Waarom broers en zussen niet even arm zijn (ook al wonen ze in één huis)

Journalisten, politici en wetenschappers beweren van alles over armoede. Maar de cijfers die ze gebruiken zijn niet onomstreden. Deze zomer zoeken wij uit waarom het zo moeilijk is om armoede te meten. Vandaag: hoe meet je armoede binnen een gezin?

Stel je een huis voor in Dakar, de hoofdstad van Senegal. Je opent de voordeur, en daar zitten de leden van het gezin dat er woont: vader, moeder, twee dochtertjes en een zoontje.

Maar ook: twee grootouders die niet meer voor zichzelf kunnen zorgen, een neef die hiernaartoe is getrokken vanaf het platteland, en een tante die onlangs weduwe is geworden.

Deze negen mensen wonen samen en delen dagelijks hun maaltijden. En dat maakt hen voor armoede-economen een eenheid. Een Want armoede meten ze op het niveau van het

Maar wat als de vrouwen minder eten binnenkrijgen, omdat zij pas mogen aanschuiven als de mannen klaar zijn? Wat als de dochtertjes niet naar school mogen, en het zoontje wel? Wat als de neef alleen mag mee-eten in goede tijden, maar de deur uit wordt gezet als het gezin het minder heeft?

Kortom: wat als er ongelijkheid bestaat tussen gezinsleden?

Gedeeld door negen

Terug naar Dakar. Wanneer onderzoekers willen weten of de negen personen in het huishouden arm zijn, kijken ze naar wat het hele huishouden gebruikt aan goederen en diensten. Hoeveel ze bijvoorbeeld aan eten, aan huur, aan gezondheidszorg en aan onderwijs.

Die geldsom delen ze door de negen leden van het huishouden. Daar rolt dan een bedrag per persoon uit, dat ze kunnen vergelijken met de armoedegrens. En voilà: ze weten of deze mensen arm zijn of niet.

Het probleem: door deze methode zijn óf alle personen in een huishouden arm, óf ze zijn het allemaal niet. Maar eventuele ongelijkheid binnenshuis? Die zie je in de armoedecijfers niet terug.

Er gebeurt van alles binnen gezinnen, waar bestaande armoedemodellen geen rekening mee houden. En dat kan grote gevolgen hebben.

1. Gezinsleden hebben verschillende behoeftes

Ongelijkheid in een gezin is voor een deel de gewoonste zaak van de wereld. Kinderen eten bijvoorbeeld nu eenmaal minder dan volwassenen. En dus, zou je kunnen zeggen, hebben kinderen minder inkomen per dag nodig om een bepaalde kwaliteit van leven te halen. Hetzelfde geldt voor andere leden van een gezin: vrouwen hebben minder calorieën nodig dan mannen - zwangere vrouwen juist weer meer. Eigenlijk heeft elk individu zo een eigen armoedegrens.

Als je dus wilt weten hoe arm een gezin is, zul je moeten corrigeren voor die verschillende behoeftes. Dat kan door elk gezinslid een bepaald gewicht te Elk kind tot 12 jaar heeft bijvoorbeeld de helft nodig van een volwassen man, en krijgt dus een gewicht van 0.5. Een kind van 12 tot 18 telt voor 0.7, een volwassen vrouw voor 0.9 en een zwangere vrouw heeft het equivalent van 1.3 volwassen mannen nodig.

De armoedecijfers die je in de krant leest maken geen onderscheid tussen kinderen, volwassenen, mannen of vrouwen

Als je deze gewichten loslaat op ons fictieve gezin in Dakar, dan kom je niet uit op negen gezinsleden, maar op het equivalent van 7,2 volwassen Het inkomen van het huishouden moet je dus door 7,2 delen. En dan is de kans dat het gezin onder de armoedegrens valt ineens een stuk kleiner.

Klinkt logisch. Toch zijn de armoedecijfers die je in de krant leest niet op deze manier tot stand gekomen. Die zijn namelijk gewoon per persoon berekend, zonder onderscheid te maken tussen kinderen, volwassenen, mannen of vrouwen.

De reden? Hoe je die gewichten bepaalt is omstreden. In de wetenschappelijke literatuur zijn letterlijk honderden verschillende manieren te vinden. Want hoe bepaal je hoeveel een kind precies nodig heeft ten opzichte van een volwassene? Een kind eet misschien minder, maar heeft wel elk jaar nieuwe schoenen nodig. Hoe je die gewichten vaststelt, is uiteindelijk een waardeoordeel.

Zolang je bij verschillende gewichten vergelijkbare resultaten vindt, heb je geen probleem. Sommige economen bekijken het ‘armoedeprofiel’ van een land - denk aan: meer armoede op het platteland dan in de stad, meer armoede in het noorden dan in het zuiden - en bekijken allerlei scenario’s. Wat als een kind maar voor een kwart volwassene telt? Of als een zwangere vrouw net zo zwaar telt als een gewone vrouw?

Ziet het armoedeprofiel er min of meer hetzelfde uit in elk scenario? Dan zijn je berekeningen waarschijnlijk betrouwbaar. Verandert er van alles als je de gewichten aanpast? Dan kun je maar beter niet blindelings beleid op de uitkomsten baseren.

2. Grote gezinnen zijn niet hetzelfde als kleine gezinnen

In de komen grote gezinnen meestal als armste uit de bus: het inkomen moet immers over heel veel personen verdeeld worden. Ons gezin in Dakar zal waarschijnlijk meer moeite hebben om alle monden te vullen dan de buren: een weduwe met één kind.

