Als je denkt dat het hopeloos slecht gaat met de wereld, lees dan dit verhaal
De veranderingen in onze tijd zijn ongekend. Ze zorgen voor veel onzekerheid, én de kans de toekomst te beïnvloeden. Dit is geen moment voor wanhoop, maar voor actie.
Je tegenstanders willen graag dat je denkt dat het allemaal hopeloos is. Dat je machteloos bent, dat het geen zin heeft om iets te doen, dat je toch niet kunt winnen. Maar hoop is een geschenk dat je nooit hoeft op te geven, een vermogen dat je nooit hoeft kwijt te raken. En hoewel hoop een daad van trots verzet kan zijn, is dat verzet alleen niet voldoende reden om te blijven hopen. Maar er zijn goede redenen om dat wél te doen.
In 2003, begin 2004, schreef ik een boek, een pleidooi voor hoop. Hope in the Dark was op allerlei manieren een boek van zijn tijd – het ging recht in tegen de enorme wanhoop rond de regering-Bush en de uitbraak van de oorlog in Irak. Dat moment is al lang verleden tijd, maar de wanhoop, het defaitisme, het cynisme en het geheugenverlies en alle aannames die er vaak achter liggen zijn nog niet verdwenen – ondanks alle wilde en onvoorstelbaar mooie dingen die sinds die tijd zijn gebeurd. Maar nog steeds is er alle reden om te blijven hopen.
Als ik de tekst nu, na ruim twaalf turbulente jaren, herlees, blijven de uitgangspunten overeind. Progressieve grassroots-bewegingen behaalden de afgelopen jaren talloze overwinningen. Volksmassa’s zetten op allerlei manieren grote, ingrijpende veranderingen in gang. De afgelopen jaren maakten we geweldige ontwikkelingen door, prachtige én verschrikkelijke.
We leven in tijden vol krachtige hervormingen die niemand zag aankomen. Maar het zijn ook beangstigende tijden. Wie de verandering echt wil beleven, zal beide feiten onder ogen moeten zien. De economische ongelijkheid is in de 21ste eeuw walgelijk groot geworden, wellicht omdat de werkende klasse een kort geheugen heeft en maar is gaan slikken dat lonen dalen en arbeidsomstandigheden en sociale voorzieningen verslechteren. En wellicht ook omdat de elites zijn vergeten dat ze zaken als een eerlijk loon en sociaal vangnet ooit hebben laten ontstaan om te voorkomen dat de revolutie zou uitbreken.
De uitholling van onze burgerrechten, inclusief het recht op privacy, gaat gestaag door. Ook nu de rechtvaardiging ervan – ‘de oorlog tegen het terrorisme’ – op steeds wankeler benen staat.
Rampzaliger nog zijn de gevolgen van klimaatverandering die sneller, harder en verwoestender optreden dan wetenschappers hadden voorspeld. Hoop betekent niet dat je deze werkelijkheden allemaal ontkent. Het betekent dat je ze erkent, dat je ze aanpakt door je te realiseren dat de 21ste eeuw nog veel meer heeft gebracht: de bewegingen, de helden, de bewustwordingsprocessen die juist van deze kwesties werk maken.
De afgelopen jaren waren bijzonder; er zijn sterke bewegingen ontstaan en grote delen van de bevolking hebben werkelijk sociale verandering ervaren, een ware kanteling van ideeën, perspectieven en kaders (met natuurlijk ook de nodige tegenbewegingen).
De grote vergezichten die ons hoop bieden
Het is belangrijk om vast te stellen wat hoop niet is. Het is niet het idee dat alles goed was, is, of zal zijn. Want dat is niet zo: overal om ons heen zien we verschrikkelijke ellende en verwoesting. De hoop die mij boeit gaat over grote vergezichten met specifieke kansen, kansen die ons verleiden – of dwingen – tot actie. Het is ook geen blij ‘alles-wordt-beter’-verhaal, hoewel het wel recht ingaat tegen het ‘alles-wordt-slechter’-verhaal. Noem het een verzameling van complexiteiten en onzekerheden, waarin allerlei mogelijkheden schuilen.
Kritisch nadenken zonder te hopen is cynisme, maar te hopen zonder kritisch na te denken is naïviteit
‘Kritisch nadenken zonder te hopen is cynisme, maar te hopen zonder kritisch na te denken is naïviteit,’ merkte de Bulgaarse schrijfster Maria Popova onlangs op. Patrisse Cullors, een van de drijvende krachten achter Black Lives Matter, omschreef de missie van de beweging al vroeg als ‘het bieden van hoop en inspiratie voor collectieve actie, om zo collectief macht op te bouwen en voor collectieve vernieuwing te zorgen; met wortels in verdriet en woede, maar gericht op een visie en een droom.’ Een missie die erkent dat verdriet en hoop naast elkaar kunnen bestaan.
