Zo zou duurzame veeteelt eruit kunnen zien
Vlees eten is een probleem van wereldformaat, want de veehouderij veroorzaakt klimaatverandering en talloze andere milieuproblemen. Hoe kan veeteelt duurzamer? Deel twee van een drieluik, waarin ik deze vraag stel aan drie wetenschappers en een boer.
Een klein kastje op je aanrecht, misschien zo groot als een magnetron. Je stopt er wat ingrediënten in, drukt op een knop en een paar uur later heb je een heerlijk stukje kipfilet – zonder dat er een kip voor is gestorven.
De Israëlisch-Amerikaanse start-up SuperMeat belooft binnen enkele jaren een apparaat op de markt te brengen dat in winkels, restaurants en zelfs in huishoudens kippenvlees kan kweken. Volgens de makers verbruikt hun kweekvlees ten opzichte van reguliere veeteelt 99 procent minder land, 96 procent minder water en worden er 96 procent minder broeikasgassen uitgestoten. In een vrolijk filmpje kondigt SuperMeat niets minder dan het einde aan van de bio-industrie, klimaatverandering en alle honger in de wereld. Hoe diervriendelijk en duurzaam wil je je vlees hebben?
Dode dieren eten blijft een probleem van wereldformaat
Het zal nog even duren voor de ultra-duurzame huis-tuin-en-keukenvleesprinter op elk Nederlands aanrecht staat, als deze al geen fata morgana blijkt te zijn. Tot die tijd zullen de meeste mensen vlees van dode dieren blijven eten, en dat is een probleem van wereldformaat. Want de reguliere veeteelt is een van de grootste oorzaken van klimaatverandering en verantwoordelijk voor vele milieuproblemen, zoals ik in een eerdere aflevering van deze reeks beschreef.
Hoe zou een duurzame veeteelt in Nederland eruit kunnen zien? Ik ging te rade bij drie wetenschappers en een boer die ook bestuurder van een belangenvereniging is. Ik stelde hun de volgende vraag:
Stel, een kersverse minister van Landbouw treedt aan. Hij of zij is nieuw op dit terrein, en nodigt je uit om kort uiteen te zetten hoe duurzame veeteelt er in Nederland uit moet zien. Wat zou je hem of haar vertellen?
Hieronder beschrijf ik hun groene vergezichten voor een duurzamere veeteelt.
Wetenschapper 1:
Stop de export van vlees
‘Ik zou die nieuwe minister adviseren de export van vlees en zuivel drastisch te beperken,’ zegt Sanderine Nonhebel, universitair hoofddocent aan de Rijksuniversiteit Groningen en gespecialiseerd in voedselvoorziening en milieu. ‘De Nederlandse veeteelt is veel te groot. We produceren nu vlees en zuivel voor zo’n vijftig miljoen mensen, omdat we twee derde van onze vleesproductie exporteren. Daarvoor is ons land te klein. Dit is op lange termijn gewoon niet vol te houden.’
Neem de varkensteelt, zegt Nonhebel. ‘Dit is grofweg het model: we importeren voer uit Zuid-Amerika, exporteren het vlees en houden de mest, fijn stof, ammoniak en ander afval hier. Eigenlijk maken we van ons platteland een vuilnisbelt, zodat we vlees kunnen exporteren. Ik denk weleens: het platteland in Duitsland en Italië is zo mooi omdat wij hun worsten en hammen produceren.’
Eigenlijk maken we van ons platteland een vuilnisbelt
Niet alleen vlees, ook zuivel zorgt voor milieuproblemen. ‘We zijn apetrots op onze Gouda-kaas en stimuleren de export ervan. Als we een kudde koeien in een groene wei zien, denken we: wat mooi, wat natuurlijk, wat duurzaam! Maar een koe produceert net zoveel broeikasgassen als een auto – eigenlijk staat daar dus een file auto’s in de wei.’
Nonhebel zou graag zien dat Nederland voornamelijk vlees voor zichzelf produceert. ‘Uit diverse onderzoeken blijkt dat Nederland op een duurzame manier genoeg veevoer kan produceren voor het vlees en de zuivel die we zelf eten. Import van voer, zoals soja uit Zuid-Amerika, is in principe niet nodig als we stoppen met exporteren. De mest kan gebruikt worden om de productie van veevoer te bevorderen, waardoor het gebruik van kunstmest substantieel daalt. Er ontstaat weer een gesloten kringloop.’