Maar wat niet wordt meegenomen in deze redenering, is de zogenoemde schaalvoordelen. Dat idee is vooral bekend uit fabrieken: door schaalvergroting druk je de kosten per product. Hetzelfde geldt voor gezinnen. Met meer gezinsleden worden de kosten per gezinslid lager. Immers: een televisie of een wasmachine hoef je niet voor elk gezinslid aan te schaffen.

Ook voor die schaalvergroting zou je kunnen corrigeren. Maar ja, dan zit je met hetzelfde probleem als met de gewichten per gezinslid: hoe groot moet zo’n correctie precies zijn?

3. Gezinsleden worden anders behandeld

Een heel ander probleem zit ’m in de menselijke verhoudingen achter de voordeur.

Zo worden vrouwen binnenshuis vaak achtergesteld. Ze mogen bijvoorbeeld niet werken, krijgen pas te eten als de mannen klaar zijn, en mogen slechts uitgeven wat hun echtgenoot hun toedeelt. Sommige onderzoekers stellen dan ook dat armoede onder vrouwen ernstig

Daarnaast trekken ouders soms voor, waardoor het ene kind minder eten, opleiding of gezondheidszorg krijgt dan het andere. Op welke manier, verschilt enorm per land. In India bijvoorbeeld krijgen jongetjes voorrang omdat ze kostwinner worden. Maar in sommige Afrikaanse landen zijn het juist de meisjes, omdat die uiteindelijk een bruidsschat opleveren.

En: in veel ontwikkelingslanden eten gezinnen de maaltijd van één gezamenlijk bord. Het kan dus zomaar gebeuren dat sommige (volwassen) gezinsleden meer eten naar binnen werken dan anderen.

In India worden jongetjes voorgetrokken omdat ze kostwinner worden. Maar in sommige Afrikaanse landen zijn het juist de meisjes, omdat die een bruidsschat opleveren

Ontwikkelingseconoom Sylvie Lambert is een van de weinigen die heeft geprobeerd een te ontwikkelen om armoede binnenshuis te We spraken haar in haar werkkamer op de Paris School of Economics.

Tijdens ons gesprek toont Lambert ons de die zij en haar collega’s gebruikten in Het is een soort Dikke Van Dale. Per huishouden was ze makkelijk een volle dag kwijt om alle vragen te stellen.

Maar dan heb je ook wat.

De onderzoekers brachten in kaart wat de gezamenlijke uitgaven van het huishouden waren én de specifieke per groep binnen het huishouden - ‘per cel’ zoals Lambert dat noemt. Een cel kan bijvoorbeeld de kostwinner en zijn vrouw zijn, een andere cel misschien een inwonende broer en zijn kinderen, en weer een andere cel de inwonende huishoudelijke hulp. En in Senegal komt ook polygamie voor: elke vrouw is dan bijvoorbeeld met haar eigen kinderen een aparte cel.

Een gemiddeld huishouden in het onderzoek had negen leden, maar dat aantal kon oplopen tot 45 leden. Zo kon het gebeuren dat één huishouden uit wel zeven cellen bestond.

Door elke cel apart te bekijken, konden Lambert en haar collega’s een beeld krijgen van de verdeling tussen arme en rijke(re) leden in het huishouden. Daaruit bleek: in zo’n 13 procent van de niet-arme huishoudens wonen arme gezinsleden. Als je dus niet achter de voordeur kijkt, zegt ze, ‘zie je kwetsbare individuen over het hoofd.’

4. Huishoudens veranderen

En je mist nog iets als je je enkel en alleen richt op het huishouden. Wat als de gezinssamenstelling verandert? Het gebeurt regelmatig dat huishoudens veranderen om schokken op te vangen: een plotselinge dood, werkloosheid, het verlies van een huis in een overstroming, of het mislukken van een oogst.

Neem het gezin in Dakar, dat de neef de deur uitzet in moeilijke tijden. Het inkomen wordt nu over acht in plaats van negen personen verdeeld. Het is goed mogelijk dat het inkomen per persoon gelijk blijft of zelfs hoger uitvalt. Een onderzoeker die het gezin meerdere jaren volgt, zal concluderen: het gaat prima.

Dat die neef wél armer is geworden, omdat hij nu dakloos is, is in de cijfers niet terug te vinden.

Het onderzoek van Lambert probeert ook dit probleem te ondervangen. Ze bleef de individuen uit de gezinnen door de jaren heen volgen. De 2.000 huishoudens die ze in 2008 in Senegal ondervroeg, zijn inmiddels zo’n 3.200 huishoudens geworden. Kinderen gaan uit huis, ouders uit elkaar - en zo ontstaan telkens nieuwe huishoudens.

Meer onderzoek nodig

Onderzoek als dat van Lambert is geweldig, maar ze is de eerste om toe te geven hoe moeilijk het is. Het kost veel tijd en geld om alle huishoudens terug te vinden, inclusief hun verhuisde gezinsleden. Zo’n 15 procent van de individuen is Lambert zelfs helemaal kwijtgeraakt: geëmigreerd, overleden, of gewoon

En een dag lang interviewen, dat gaat je natuurlijk niet in de koude kleren zitten. Niet alleen is het vermoeiend voor de onderzoeker en de ondervraagde, het kost te veel tijd en geld om dit op grote schaal uit te

Het is misschien wel het grootste wetenschappelijke cliché: er is meer onderzoek nodig. Maar in dit geval is het de enige juiste conclusie. Er moeten manieren worden ontwikkeld om beter te kunnen meten welke gezinsleden precies arm zijn - manieren die minder tijdrovend zijn dan die van Lambert.

Want als we niet weten wie de meest kwetsbare mensen zijn, kunnen we ze ook niet helpen.

Volgende keer…

Kijken we naar ons eigen land. Hoe wordt armoede gemeten in Amsterdam?

Eerdere delen van deze serie?