Hoe (on)tevreden is Nederland echt?

Arjen van Veelen
Correspondent Natuur

Vanuit ontwikkelingsland Amerika zag ik: in weinig landen hebben mensen het zo goed als in Nederland. Toch las ik in het nieuws steeds over de ‘boze Nederlander’. Nu ik terug ben, wil ik op zoek naar een antwoord op de vraag: is Nederland gelukkig? Of is dat schone schijn?

Ik zweef in een plezierwiel, zo’n vijftig meter boven zee. Ik droom niet, het is oktober 2016. Scheveningen beschikt sinds kort over een permanent reuzenrad, net als Londen, Tianjin en New York. Mijn gondel heeft airconditioning.

Beneden me ligt de pier, die jarenlang oogde als een omgevallen, verwaarloosde Euromast, maar inmiddels is gerestyled tot fraaie foodboulevard waar badgasten, van alle kleuren en talen, smikkelend boven het water kunnen flaneren.

Over het strand hobbelen ruiters, in zee dobberen geduldige surfers, langs de vloedlijn zoekt een man met een emmertje naar schaaldieren. De blanke top der duinen schittert, zelfgemaakte vliegers gaan op.

Zomaar een maandagmiddag in een volmaakt Nederland.

Nederland welvaartland

Begin deze zomer verhuisden mijn vrouw en ik vanuit het Amerikaanse naar het Nederlandse Den Haag. We kenden de stad niet, maar Amsterdam was te duur geworden en Den Haag de enige grote stad met een zee.

‘Nederlanders beseffen niet hoe goed ze het hebben,’ is een dooddoener die je niet vaak genoeg kunt inwrijven.

Wie vanuit een ontwikkelingsland - wat ook Amerika voor een belangrijk deel is - terugkeert, ontkomt niet aan die omgekeerde cultuurschok. Nederland is zo schathemeltjerijk.

‘Nederlanders beseffen niet hoe goed ze het hebben,’ is een dooddoener die je niet vaak genoeg kunt inwrijven

Terwijl ik rondjes draai, heb ik zicht op de historische iconen van de Scheveningse kust. Zoals het Kurhaus, dat prachtige, negentiende-eeuwse badhotel, ooit gebouwd voor de welgestelden.

Op oude reclametekeningen zie je hoe het ooit soeverein te midden van de lege duinen lag. Inmiddels is het hotel ingebouwd met de wanarchitectuur van de jaren zeventig en tachtig. In een van Andere Tijden over Scheveningen klonk verlangen door naar de tijd dat de kust nog leeg was.

En inderdaad: fraai is anders, al die all-you-can-eat-sushi’s, Kruidvats en McDonald’s. Of de casino’s die het Kurhaus van liefst drie kanten omsingelen. Tegelijkertijd is nauwelijks een krachtiger symbool voor onze rijkdom denkbaar dan dit volgebouwde duingebied.

Het Kurhaus raakte in de jaren zestig in verval, juist doordat de welvaart groeide: welgestelden namen voortaan het vliegtuig naar de zon. En die zonvlucht lijkt sindsdien een grondrecht voor iedere Nederlander geworden. Zelfs de doorsnee Scheveningse jeugd vliegt in de zomer naar Chersonissos.

En nu ligt de welvaart hier weer voor het oprapen. De snackbars heten ‘fritesatelier’ en in de strandtenten verkopen ze geen kroketten, maar speciaal via een geheim Parijs adresje geïmporteerde sardientjes. Op terrasjes drink je mojito naast boeddhabeelden - tenzij je aan het strandyogaën bent.

Waarom dan zo ontevreden?

Vanuit het reuzenrad zie ik in de verte het standbeeld van de Vissersvrouw bezorgd over zee turen. Even verder staat een monument met namen van omgekomen vissers erop. De laatste visser verdronk jaren geleden. En de Vissersvrouw is nu een museumstuk uit een tijd dat de steenrijken aan het pootjebaden waren in dezelfde zee waar het plebs verdronk.

De beelden die de huidige tijd typeren, zijn de reusachtige boeddha’s die bij talloze strandtenten staan opgesteld - op de plek waar vroeger de vissersboten lagen. Ze stralen een intens behagen uit.

Vanuit de gondel zie ik ook de zuidboulevard. Prachtig vernieuwd, met als vertrouwde ijkpunten de gietijzeren rode vuurtoren en de hardstenen gedenknaald. Die naald werd in 1865 geplaatst om de plek te markeren waar een halve eeuw eerder Willem I Frederik aan land kwam, een rijkeluiszoontje dat dankzij een coup van drie opportunistische heren tot koning van Nederland werd gekroond. Dit is de plek waar de mythe van Nederland is geboren.

Als we inzoomen op de naald zien we goudkleurige teksten aan vier zijden: GOD REDDE NEDERLAND — 30 NOVEMBER 1813 — HET DANKBARE VOLK — 24 AUGUSTUS 1865.

Ruim tweehonderd jaar later is dat dankbare volk zo weldoorvoed en welgesteld als de koning toen. Je zou verwachten dat het nog dankbaarder is geworden.

Het omgekeerde is het geval — als de berichten kloppen die ik in Amerika meekreeg. had ik gelezen. En: En laatst nog, bij de aankondiging van een debat in De Balie:

Zelfs de koning begon er onlangs in de Troonrede weer over. Want de economie draait wel weer als een tierelier, ‘tegelijkertijd zijn in de maalstroom van alledag onrust en onbehagen kenmerken van deze tijd.’

Als ze nu een standbeeld zouden plaatsen, dan was het eerder zo’n weldoorvoede boeddha met een middelvinger omhoog en de tekst: VAN HET ONDANKBARE VOLK.