Ook de boeren winnen. ‘Vlees zal duurder worden, wat goed nieuws is voor boeren. Zij worden nu uitgeknepen omdat ze voor zo min mogelijk geld zo veel mogelijk produceren. Als we stoppen met export, kunnen ze minder vlees van meer waarde produceren. Daarom, minister: stop de export van vlees en streef naar een veestapel die drie keer zo klein is.’
Wetenschapper 2:
Hou het lokaal
Jan Willem Erisman is directeur van het Louis Bolk Instituut in Driebergen en bijzonder hoogleraar Integrale Stikstofstudies aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Het Louis Bolk Instituut heeft een antroposofische achtergrond en doet onderzoek naar en geeft advies over duurzame landbouw, voeding en gezondheid.
Erisman: ‘Een duurzame veeteelt betekent dat je in harmonie met de natuur handelt, waarmee ik bedoel: overschrijd haar grenzen niet en besef dat agrarische activiteiten onderdeel uitmaken van een veel breder systeem. Een integrale aanpak is essentieel: kijk niet naar één aspect, maar betrek ook voedsel, economie, gezondheid, voedselverspilling, biodiversiteit, milieu en dierenwelzijn in je analyse en oplossing.’
Erisman pleit voor ‘grondgebonden veeteelt.’ Dat betekent dat je alle benodigde productiefactoren, zoals voer en mestverwerking, lokaal moet benutten. Voer van ver halen (soja uit Brazilië) of mest bewerken en exporteren, is geen goed idee.
In Nederland produceren we met zo min mogelijk voer zo veel mogelijk vlees. Daarmee putten we de aarde uit
‘Dergelijke vormen van specialisatie lijken efficiënt, maar zijn dat alleen als je naar slechts een paar criteria kijkt. Ja, de Nederlandse veeteelt behoort tot de efficiëntste ter wereld: met zo min mogelijk voer wordt zo goedkoop mogelijk zo veel mogelijk vlees geproduceerd. Maar andere belangrijke waarden, zoals biodiversiteit, dierenwelzijn of een mooie en schone leefomgeving, laat je dan buiten beschouwing. Intensieve landbouw overschrijdt de grenzen van de natuur en daar betaal je uiteindelijk een prijs voor. Je put de aarde uit. En de kosten daarvoor worden gedragen via het belastingstelsel.’
De natuur moet de basis zijn, zegt Erisman. ‘De huidige veeteelt maakt weinig gebruik van de kracht van de natuur. Kunstmest kan op korte termijn tot meer veevoer leiden, maar het huidige grootschalige gebruik verstoort de natuurlijke balans van de bodem en de wisselwerking tussen bacteriën en de wortels van gewassen. Deze interactie luistert heel nauw. Uit onderzoek blijkt dat een boer die zijn eigen mest gebruikt om gewasteelt te bevorderen, een hogere opbrengst heeft dan wanneer hij de mest van een ander bedrijf gebruikt. Veevoer van de andere kant van de wereld halen staat daar haaks op.’
Schiermonnikoog, Nederland in het klein
Hoe moet het wel? ‘Ik heb onlangs een advies uitgewerkt voor Schiermonnikoog, dat je als Nederland in het klein zou kunnen zien. Dit kleine Waddeneiland heeft een relatief grote veestapel: zeven veehouders houden 640 koeien op 270 hectare. Ruwvoer, krachtvoer en kunstmest worden geïmporteerd, zuivel wordt geëxporteerd. Met andere woorden: het eiland is te klein voor de productie op deze schaal, want er moeten van buitenaf grondstoffen worden aangevoerd. Schiermonnikoog lijdt eronder: de biodiversiteit gaat achteruit, er is een stikstofoverschot en ammoniak slaat neer op de natuurgebieden. Je pleegt roofbouw.’
Hou zo veel koeien als je zelf van voedsel kunt voorzien
‘Ik heb voorgesteld om over te stappen op grondgebonden veeteelt: houd alleen zo veel koeien als je zelf van voedsel kunt voorzien. Dit betekent een halvering van de veestapel, maar dit hoeft niet tot een halvering van het inkomen van de boeren te leiden. Ze moeten naar een ander verdienmodel, bijvoorbeeld door een eigen merk te introduceren, Zuivel van Schier of iets dergelijks.’
‘Een alternatief is dat ze alleen nog maar zuivel met een biologisch keurmerk leveren, wat een hogere marge heeft. De kern is: streef naar een evenwichtige, grondgebonden veeteelt en produceer minder maar van meer waarde. Schiermonnikoog zou een voorbeeld voor Nederland kunnen zijn.’
