Hebben de VN in Zuid-Soedan gruwelijk gefaald? Deze opmerkelijke oud-generaal gaat dat uitzoeken
Wereldvrede - dat klinkt als een megalomaan en naïef doel. Maar niet voor Patrick Cammaert. Zijn geheim? Op totaal onconventionele wijze tegen het systeem aanschoppen. Dat gaat hij nu ook doen bij zijn onderzoek naar seksueel geweld in Zuid-Soedan.
‘Lieve rebellenleider, wil je alsjeblieft komen praten over vrede?’ Patrick Cammaert kijkt me recht aan als hij uitlegt hoe je dat doet, vrede stichten. ‘Niet?’
Zijn gebalde vuist schiet uit, richting mijn neus.
BOEM!
‘Wil je nu wel praten? Niet?’
BOEM!
Het scheelt centimeters. ‘Zitten jij!’
Ik knipper even mijn met ogen, geschrokken. ‘Geen zorgen, ik ga je niet tot pulp slaan,’ lacht Cammaert, ‘want uiteindelijk moet je aan de onderhandelingstafel komen.’
Vrede. Wie in de wereldpolitiek wil het nu niet? Maar in de praktijk gaan economische belangen, ideologieën of machtsspellen vaak voor. Wereldleiders zijn als meisjes in een missverkiezing, die met een laag foundation op ‘world peace’ wensen, maar zelf hun tijd doorbrengen in schoonheidssalons.
Patrick Cammaert is geen schoonheidskoningin. Hij is ook geen politicus. Toch heeft hij zijn leven besteed aan zo hard mogelijk optreden voor dit bijna naïeve doel: wereldvrede. Zijn middel? De vredesmissies van de Verenigde Naties. The General, zoals de generaal buiten dienst bekendstaat in de VN, heeft door de jaren heen een imposant cv opgebouwd.
Hij:
- Ging op missie in Cambodja en Bosnië;
- Gaf leiding aan de missie in Ethiopië en Eritrea;
- Was de hoogste militair adviseur van VN-chef Kofi Annan;
- Leidde VN-onderzoeken naar mensenrechtenschendingen in Gaza en Zuid-Soedan;
- Gaf tussen 2005 en 2007 leiding aan de grootste en duurste vredesmissie uit de geschiedenis van de Verenigde Naties: de missie in Oost-Congo, nu MONUSCO.
- En, zo werd deze week bekend, gaat onderzoek doen naar de huidige vredesmissie in Zuid-Soedan. Daar zouden VN-medewerkers te weinig tegen het (seksuele) geweld hebben ondernomen in de hoofdstad Juba.
Cammaert boekte in zijn carrière successen die niemand hem nadeed. En: hij deed dat rechttoe, rechtaan, zoals je maar zelden ziet in extreem politieke situaties.
In de tientallen interviews die ik hield voor mijn serie over vredesmissies was er - werkelijk zonder uitzondering - niemand die het naliet mij te adviseren met Cammaert te spreken. En na één koffieafspraak (en het ontwijken van twee gebalde vuisten) was het mij duidelijk: van deze generaal kunnen we leren hoe we niet alleen over wereldvrede praten, maar het ook bereiken.
Dat klinkt wel erg groots natuurlijk, een man met het recept voor wereldvrede. Maar de ingrediënten zijn simpeler dan je denkt.
Zijn gezicht bloedde permanent van frustratie
Eerst maar even voorstellen. Wie is deze man, en wat heeft hij dan precies bereikt?
Cammaert is een grote man, zo’n 1,90 meter. Zijn hoofd lijkt nog het meest op Bert (die van Ernie): langwerpig, wat plat van achter. Hij staat kaarsrecht, alsof zijn rug gespalkt is. Als hij praat, is er altijd iets in beweging: hij friemelt met enorme knuisten aan een bierviltje, duwt met zijn voet tegen een paar dozen, flapt het hoesje van zijn telefoon open, dicht, open, dicht. Hij lacht breed en innemend - zijn lippen trekken dan strak, alsof je vershoudfolie spant.
Zijn stem is dragend, diep. Hij is niet luid, maar in een drukke koffieruimte hoor je hem toch overal bovenuit.
