Sjoemelwoorden over sjoemelsoftware
Het was de dag dat de Europese Commissie wilde laten zien dat ze voor niets en niemand bang is. Margrethe Vestager, de eurocommissaris voor Mededinging, sommeerde Apple 13 miljard euro aan ontweken belasting alsnog te betalen.
Door alle winst van de verkoop in Europa, Afrika, het Midden-Oosten en India door te schuiven naar het in Ierland gevestigde hoofdkantoor van Apple Sales International - nul man personeel, geen kantoor, geen reële activiteiten - wist Apple ervoor te zorgen dat het 0,05% belasting betaalde of zelfs nog minder. Dat was mogelijk gemaakt door een tax ruling van de Ierse belastingdienst. Illegale staatssteun, oordeelde Vestager.
Missie geslaagd. Een commentator in De Morgen concludeerde: ‘De zaak Apple bewijst de meerwaarde van een Europese Unie. Enkel in Europees verband is het mogelijk om de fiscale bodemkoers stil te leggen waarmee landen elkaar kapotconcurreren met gunstregimes.’
Vestager en haar woordvoerder konden gisteren hun trots bij de persconferentie nauwelijks verbergen. Hoe jammer voor de Europese Commissie dat diezelfde middag een kwestie op de agenda stond waarin zij een stuk minder flink is gebleken: Dieselgate.
Het gedenkwaardige optreden van de oud-eurocommissaris
In de onderzoekscommissie van het Europees Parlement naar het schandaal met de sjoemelsoftware van Volkswagen was eindelijk Günter Verheugen, van 2004 tot 2010 eurocommissaris voor Industrie, komen opdagen. Eerder had hij enkele dringende verzoeken te verschijnen naast zich neergelegd. Hij vond aanvankelijk, legde hij uit, dat er maar één Commissie is, toen en nu, en dat hij niet langer gerechtigd was ervoor te spreken.
Het was een gedenkwaardig optreden. Verheugen zei dat hij de aan het licht gekomen fraude ‘moreel en technisch niet voor mogelijk had gehouden’ en dat er destijds ‘niet de geringste aanwijzing voor was.’
Deze uitspraken getuigden op hun best van een niet geringe naïviteit. Al in 2001 scherpte de Europese Commissie de regels aan voor het tegengaan van defeat devices bij trucks en bussen, nadat in 1998 was gebleken dat in Europese vrachtwagens op de Amerikaanse markt sjoemelsoftware was gebruikt. Dat het moreel en technisch mogelijk was, kon Verheugen dus genoegzaam bekend zijn.
Wonderlijk genoeg werden deze al in 2001 voor vrachtwagens aangescherpte bepalingen niet overgenomen in de regelgeving voor personenauto’s die in 2007 onder Verheugens verantwoordelijkheid tot stand kwam.
‘Waarom niet?’ vroeg Bas Eickhout (GroenLinks) aan Verheugen. Het antwoord was kort. ‘Ik weet het niet.’
Niet de geringste aanwijzing?
Ook Verheugens bewering dat er ‘niet de geringste aanwijzing’ voor gesjoemel was, kan niet bijzonder overtuigen. Al op 12 september 2007 hield de Deutsche Umwelthilfe in Frankfurt een persconferentie over de ‘illegale trucs’ waarmee fabrikanten de uitstoot van hun auto’s in testsituaties manipuleerden. In februari 2009 schreef de organisatie een brandbrief hierover aan de Duitse minister van Verkeer.
‘Een dergelijke brief heeft mij nooit bereikt,’ zei Verheugen. Er is geen bewijs dat hij niet de waarheid spreekt. Maar dat neemt niet weg dat hij meer dan genoeg reden had om op zijn hoede te zijn. Zoals hij zelf ook toegaf, was het algemeen bekend dat er een groot verschil was tussen de uitstoot gemeten bij tests en in de realiteit.
Zelfs de Europese Volkspartij - die er in februari nog voor zorgde dat de autoindustrie nog jaren kan doorgaan met het overschrijden van de normen - vond het optreden van Verheugen veel te mager. ‘We zijn nog niet klaar met Verheugen,’ stond boven het persbericht van de christendemocraten. De oudcommissaris had, oordeelde de fractiewoordvoerder, niet voldoende antwoord gegeven op (Eickhouts, maar dat stond er dan weer niet bij) vraag waarom er, nadat er al in 1998 bij vrachtwagens gesjoemel aan het licht was gekomen, voor personenauto’s geen actie was ondernomen.
Eurocommissarissen, het zijn net mensen. De ene keer zijn ze flink en doortastend, de andere keer zwak en ongeloofwaardig.
Over de invloed van de autoindustrie in Brussel