De problemen van deze tijd

Begin deze zomer, ik was net verhuisd en ging een plant kopen om het balkonnetje mee op te luisteren. Om de hoek zit een snoezige winkelstraat met groentejuweliers, ijscozaken sedert negentienzoveel en een pas geopende Poolse supermarkt.

In de bloemenzaak zocht ik een wijnrank uit. Het was zaterdag, de zon scheen — een meteorologische meevaller na een paar dagen kwakkelend weer. ‘Lekker weertje,’ zei ik dus tegen de verkoopster. Die beaamde dat met een glimlach, maar een andere klant zei, met haar hoofd tussen de flora: ‘Ja, maar dat hadden ze anders níet voorspeld!’

De nijdigheid waarmee de vrouw het zei, bracht me even van mijn stuk: dus toch, de beruchte boze burger bestaat. Ze bleek zelfs ontstemd over de zon, omdat ‘ze’ het weerbericht fout hadden. Had ze haar dag niet? Was ze van dat onverbeterlijke pessimistische soort dat ik wel ken uit de Rotterdamse volkswijk waar ik opgroeide — het type dat loterijen aanklaagt omdat ze weer niets gewonnen hebben?

In ieder geval leek de vrouw een uitzondering. De meerderheid van de Nederlanders die ik trof, straalde van geluk. En ik zag ook geen reden waarom ze hier níet vrolijk zouden zijn. Het leven leek hier een feest. Elke dag is een festival gaande. Vuurwerkfestival, Vliegerfestival, Foodtruckfestival.

De meerderheid van de Nederlanders die ik trof, straalde van geluk

Zelfs de problemen waarover de media berichtten, kwamen eerder komisch over dan tragisch. Zo werd de Scheveningse kust deze zomer geteisterd door een ‘tsunami’ aan golfsurfers, Ik las ook over een afgrijselijke En er is sprake van door jongelingen die met hun mobiel door de natuur van Kijkduin struinen op zoek naar Pokémons.

Waren er dan helemaal geen boze burgers? Ik bezocht twee demonstraties, eentje tégen moslims en eentje vóór boerkini’s. Beide trokken slechts een handjevol demonstranten, en zelfs daar leek men niet echt boos. De demonstraties leken eerder verkleedfeesten, eerder verzetjes dan verzet.

Foto’s: Arjen van Veelen

En dus bekroop me het gevoel dat die zorgen van de Nederlanders even virtueel - dat wil zeggen: niet bestaand - zijn als de Pokémonfiguurtjes in de duinen. En dacht ik: de eerste politicus die zegt ‘zanik niet zo, kijk nou hoe fokking rijk we zijn, ga toch stand-uppeddelen’ heeft mijn onverbiddelijke stem.

Maar in Scheveningen is de grootste partij de meeuwenlogopartij. De PVV wil minder moslims. Die moslims zijn niet virtueel, je ziet inderdaad veel moslims op het strand van Scheveningen. Sterker, je ziet er alles door elkaar zitten; barbecueënd, frisbeeënd - het lijkt soms verdomd wel een gelukte samenleving, dat strand.

Nu zijn hier ook best zaken om van te huilen. Bijna één op de vier kinderen in Den Haag En één op de tien is werkloos. Daarmee zit de stad van Nederland. En het aantal dakloze Hagenezen

Net als in St. Louis waren er hier rellen tegen politiegeweld, bijvoorbeeld toen Mitch Henriquez door agenten werd gedood. En net als St. Louis is Den Haag een van de gesegregeerdste steden van het land. Ook hier het scherpe contrast tussen villa’s en verval.

Maar zelfs in de wijken waar het Lebarablauw domineert, zagen de straten en de mensen er vele malen vrolijker uit dan in de getto’s in St. Louis. Ter illustratie: de graffiti die ik hier aantrof, zijn niet alleen van professioneel niveau - zoals een Haagse Harry op een afbraakpand - maar ook gesubsidieerd en aangebracht om een oude wijk op te fleuren voor die gesloopt wordt voor nieuwbouw.

Het is natuurlijk een dooddoener om te zeggen: ‘Vroeger was het pas erg.’ Of ‘in Afrika, daar hebben ze pas honger.’ En misschien leef ik met mijn hoofd nog te veel in mijn vorige land. Maar ik ben zeer benieuwd: misschien zijn de Nederlanders wel helemaal niet boos. En misschien zijn ze ook helemaal niet verwend.

Begin van een verhalenreeks

Die vragen kan ik natuurlijk niet beantwoorden terwijl ik rondjes draai in mijn ivoren reuzenrad. Dat moet ik aan de Nederlanders zelf vragen. Dat ga ik de komende maanden dus doen. Te beginnen door wandelingen te maken in Den Haag.

Den Haag is Nederland natuurlijk niet, maar staat wel symbool voor Nederland - en niet vanwege de microkosmos Madurodam. De koning werkt er én Barbie. Het is de stad van vlaggetjesdag, van Koninklijke Shell én van de Hofstadgroep. Internationaal én lokaal.

Heel Nederlands, kortom, dus ik hoop dat de verhalen ook inzichtelijk zijn voor de rest van het land — zo niet, dan hoor ik het graag.

Foto’s: Arjen van Veelen

Ik begin mijn wandelingen bij de hardstenen, afgeknotte gedenknaald met de gouden bol, van het Dankbare Volk, naast de halte waar Tram 11 omkeert. Vanaf daar ga ik grofweg de route van die tram volgen, de stad door, door alle bevolkingslagen, naar Hollands Spoor.

Ofwel: van de plek waar de mythe van Nederland geboren is, naar de wijken waar Nederland — volgens sommigen — Nederland niet meer is.

Mijn werkhypothese luidt voorlopig: Nederland is het gelukkigste land op aarde.

Kijken hoe lang die standhoudt.

Verder lezen?