Cammaert is ongeduldig, op het botte af. Op zijn beoordeling werd ooit geschreven: ‘Heeft een lage tolerantie voor idioten.’
En dat zorgt ervoor dat zijn carrière - naast succesvol - een constante strijd is geweest. Eindeloos schuren, telkens weer tegen de politiek correcte stroom in zwemmen. ‘Ik ben zo vaak tegen de muur gelopen dat mijn gezicht permanent bloedde van frustratie.’
Vredesmissies zijn een imperfect middel, dat geeft hij meteen toe. Dat sommige missies al decennialang bestaan, laat zien: vrede brengen ze vaak niet. Ze weten die hoogstens beperkt te handhaven.
Ga maar na:
- Vredesmissies zijn onderhevig aan de geopolitieke spellen van de VN-Veiligheidsraad.
- Er is een chronisch tekort aan troepen, uitrusting en training.
- Missieleiders worden vaak aangesteld vanwege hun nationaliteit - om bepaalde lidstaten tevreden te houden - niet vanwege hun leiderskwaliteiten.
En dat zijn nog maar enkele van de kwalen die vredesmissies teisteren.
Maar toch: in dat imperfecte systeem heeft Cammaert veel weten klaar te spelen. Met name in Congo. De periode dat hij daar de leiding had, was een van de weinige episodes van relatieve rust in het door oorlog verscheurde land. Er zat schot in de zaak: rebellengroepen kwamen aan de vredestafel of legden hun wapens neer. Maar toen Cammaert vertrok, stortte de boel als een kaartenhuis in elkaar.
Hoe kan dat? Wat is zijn geheim?
Ik ben niet de eerste die het vraagt. Cammaert slaat op tafel als hij zegt dat hij dat ‘tel-kens’ weer moet uitleggen. Hoe hij dat doet, zag ik toen ik hem volgde op de trainingen die hij over de hele wereld geeft aan nieuwe blauwhelmen. Uit die lessen, en onze gesprekken, destilleerde ik Cammaerts vijf ingrediënten voor wereldvrede.
1. Je moet gillen, schoppen, krijsen tot je je zin hebt
Oost-Congo, 2006. Het is niet zijn favoriete activiteit, maar het moet gebeuren: papierwerk. In de airco van een prefab kantoortje is Patrick Cammaert bezig met de evaluaties van zijn personeel. Een brigadecommandant is aan de beurt. ‘Ik raad ten zeerste af deze man nogmaals op missie te sturen,’ schrijft Cammaert onder het kopje ‘aanbevelingen.’ ‘Hij weigert samen te werken met vrouwen.’
Een paar dagen later wordt hij gebeld door de missieleiding in Kinshasa. Het land waar de commandant vandaan komt draagt veel troepen bij aan de vredesmissie - of hij de evaluatie niet wat kan afzwakken? ‘Nee, natuurlijk niet,’ zegt Cammaert. ‘Ik rapporteer gewoon de waarheid.’
Het is een van die dingen waar Cammaert nooit aan heeft kunnen wennen bij de VN: de alomtegenwoordige angst om te zeggen waar het op staat. Niet alleen bij lager personeel, maar ook bij leidinggevenden. Missieleiders zijn bang voor de gevolgen van een slechtnieuwsrapport aan het hoofdkantoor in New York. Bang voor hun eigen carrière, voor de politieke gevolgen van kritiek op troepen uit een bepaald land.
Cammaert citeert graag uit het adviesrapport van de doorgewinterde diplomaat Lakhdar Brahimi, uit 2000: ‘Vertel de Veiligheidsraad wat ze moeten weten, niet wat ze willen horen.’ Hij raakt opgewonden als hij erover praat: ‘Je bent niet op missie om de populariteitsprijs te winnen. Gil, schop, krijs het uit als er dingen misgaan, als je je werk niet kunt doen, als er méér moet gebeuren. Als de lidstaten je budget naar beneden schroeven, wees dan duidelijk: dat betekent dat ik dit, dit en dit niet meer kan doen. Dat betekent dat er zoveel mensen zullen sterven. Beseft iedereen dat?’