De mensenrechtenbewegingen hebben de afgelopen vijftig jaar geweldige prestaties neergezet – naast het bevechten van die rechten wisten ze ook zaken als ras, gender, seksualiteit, belichaming, spiritualiteit en het idee van ‘een goed leven’ te herdefiniëren.
Diezelfde vijftig jaar zagen ongekende ecologische verwoesting en allerlei nieuwe, innovatieve vormen van uitbuiting, maar ook de opkomst van nieuwe vormen van verzet – waaronder een type verzet dat juist zijn kracht haalt uit een helder begrip van ecologie en de nieuwe manieren waarop mensen met elkaar communiceren, zich met elkaar verenigen. Dat leidde onder meer tot nieuwe opwindende vormen van samenwerking, ongeacht afstand of onderlinge verschillen.
Omarm het onbekende
Hoop is te vinden in de veronderstelling dat we niet weten wat er zal gebeuren en dat die onzekerheid ons de ruimte biedt om iets te doen. Als je het bestaan van onzekerheid erkent, dan erken je dat je in staat bent om de gevolgen ervan te beïnvloeden – jijzelf, of jij samen met een handvol of miljoenen anderen. Hoop is het omarmen van het onbekende en het onkenbare, een alternatief voor de zekerheid die zowel optimisten als pessimisten menen te hebben.
Optimisten denken dat het allemaal wel goed komt als we niks doen. Pessimisten denken het tegenovergestelde, maar beide groepen vinden dat ze een excuus hebben om niet te hoeven handelen.
Maar de dingen die we doen, doen ertoe – ook al weten we van tevoren niet hoe en wanneer ze ertoe doen, of wie of wat erdoor wordt beïnvloed. Achteraf weten we dat misschien ook niet eens, maar nog steeds doen onze acties ertoe – in het verleden zijn talloze voorbeelden te vinden van mensen die pas lang na hun dood de meeste invloed hadden.
De wortels van de Arabische Lente
Soms mislukken grote bewegingen, soms monden de kleinste gebaren uit in succesvolle revoluties. De zelfmoord van de arme, door de politie constant dwarsgezeten, Tunesische straathandelaar Mohamed Bouazizi op 17 december 2010, leidde tot een revolutie in zijn eigen land. Die sloeg over naar de rest van Noord-Afrika en in 2011 naar andere delen van de Arabische wereld. En hoewel de meesten zich nu vooral de Syrische burgeroorlog en de brute Egyptische contrarevolutie voor de geest zullen halen, leidde de Tunesische Jasmijnrevolutie tot de val van een dictator en vreedzame verkiezingen in 2014.
De Arabische Lente was veel tegelijk, maar vooral een buitengewoon voorbeeld van de onvoorspelbaarheid van omwentelingen en van de macht van het volk. Het is nu, vijf jaar later, te vroeg om conclusies te trekken over wat het allemaal heeft betekend.
Je kunt de oorsprong van de Arabische Lente ook op andere manieren schetsen. De zwijgende organisatie vooraf, in de schaduwen, doet ertoe. Net als het stripboek over Martin Luther King en burgerlijke ongehoorzaamheid, dat kort voor de opstand in het Arabisch was vertaald en overal in Egypte was verspreid. Je kunt het hebben over hoe King zich voor zijn tactieken liet inspireren door Gandhi, die op zijn beurt weer was geïnspireerd door Tolstoj en het radicale verzet van de Britse suffragettes, die streden voor vrouwenkiesrecht.
Ideeën ontspinnen zich over de hele wereld, dwars door decennia en eeuwen heen. De Arabische Lente heeft ook wortels in de hiphop, de zwarte Amerikaanse muziek die overal ter wereld hét muzikale genre is geworden voor verzet en woede; de Tunesische hiphopper El Général was samen met Bouazizi een van de aanstichters van de opstand, en ook andere muzikanten droegen bij aan het verwoorden van de woede, het inspireren van de massa’s.
Het ondergrondse voorwerk van opstanden en revoluties
Als het heeft geregend, verschijnen overal paddenstoelen – ogenschijnlijk uit het niets. Maar veel paddenstoelen groeien vanuit een gigantisch ondergronds netwerk van schimmels, grotendeels onzichtbaar en onbekend. Wat wij paddenstoelen noemen, noemen mycologen het fruitlichaam van de grotere, minder zichtbare schimmel.
