de digitale wereld gemaakt?
Deze internationale rechtsvergelijking is onderdeel van wat met recht een hoogstambitieus academisch project kan worden genoemd: Koops wil in vijf jaar het privacybegrip - zoals dat in de wet is verankerd - opnieuw uitvinden. Voor dit project kreeg hij een subsidie van anderhalf miljoen euro van het NWO.
Bert-Jaap Koops is een van de scherpste Nederlandse denkers over privacy die ik ken. Zijn denken is eclectisch en zijn blikveld is breed - zo bestudeerde hij de afgelopen jaren DNA-databanken, versleuteling van communicatie, digitale grondrechten en genetica. Voor het boek waar collega Dimitri Tokmetzis en ik nu aan werken, zijn wij nadrukkelijk op zoek naar antwoorden op de vraag wat privacy nu eigenlijk is in het online tijdperk. Koops heeft enkele van die antwoorden. En ook al is Koops nog maar op de helft van het project - en zijn veel van zijn ideeën nog precies dat: ideeën - wilde ik hem toch graag interviewen.
De twee grootste hiaten van ons privacyrecht
Het privacyrecht is hopeloos verouderd, begint Koops. Van oudsher speelt het onderscheid tussen de ‘private’ en ‘publieke’ ruimte een essentiële rol. Kort gezegd: dat wat wij als de private ruimte beschouwen is door wet- en regelgeving goed beschermd. In de publieke ruimte speelt privacyrecht daarentegen nauwelijks een rol: daar geldt, volgens de wetboeken, ‘geen redelijke verwachting van privacy.’ En daar moeten we het mee doen. Met andere woorden: in je huis ben je goed beschermd door wet- en regelgeving en vanaf het moment dat je de deur achter je dichttrekt niet meer.
Dit onderscheid, zegt Koops, kan in de huidige tijd niet anders dan ‘wereldvreemd’ worden genoemd. De hoogleraar geeft daar twee argumenten voor.
De politie mag je mobiele telefoon doorzoeken, terwijl zij een huiszoekingsbevel nodig heeft om iemands huis te doorzoeken
‘Tegenwoordig neem je een groot deel van je huis mee als je naar buiten gaat,’ legt hij uit. ‘In je smartphone staan je fotoalbums, je adresboekje, je mailwisselingen, je documenten in de cloud. Je huis is niet meer bij uitstek de plek waar je privédingen doet, zoals dat vroeger wel het geval was.’ Koops vertelt hier wat Edward Snowden recent mooi samenvatte met de woorden: ‘We used to say a man’s home is his castle. Today a man’s phone is his castle.’
Als illustratie geeft Koops het voorbeeld van de politie die iemand arresteert op straat. Volgens de wet mag de politie de zakken doorzoeken en innemen wat diegene bij zich heeft. Drugs bijvoorbeeld. Of een mes. ‘Dat is gebaseerd op de gedachte dat iemand niet zoveel privézaken met zich meedraagt. Maar dat was voor de mobiele telefoon. Volgens de huidige wetgeving mag de Nederlandse politie die mobiele telefoon ook gewoon doorzoeken, terwijl zij een rechterlijke machtiging nodig heeft om iemands huis te doorzoeken.’
Tegelijkertijd, legt Koops uit, zijn er allemaal partijen die ons binnen de muren van ons huis volgen en monitoren. Denk aan de trackers op onze laptop. Of de smartmeter die ons energiegebruik registreert en naar de producent stuurt. ‘Ons huis erodeert als dé plaats van privacy,’ aldus Koops. ‘Het huisrecht is volledig uitgekleed.’
Zijn tweede argument: het idee dat wij relatief anoniem door de publieke ruimte kunnen bewegen staat op losse schroeven. Niet alleen worden wij in de publieke ruimte door steeds meer partijen geregistreerd, onze gangen worden ook gevolgd. Denk aan de wifi-trackingtechnologieën die winkels gebruiken om klanten te herkennen en die steden als Utrecht, Eindhoven en Amsterdam inzetten om mensenstromen te analyseren. Of denk alleen al aan het feit dat onze smartphone continu onze locatie doorgeeft aan tientallen zendmasten. En wat te denken van al die slimme camera’s die in de publieke ruimte hangen? Surveillancedrones? Gezichtsherkenningssoftware wordt met de dag beter. Gezichten die in de publieke ruimte worden gefotografeerd zullen binnenkort automatisch herkend kunnen worden. Weg anonimiteit. ‘De facto,’ zegt Koops, ‘ben je dan in het openbaar identificeerbaar. Dat is een enorme omslag.’
Wat Koops wil doen tegen de erosie van onze privacy
Als je erover nadenkt dan betekent dit nogal wat. Ons hele denken over privacy is gebaseerd op het onderscheid tussen de privé- en de publieke ruimte. Een onderscheid dat betekenisloos is geworden.
Dit is een probleem, niet in de laatste plaats om wat Koops in eerder werk ‘de langzame erosie van privacy’ heeft genoemd. Technologieën die het mogelijk maken mensen te volgen en informatie over hen te verzamelen raken langzaam ingeburgerd. Tegelijkertijd perken zij evident onze privacy in. Ook daaraan raken wij gewend waardoor, aldus Koops, ‘wij de facto minder verwachten dat bepaalde zaken privé blijven. Deze erosie van privacy is een geleidelijke ontwikkeling, die wij niet bewust doormaken, maar die wel logisch is.’
De manier om die erosie tegen te gaan, zegt Koops, is het achterhaalde onderscheid tussen de publieke en private ruimte los te laten. En op zoek te gaan naar een nieuw en duidelijker criterium.
Dit is het doel van Koops’ vijfjarenplan. Hij is nu druk met het uitdenken van wat hij het ‘huisrecht 2.0’ noemt - een vorm van privacybescherming die dit onderscheid loslaat. Het woord ‘huis’ dient in zijn nieuwe privacymodel als metafoor. Het gaat Koops er vooral om dat dit nieuwe huisrecht géén puur fysieke component meer heeft.
Als het huisrecht het recht is om te bepalen wie er wel en wie er niet in jouw huis mag, dan kun je dat ook over de computer zeggen
Zoals gezegd: het definitieve antwoord heeft hij nog niet. We kunnen hem er dus nog niet op vastpinnen. Wel vond hij in het Italiaanse recht een interessante denkrichting. ‘Als het huisrecht het recht is om te bepalen wie er wel en wie er niet in jouw huis mag, dan kun je dat ook over de computer zeggen. Enkele Italiaanse juristen vinden dat het dan niet moet gaan om de computer als fysieke eenheid, maar om de computer als knoop in het netwerk van jouw digitale ruimte. Je smartphone, je Gmail en bestanden in de cloud vallen daar ook onder.’
‘Volledige controle over al je digitale gegevens gaat nooit werken, maar ik vind het interessant om na te denken of je wel controle zou kunnen krijgen over een ruimte in de digitale wereld waar alleen jij de beschikkingsmacht over hebt. Een soort digitaal huis met virtuele muren om jouw digitale gegevens heen. En waar jij het zogeheten ‘ius excludendi’ kunt uitoefenen: die wil ik binnen hebben en die niet.’
Wordt vervolgd.