Veiligheidsvacuüm? Praat geen Starwarstaal! Wat zou je doen?
Zo’n harde opstelling levert volgens Cammaert, eerder dan ontslag, respect op. Toen in 2003 besloten moest worden hoeveel troepen een nieuwe missie in Liberia nodig had, was Cammaert de militaire rechterhand van Kofi Annan. Zijn afdeling had een plan gemaakt, waarvoor 15.000 troepen begroot stonden. De Amerikanen, die het leeuwendeel van de kosten voor vredesmissies dragen, reageerden als door een wesp gestoken. Are you out of your mind? 5.000 troepen kon hij krijgen. Cammaert bleef kalm. Wat is jullie plan met 5.000 man? Laat dat eens zien.
Dat plan was er niet. Hij kreeg 15.000 troepen.
Tijdens een scenariotraining die hij geeft op de Amsterdamse marinebasis - met situaties die echt zijn voorgevallen - moet een Ierse officier voor de klas presenteren. Het scenario: je vindt op patrouille een meisje dat net verkracht is. Ze wijst je op de daders, soldaten bij een checkpoint verderop. Wat doe je?
De Ierse zegt dat ze de lokale politie zou bellen, om de mannen te arresteren.
Cammaert: ‘Je loopt al drie dagen door de bush. Er is daar geen politie.’
De Ierse: ‘Als er een veiligheidsvacuüm zou zijn, zou ik mijn middelen in kaart brengen en -’
Cammaert: ‘Nee, nee, nee. Veiligheidsvacuüm? Praat geen Starwarstaal! Wat zou je doen?’
De Ierse: ‘Ik zou proberen te kijken…’
Cammaert: ‘Wat zou je doen?!’
De Ierse, na enig aarzelen: ‘Ik zou de mannen aanhouden.’
Dat zalvende, om de hete brij heendraaien, daar heeft Cammaert een hekel aan.
Politiek is niet voor hem. Als een Indiase legerofficier hem na afloop van een lezing vraagt wanneer hij premier van Nederland wordt, vertrekt zijn gezicht in een frons, alsof hij terpentine ruikt. ‘Niet eens in een tweede leven,’ grimast hij.
Want: geen duidelijke taal, geen vrede.
2. Je moet geweld gebruiken om burgers te beschermen
Oost-Congo, 2006. De informatie lijkt betrouwbaar, de locatie bereikbaar, de missie haalbaar. Patrick Cammaert heeft eindelijk een kans om Bosco Ntaganda, een van Congo’s bruutste rebellenleiders, op te pakken. Een verkrachter, martelaar, moordenaar. Hij geeft de opdracht aan de brigadecommandant die met zijn troepen in de buurt is: aanpakken die man.
Maar de commandant sputtert tegen. De missie zou te moeilijk zijn. Cammaert beveelt, dreigt, maar de commandant weigert zijn orders op te volgen. Ntaganda verdwijnt weer in de bush. Hij zal nog zeven jaar op vrije voeten door de Kivu’s trekken voor hij zichzelf uiteindelijk in 2013 aangeeft en wordt uitgeleverd aan het Internationaal Strafhof in Den Haag.
Het enige wat Cammaert in 2006 kan doen, is een rapport schrijven, ‘om te zeggen wat voor bal gehakt die commandant is. Hij had gewoon de ballen niet.’
Geweld gebruiken is voor blauwhelmen een heel gevoelige keuze. Geweld uit zelfverdediging is algemeen geaccepteerd: als er op je geschoten wordt, schiet je terug. Officieel mag een vredesmissie als die in Congo - onder ‘hoofdstuk zeven’ zoals dat in de VN heet - ook geweld gebruiken die verder gaat dan zelfverdediging: geweld om burgers die bedreigd worden te beschermen. Maar dat gebeurt vaak niet.
Want of je geweld moet gebruiken om te voorkomen dat burgers geweld wordt aangedaan is een kwestie van inschatting. Je kunt niet met 100 procent zekerheid zeggen of Ntaganda op het punt staat een dorp plat te branden of zijn leven te beteren. En toch moet je een keuze maken.