Langs de duistere en onbelichte randen bevindt zich ook onze hoop
Opstanden en revoluties lijken vaak spontaan te ontstaan, maar zijn vaak het resultaat van ondergronds voorwerk. Net als veranderingen van ideeën en waarden de resultante zijn van het werk dat schrijvers, wetenschappers, publieke intellectuelen en sociale activisten hebben verricht, al dan niet op sociale media.
Voor veel mensen lijken die discussies onbelangrijk of marginaal, totdat er ineens heel anders wordt gedacht over wie en wat ertoe doet, naar wie geluisterd moet worden, wie geloofd moet worden, wie ook bepaalde rechten heeft. Ideeën die de meerderheid eerst beschouwde als schandelijk of belachelijk, worden zo geleidelijk mainstream, totdat niemand beter weet dan dat het altijd zo geweest is.
Hoe die transformatie ooit heeft plaatsgevonden wordt vervolgens zelden opgerakeld, ook omdat het gênant is; het herinnert mensen eraan dat de meerderheid ooit, zeg, radicaal homofoob of racistisch was; het herinnert mensen eraan dat macht zijn oorsprong heeft in de schaduwen. Dat daar, en niet in de spotlight midden op het podium, maar juist langs de duistere en onbelichte randen, ook onze hoop zich bevindt. Onze hoop, en vaak ook onze kracht.
Het is niet genoeg om alleen een alternatief verhaal te vertellen, al vormt dat vaak wel de basis voor echte verandering. Een misstand publiekelijk aan de kaak stellen is meestal de eerste stap naar een oplossing, en politieke veranderingen komen vaak na culturele – als datgene wat lang getolereerd werd onhoudbaar blijkt, of dat wat altijd genegeerd werd ineens overduidelijk is. En dat betekent in feite dat elk conflict deels een strijd is over het verhaal, over wie het vertelt en naar wie wordt geluisterd.
Een overwinning betekent niet dat vanaf dat moment alles goed komt en dat we lekker met z’n allen kunnen gaan rondlummelen tot het einde der tijden. Sommige activisten willen nooit een overwinning claimen, omdat ze bang zijn dat mensen de strijd dan opgeven. Ik ben er veel banger voor dat mensen het opgeven – of de strijd niet eens aangaan – wanneer ze denken dat een overwinning überhaupt niet mogelijk is, of wanneer ze de reeds behaalde overwinningen niet erkennen. Dat mensen van hetzelfde geslacht mogen trouwen, betekent niet dat homofobie de wereld uit is. Maar we moeten het wel vieren. Een overwinning is een mijlpaal, het bewijs dat we soms winnen, een aanmoediging om door te gaan, om niet op te geven. Dat zou het althans moeten zijn.
Twee keer oog in oog met de basis voor hoop
Ik ben de afgelopen jaren twee keer geweldig bevestigd in mijn zoektocht naar de basis voor hoop. Eén keer door het besef hoe sterk de altruïstische en idealistische krachten in deze wereld al zijn. De meesten van ons zullen, als het ons gevraagd wordt, zeggen dat we een kapitalistische samenleving hebben. Maar een heel groot deel van ons dagelijks leven – ons familieleven, onze vriendschappen, onze roepingen, onze deelname aan sociale, spirituele en politieke organisaties – is in essentie niet-kapitalistisch, zelfs antikapitalistisch. Het zijn dingen die we voor niks doen, uit liefde, of uit principe.
In zekere zin is het kapitalisme een permanente ramp die af en toe verlicht wordt door het antikapitalisme, zoals een moeder de rotzooi van haar kinderen opruimt (of, om die analogie door te zetten, een moeder die soms, via wetten of protesten, haar kind dwingt om zijn eigen rotzooi op te ruimen, of voorkomt dat hij of zij überhaupt rotzooi maakt). Bovendien doen we de dingen al veel langer op de niet-kapitalistische manier dan dat we ze doen volgens de principes van de vrijemarkteconomie.
Dat waarvan we dromen, bestaat al in de wereld
Veel activisten doen alsof de oplossingen die we nodig hebben nog niet uitgevonden zijn, alsof we vanaf nul moeten beginnen. Maar uiteindelijk is ons werkelijke doel het vergroten van de kracht en reikwijdte van de al bestaande mogelijkheden. Dat waarvan we dromen, bestaat al in de wereld.
De tweede bevestiging haalde ik uit mijn onderzoek naar de manier waarop mensen omgaan met grote stedelijke rampen – van de vernietigende aardbevingen in San Francisco (in 1906) en Mexico City (in 1985) tot de bombardementen van Londen in de Tweede Wereldoorlog en de overstroming na orkaan Katrina in New Orleans (in 2005).
