Ja, we hebben de morele plicht niet enkel te treuren over Aleppo maar te handelen, alleen hoe?
‘Aylan. Omran. Nu Bana. Hoeveel gezichten moet de oorlog in Syrië nog krijgen voor de wereld niet alleen sentimentele tranen plengt, maar ook reageert?’ las ik gisteren in de krant.
De journalist van dienst vertolkte een maar al te herkenbaar gevoel: we kunnen en mogen toch niet toezien als onschuldige burgers massaal worden afgeslacht? Maar op de vraag hoe we dan moeten reageren, ging ze niet in.
Gerede kans dat ze aan militair ingrijpen dacht, maar het niet durfde uit te spreken. Dat deed de Franse filosoof Bernard-Henri Lévy onlangs wel in een emotioneel betoog met als kop ‘Red Aleppo, voor het een nieuw Sarajevo wordt’. Hij vond dat we het regime van de Syrische president Assad moeten ‘aanpakken, net zoals we het bewind van Moammar Kadhafi aangepakt hebben.’
Over de totale desintegratie waar het ‘aanpakken’ van Libië toe heeft geleid, zweeg de Franse denker.
Wat dan wel? In een interview zei vredesactivist Ludo De Brabander: ‘Ik heb meer vertrouwen in een beleid dat erop gericht is de economie van het conflict te verstikken, naast onuitputtelijke politieke initiatieven en het voortdurend de grootmachten erop wijzen dat ze hun belangen moeten loslaten. Als je erin zou slagen een blokkade te leggen rond Syrië op het vlak van wapens, dan droogt het conflict op. Punt. Dan heb je letterlijk geen munitie meer.’
Nee, wondermiddelen die het onbeschrijflijke leed onmiddellijk zullen doen stoppen, zijn het helaas niet. Maar de Lévy’s van de wereld raad ik lezing aan van De geschreven oorlog, een imposante verzameling getuigenissen uit de Vlaamse slagvelden van de Eerste Wereldoorlog.
Indrukwekkend zijn bijvoorbeeld de woorden die de Duitse soldaat en schrijver Rudolf Binding in zijn dagboek optekende op 27 oktober 1914: ‘Als je alle verwoestingen ziet, de brandende dorpen en steden, de geplunderde kelders en schuren waar het leger in een dwaas instinct tot lijfsbehoud alles overhoop heeft gehaald, de dode of half verhongerde dieren, het brullende vee in de suikerbietenvelden, en dan de doden, de doden en nog eens de doden, de lange rijen gewonden, achter elkaar - dan is toch alles zinloos, is toch alles waanzin....’
Hoe die waanzin te stoppen? In De geschreven oorlog komt ook de Franse Nobelprijswinnaar Romain Rolland aan het woord. Zijn pacifistische pamflet Au-dessus de la mêlée (Boven het strijdgewoel) (1915) is honderd jaar na dato nog steeds een even verpletterend als actueel document.
Rolland schrijft dat de jeugd die naar de slagvelden trekt eindelijk een doel in het leven denkt gevonden te hebben en wraak neemt voor ‘de jaren van scepticisme en slap genot’. Het zou evengoed over de Syriëgangers kunnen gaan. Hij beschrijft het criminele gedrag van regeringsleiders die de schuld van de oorlog altijd weer bij de ander leggen, die de beslissing ten strijde te trekken schetsen als een onvermijdelijkheid in plaats van een keuze (is dat niet wat ze nu ook zeggen over de bombardementen op IS?), en die niets hebben gedaan om de oorlog in de kiem te smoren. En hij bespreekt ideeën voor het voorkomen van toekomstige oorlogen. Zoals een totaalverbod op de particuliere wapenindustrie.
Welke prominente politicus, journalist of denker durft dat nu nog voor te stellen? Hoog tijd dat de nieuwe Rolland opstaat.
M’n interview met vredesactivist Ludo De Brabander Informatie over het boek ‘De geschreven oorlog’ De tekst van ‘Boven het strijdgewoel’ (in het Frans)