En verantwoording afleggen. Dat laatste vindt Cammaert niet lastig: ‘Je moet gewoon elke ochtend kunnen opstaan, jezelf scheren, en in de spiegel kijken,’ is zijn samenvatting. Je kunt jezelf alleen nog aankijken als je weet dat je álles in je macht doet om burgers te beschermen. Alles. Dus ook vechten.
Dat betekent niet dat je oorlog voert. Je werk als vredesmilitair staat altijd in dienst van een politieke oplossing. Een normaal leger heeft vijanden, blauwhelmen hebben tegenstanders. Het verschil: tegenstanders wil je niet vernietigen. Je wilt dat ze aan tafel komen voor vredesbesprekingen, of zich aan een akkoord houden.
Maar als je informatie hebt dat burgers in gevaar kunnen komen - ‘that something is cooking,’ zoals Cammaert het zegt - dan moet je actie ondernemen. Tijdens het hoogtepunt van zijn tijd in Congo voerde de missie vijftien helikopteroperaties per dag uit tegen milities.
Geen geweld, geen vrede.
3. Regels zijn er om op te rekken
Oost-Congo, 2005. Cammaert heeft het bij aankomst in Goma meteen door: deze man gaat zijn grootste vijand worden. Het is geen rebellenleider, maar het hoofd van zijn eigen afdeling logistiek. Een gepensioneerde kolonel uit het Sovjetleger (‘Die man was nog steeds bevroren’). Welk verzoek Cammaert ook indient, het antwoord is altijd: nee. Het roept een allergische reactie bij hem op. ‘Dat kan niet? Oh ja?!’, zegt hij dan, ‘waar staat dat dan?’
De logge bureaucratie van de Verenigde Naties, de cultuur van volledig naar de letter handelen, daar heeft Cammaert een repliek op bedacht. Noem het een koekje van eigen deeg.
Neem dit voorbeeld uit Congo: een patrouille vond een verkracht meisje, en wilde haar naar de dichtstbijzijnde kliniek brengen. Officieel mag dat niet in een VN-auto. Mocht het meisje sterven, dan zijn de VN aansprakelijk. Het antwoord van Cammaert aan het hoofdkantoor in New York: Mag op schrift dat jullie dit meisje hier achterlaten vanwege een bureaucratische aansprakelijkheidsregel? Niet? Oké, dan neem ik haar mee.
Mag op schrift dat jullie dit meisje hier achterlaten vanwege een bureaucratische aansprakelijkheidsregel?
Of: de afdeling Mission Support in Congo had besloten dat alle piloten 24 uur vrij moesten. Vanwege de vele vlieguren hadden ze rust nodig. En weer was het antwoord van Cammaert: mag ik dat op schrift? Mag op schrift dat als er in die 24 uur een aanval op burgers is, ik er niemand heen mag sturen omdat de piloten moe zijn? Niet? Oké, dan laat ik ze dus gewoon vliegen.
De kern is volgens Cammaert: regels zijn er om gerekt te worden tot ze kraken. Het mandaat van een vredesmissie - het takenpakket dat is opgesteld door de VN-Veiligheidsraad - zien de meeste blauwhelmen als een plafond. Angstvallig zorgen ze dat ze niets doen wat daar niet in staat. De taken zijn lijntjes waar ze netjes binnen moeten kleuren.
Maar Cammaert ziet het mandaat als een vloer. De basis vanwaaruit je vertrekt met je missie. De taken zijn het uitgangspunt, de ideologie waar je mee werkt. Hoe je die verder vormgeeft, dat is aan jou. Alles wat niet beschreven is, mag gewoon.
Geen creativiteit, geen vrede.
4. Alles valt of staat met de vraag: wil je het wel?
Oost-Congo, 2007. De wind van de helikopter maakt een ruisend gat in het hoge gras - de jungle rondom is dicht, donker, afgelegen. Cammaert is hier om met de leider van de FDLR-Interahamwe - een van de grootste rebellengroepen in Oost-Congo - te spreken over vrede. Vanuit de lucht kan Cammaert de rebellen al zien, AK-47’s over hun schouders. Zij zijn met tientallen. Hij met zes. De heli landt. Cammaert springt naar buiten, de bodyguards volgen. ‘Zúlke kerels! Ze zagen er héél gemeen uit,’ zal Cammaert later zeggen.