Wetenschapper 3:
Veeteelt is juíst de oplossing
Hannah van Zanten promoveerde onlangs cum laude aan de Wageningen UR op de vraag hoe veeteelt duurzamer kan. Haar proefschrift bevatte een conclusie die sommigen zal verrassen: veeteelt is geen bedreiging voor milieu of klimaat, maar kan juist bijdragen aan een duurzame voedselvoorziening. Van Zanten: ‘We hoeven niet allemaal vegetariër of veganist te worden om de wereld te redden. Integendeel: veeteelt kan juist een belangrijke rol spelen in het op een duurzame manier voeden van de wereldbevolking.’
Vee heeft een groot ecologisch voordeel, legt Van Zanten uit: ‘Kippen, varkens en koeien kunnen voor ons niet-eetbare grondstoffen – en zelfs afval – omzetten in voedsel. Neem koeien: ze eten gras, dat wij niet kunnen verteren. Dat gras groeit vaak op land waar gewassen die wij wél eten - graan of mais - niet groeien. Daarnaast kunnen varkens en kippen goed leven van voedselresten en reststromen uit de voedingsindustrie. Vee kan dus een duurzaam alternatief voor ander voedsel zijn.’
Vee is een prachtige vorm van upcycling
Vee is zo bezien een prachtige vorm van upcycling: voer varkens, koeien en kippen wat wij zelf niet kunnen of willen eten, of laat ze grazen op land dat ongeschikt is voor akkerbouw. Vervolgens zetten de dieren dit voedsel om in hoogwaardige eiwitrijke producten, zoals vlees, eieren en zuivel. In zekere zin vervult vee de functie die het vroeger ook op een boerderij had: varkens en kippen voedden zich met wat overbleef, en maakten zo van afval voedsel; koeien graasden op land waar geen graan kon groeien.
Op dit moment eet veel vee al reststromen uit de voedselindustrie, zoals zonnebloemschroot of tarwegries. Maar waar het misgaat, is als vee het voedsel eet dat wij ook kunnen eten: de zogeheten feed-foodcompetitie. ‘Vee wordt dan onze concurrent,’ zegt Van Zanten. ‘In de veehouderij draait het om de vraag met welk voer de eiwitconversie bij vee zo groot mogelijk kan zijn. Als dat met graan of soja is, krijgen ze dat toch te eten.’
Kijk niet naar de hoogste productiviteit per dier, maar hoe je zo veel mogelijk mensen kunt voeden per hectare
Van Zanten draaide de vraag om: niet de meest efficiënte eiwitconversie moet de heilige graal zijn, maar de meest efficiënte inzet van landbouwgrond. ‘Kijk niet naar de hoogste productiviteit per dier’, zegt Van Zanten, ‘maar naar het voeden van zo veel mogelijk mensen per hectare.’
Genoeg voor alle wereldbewoners
In het model van Van Zanten krijgt vee drie soorten voer: bijproducten uit de voedingsindustrie (zoals zonnebloemschroot of tarwegries), voedselresten (zoals brood dat overblijft in supermarkten) en biomassa van marginale gronden (weilanden waarop wel gras, maar geen graan kan groeien).
Van Zanten: ‘Op deze manier kun je voor alle wereldbewoners – nu, maar ook in de toekomst – 21 gram dierlijk eiwit per dag produceren. Dit is genoeg om gezond van te leven. In totaal heeft een mens 60 gram eiwitten uit dieren of planten nodig, dus je moet er nog wel wat noten, peulvruchten of andere plantaardige eiwitbronnen bij eten.’
Vee kan op deze manier dus voor een derde in onze vleesbehoefte voorzien. Dit betekent ook dat Nederlanders flink minder vlees moeten consumeren. ‘Nu eten Nederlanders nog 71 gram dierlijk eiwit per dag - dat moet dus naar 21. Het mondiale gemiddelde is 32 gram, dus de meeste mensen hoeven veel minder te matigen. In ontwikkelingslanden kunnen mensen juist meer vlees eten zonder extra milieulast. Vlees moet eigenlijk een bijproduct worden van een veganistisch dieet.’