De menigte rebellen opent zich ‘als de Rode Zee’ voor Mozes. Stilte. Niemand denkt er ook maar aan iets uit te halen.
De grootste uitdaging als Cammaert aankomt in Congo, heeft eigenlijk niets te maken met ingewikkelde militaire manoeuvres, maar met het imago van de VN. Die worden gezien als slap, als een grap. VN-soldaten doen toch niks. Als ze al hun compound uitgaan zijn ze ‘met tweecomponentenlijm’ vastgelijmd aan hun pantserwagens. ‘Geen lokale burger zal stenen naar je wagens gooien als ze zien dat je bezweet bent van een patrouille,’ zegt Cammaert. ‘Maar als mensen zien dat je auto’s en helikopters stof staan te vangen, vragen ze zich af: wat doe je hier eigenlijk?’
Je moet dus gezien worden. Patrouilleren. Per auto én te voet, dag en nacht, ook in afgelegen gebieden. Een houding aannemen die zegt ‘don’t mess with us.’ Zodat burgers het gevoel hebben dat de VN er zijn om hen te beschermen.
Maar dat is in praktijk moeilijk. Want vredesmilitairen dragen niet alleen een blauwe baret, maar ook een nationale pet. Elk bevel dat zij van de VN krijgen, wordt eerst overlegd met de eigen regering. Die willen geen lijkzakken mee naar huis, en verbieden vaak gevaarlijke operaties, of nachtelijke patrouilles. ‘Met een lange schroevendraaier’ beïnvloeden de hoofdsteden zo, over de schouders van de VN-leiding, de vredesmissie. ‘Een missie is zo sterk als de wil van de troepenleverende landen.’ Cammaert spelt de letters langzaam uit, met ingehouden woede: W.I.L.
En vergis je niet: dat Nederland wat troepen naar Mali stuurt, betekent niet dat de W.I.L. er is in Den Haag. ‘Op de derde dag gaan we al praten over wie ons gaat aflossen,’ zegt Cammaert. ‘Nou, dat valt niet goed bij de VN hoor. Dat kost enorm veel geld en inspanning om op korte termijn weer aflossing te regelen. We zijn nauwelijks aangekomen! Allemaal angst poepen.’
Geen W.I.L., geen vrede.
5. Vrouwen op missie zijn bittere noodzaak
Oost-Congo, 2007. Meestal drinkt hij op dit soort momenten een glas wijn, of rookt een sigaar met een Franse collega. Zijn ‘bliksemafleider’ noemt hij hem. Maar vandaag zit hij er echt doorheen. De ellende, de stress, het constante vechten. En dus springt hij in een helikopter en vliegt naar het Panzi-ziekenhuis in Bukavu. Daar werkt Denis Mukwege, een Congolese gynaecoloog die al drie keer werd genomineerd voor de Nobelprijs voor de Vrede. Hij behandelt slachtoffers van seksueel geweld.
Cammaert loopt met Mukwege door het ziekenhuis. Hij ontmoet een veertienjarig meisje, dat voor de derde keer in het ziekenhuis ligt. Weer verkracht. Mukwege heeft haar gehecht, weer opgelapt. Ze is aan de beterende hand, lacht. Maar straks moet ze weer de straat op, ze heeft geen thuis. Ze zal geheid weer slachtoffer worden. Cammaert huilt de ogen uit zijn hoofd. Zijn eigen stress en problemen verdwijnen direct.
Sinds Cammaert in 2007 - na zijn tijd in Congo - uit dienst trad, heeft hij één doel voor ogen: meer vrouwen op missie.
Het is geen liefdadigheid. Geen genderprojectje. Het gaat zelfs niet over rechtvaardigheid, gelijkheid, of emancipatie. Waar het om gaat is dat vredesmissies volgens Cammaert vrouwen nodig hebben om te functioneren. Ook hier is zijn motivatie totaal pragmatisch.