De boer-belangenbehartiger:
Boeren hebben een sleutelrol in de duurzame economie
Hoe zien boeren een duurzame veeteelt voor zich? Hans Huijbers is bestuurder bij LTO Nederland en portefeuillehouder Duurzaam ondernemen. Deze belangenorganisatie vertegenwoordigt niet álle boeren, maar wel veel: 50 duizend van de circa 65 duizend agrarische ondernemers in Nederland. Huijbers is zelf ook veehouder. In Wintelre, nabij Eindhoven, houdt hij iets minder dan honderd koeien, wat gelijk is aan het gemiddeld aantal koeien per melkveebedrijf in Nederland.
‘Een duurzame veeteelt begint en eindigt met het denken in oplossingen,’ zegt Huijbers. ‘Ik noem dat ‘omdenken’: veeteelt is niet het probleem, maar een deel van de oplosing. Want linksom of rechtsom: land- en tuinbouw hoort bij een duurzame oplossing voor de problemen van de toekomst.’
Boeren hebben een sleutelrol bij verduurzaming. Denk aan de windmolens op de akkers, de zonnepanelen op de schuren
Volgens Huijbers hebben boeren, veehouders én akkerbouwers die als sector vooral veevoer produceren, een sleutelrol in een duurzame economie. ‘Denk aan de energietransitie: veel windmolens staan op hun akkers en veel zonnepanelen liggen op de daken van hun schuren. Het aanpassen aan klimaatverandering vraagt om land waar water tijdelijk opgevangen kan worden. De bio-based economie is prachtig, maar heeft wel boeren nodig die de grondstoffen produceren. Als je zegt: we moeten veel minder varkens houden, raak je ook aan deze facetten van een duurzame economie. Veeteelt is een integraal onderdeel van onze voedselvoorziening, economie en maatschappij.’
Een megastal van vijfhonderdduizend dieren
Een andere pijler in het betoog dat Huijbers bij de minister zou houden, is inzetten op innovatie. ‘Denk groot, en kijk niet alleen naar Nederland. We ontkomen niet aan het streven naar efficiëntie. De wereldbevolking blijft groeien, met name in megasteden – en intensieve mensenhouderij kan nu eenmaal niet zonder intensieve veehouderij. Specialisatie en schaalgrootte blijven belangrijk.’
‘Je kunt in Nederland streven naar kleine boerderijen, maar dan heb je niet in de gaten wat er in de rest van de wereld gebeurt. Wij vinden tienduizend varkens een megastal, maar in China, Rusland en Zuid-Amerika ontstaan bedrijven met vijfhonderdduizend dieren. Nederland kan bijdragen aan de zoektocht naar meer efficiëntie om die kennis te exporteren. Dit leidt wereldwijd tot een duurzamere veeteelt.’
Intensieve mensenhouderij kan nu eenmaal niet zonder intensieve veehouderij
Innovatie kan volgens Huijbers bestaan uit het werken met drones of robots, wat kan leiden tot veel nauwkeuriger gebruik van kunstmest of gewasbescherming. Ook met gewas- en rasveredeling valt volgens Huijbers winst te behalen.
‘Maar denk vooral ook aan andere, innovatieve manieren van organisatie en omgang met grondstoffen. In Denemarken loopt een experiment waarbij mest vermengd wordt met rioolsedimenten, menselijke ontlasting dus. Hiermee wordt energie opgewekt voor twaalfduizend mensen. Daarnaast is mest voor de landbouw zeer waardevol en bevat minstens 38 kostbare grondstoffen. Met behulp van nieuwe technieken zijn we steeds meer in staat om deze te onttrekken, zodat we mest zo efficiënt mogelijk kunnen inzetten. Wij kunnen dan bijvoorbeeld graan importeren uit Noord-Frankrijk om naar dezelfde regio mestderivaten te exporteren. Op die manier sluit je kringlopen: de circulaire economie.’
Huijbers gelooft niet in lokale kringlopen, wel in regionale. ‘Ik denk dat Noordwest-Europa een mooie schaal is. Dan kun je efficiënt gebruikmaken van elkaars specialiteiten: de ene streek is goed in graan verbouwen, de andere in varkenshouderij. Als de afstanden te groot worden, is het moeilijk om de kringlopen te sluiten.’
Dus geen soja meer uit Zuid-Amerika? ‘Dat wil ik niet uitsluiten. We importeren vooral sojaschroot, een restproduct. Dit kan juist efficiënt zijn, omdat je daarmee soja een duurzaam product maakt: het levert voer voor dieren én voor mensen. Je moet wel scherp blijven nadenken. Duurzaamheid en dogmatisme gaan niet samen.’