Inlichtingen verzamelen bij de lokale bevolking is onmogelijk als je de helft van die bevolking - de vrouwen - niet te spreken krijgt, omdat die angst hebben met mannelijke militairen te praten. Zeker als een van de grootste problemen geweld tegen vrouwen is, zoals in Congo, heb je vrouwen nodig om met slachtoffers te spreken. Om geruchten op te vangen. Om eerste hulp te verlenen.
Als mannen zeggen dat ze jou niet kunnen beschermen, dan zeg je: ho ho ho, misschien moet ik jou wel beschermen
Dat momenteel slechts een schamele 4,2 procent van de militairen op vredesmissie vrouw is, vindt Cammaert beschamend. In maart kondigden de VN trots aan de eerste vrouwelijke missieleider aan te stellen. Op Cyprus. Respectloos noemt Cammaert dat, want Cyprus staat in de VN ook wel bekend als ‘Club Med’, een non-missie met zon, zee en strand. Om juist dáár een vrouw neer te zetten…
Daarom bedacht Cammaert een vredesmissiecursus voor vrouwelijke legerofficieren van over de hele wereld. Hij ziet het als een drukmiddel. Als de vrouwen opgeleid zijn, heeft hun legerleiding geen excuus meer om hen niet op missie te sturen. Cammaert is tevreden als zo’n driekwart van de cursisten uiteindelijk op missie gaat. En als hij kan zorgen dat ze daar een beetje sterker in hun schoenen staan.
Voor de klas spreekt hij met zoveel bevlogenheid dat je hem zijn Nederlandse accent direct vergeeft. ‘Er zullen mannelijke collega’s zijn die jullie aan de kant proberen te schuiven,’ zegt hij tegen de cursisten. ‘Die zullen zeggen, je mag niet mee op patrouille, want we kunnen je niet beschermen. Ho ho ho, zeg je dan! Misschien moet ik jou wel beschermen. Laat je niet wegdrukken, neem de leiding. And then you hear CLING! And there the coin drops in their little head.’
Geen vrouwen, geen vrede.
De hoop die Cammaert biedt
Hij ligt er niet wakker van. Maar hij denkt er nog wel eens over na. Wat als hij rebellenleider Joseph Kony die dag wél gevangen had genomen? Hoeveel leed was dan bespaard gebleven aan de bevolking van Centraal-Afrika?
Spijt vindt hij een groot woord. Spijt misschien dat hij niet eerder zag dat de special forces - die hij de taak gaf Kony te vangen of doden - toch niet zo special waren. Les één in je militaire training: als je je ogen op je doelwit hebt, haal je die er niet van af. Nooit. Dat een special forces officier dat wel doet, is gewoon een blunder. Amateuristisch. Dat kan Cammaert zich als leidinggevende niet aanrekenen.
Natuurlijk lukte niet alles in Cammaerts carrière. Kony pakken bijvoorbeeld. Of permanente vrede brengen in Congo.
Maar het mooie aan de simpele lessen van Cammaert is dat zijn kritiek niet moedeloos stemt. Doorgaans hoor je over vredesmissies: er zijn niet genoeg troepen, niet genoeg geld, de commandostructuur is slecht, de gebieden te groot, de oorlogen te complex.
Maar de reden dat Cammaert er wél in slaagde Oost-Congo tijdelijk iets vrediger te maken, heeft niets te maken met grote veranderingen in hoe vredesmissies in elkaar steken. Het gaat niet om een nieuwe visie, maar om een nieuwe houding. Door al zijn antwoorden klinkt één doodsimpele ondertoon: Heb Ballen.
Waarom hij met dat onaangepaste gedrag wegkomt in een organisatie die zo politiek is als de VN? Misschien wel omdat niemand kan ontkennen dat zijn motivatie - ondanks al die botheid - zuiver is. En die oprechte motivatie raakt in de wereldpolitiek maar al te vaak ondergesneeuwd. Of wordt weggezet als onrealistisch. Iets wat die naïeve schoonheidskoninginnen roepen, zwaaiend vanonder hun tiara: world peace.
Cammaert meent het - en heeft de ballen er iets aan te doen.