De autoriteiten pakken zo’n ramp aan vanuit de overtuiging dat onze beschaving niet meer is dan een broze façade, waarachter onze ware natuur zich verschuilt - monsterachtig, egoïstisch, chaotisch en gewelddadig, of timide, breekbaar en hulpeloos (vanuit diezelfde logica worden ook burgerdoelen gebombardeerd). Maar in werkelijkheid zijn mensen in tijden van ramp kalm, vindingrijk, altruïstisch en creatief. En het bombarderen van burgerdoelen slaagt er zelden in de wil van een volk te breken.
Wat me zo trof in hoe mensen omgingen met rampspoed was niet zozeer hun deugd – vaak het resultaat van ijver en plichtsgetrouwheid – als wel de hartstochtelijke blijheid die sprak uit de verhalen van hen die de ramp ternauwernood hadden overleefd. Deze mensen waren alles kwijtgeraakt, woonden te midden van een grote puinhoop, maar vonden nut, zingeving, en gemeenschap in het werk dat ze samen met andere overlevenden konden doen.
Al die getuigenissen lieten zien hoezeer we als mensen diep vanbinnen een zinvol en geëngageerd leven willen leiden, willen deelnemen aan een burgerlijke gemeenschap, en hoeveel maatschappelijke druk er in het dagelijks leven bestaat om ons weg te houden van die ware vervulling, ons krachtige zelf.
Maar als de situatie erom vraagt, zijn mensen instinctief in staat om tot dat zelf te komen, om manieren te vinden om zichzelf te organiseren. Een ramp lijkt in die zin veel op een revolutie, met vergelijkbare maten van ontwrichting en improvisatie, met een nieuwe rolverdeling en het zenuwslopende – maar ook opwindende – idee dat alles mogelijk is.
Wie niet beseft dat dingen veranderen, ziet dat ook niet gebeuren
‘Herinneringen creëren hoop, zoals geheugenverlies wanhoop creëert,’ zo schreef de theoloog Walter Brueggemann. Een bijzondere observatie, die ons eraan herinnert dat hoop dan wel om de toekomst draait, maar dat de basis ervoor in het verleden ligt, in archieven en memoires.
We kunnen over het verleden praten als een aaneenschakeling van nederlagen, wreedheden en onrecht, of als een soort heerlijke gouden tijd die nooit meer terugkomt. We kunnen ook een ingewikkelder maar eerlijker verhaal vertellen, een verhaal waarin plaats is voor het beste en het slechtste, voor gruweldaden en bevrijdingen, voor verdriet en vreugde. Met herinneringen die recht doen aan de complexiteit van het verleden en al zijn deelnemers, herinneringen waarin ruimte is voor onze kracht, die een bron zijn van die voorwaartse gerichte energie die we hoop noemen.
Geheugenverlies leidt op vele manieren tot wanhoop. De status quo doet je graag geloven dat hij onveranderlijk is, onvermijdelijk, onoverwinnelijk. Zonder herinneringen aan een wereld die kan veranderen, wordt dit beeld alleen maar sterker. Anders gezegd: als je niet beseft hoezeer dingen zijn veranderd, zie je ook niet dat ze aan het veranderen zijn, of dat ze kúnnen veranderen.
Wie zo denkt, kan zich niet herinneren dat ooit homokroegen werden aangevallen, dat in de jaren zestig rivieren in de fik stonden omdat ze zo vervuild waren, of dat er tientallen jaren geleden wereldwijd 70 procent meer zeevogels leefden. Wie zo denkt, ziet niet in hoe sterk de krachten van verandering zijn.
Een van de belangrijkste eigenschappen van een depressie is het idee dat je voor altijd vastzit in ellende, dat er nooit iets zal veranderen. Het publieke equivalent van zo’n persoonlijke depressie is het idee dat het land of de maatschappij, en niet zozeer het individu, vastzit. Dingen veranderen dan wel niet altijd ten goede, maar ze veranderen wel degelijk en wij kunnen daar een rol bij spelen. En dat is waar hoop de hoek om komt kijken, en ons geheugen, het collectieve geheugen dat we onze geschiedenis noemen.
Een andere manier waarop geheugenverlies ons parten speelt, is dat het zorgt voor een gebrek aan voorbeelden van positieve verandering, van de macht van het volk, het bewijs dat het kán, dat we dingen voor elkaar hebben gekregen. George Orwell schreef ooit: ‘Wie het verleden beheerst, beheerst de toekomst. Wie het heden beheerst, beheerst het verleden.’ Het beheersen van het verleden begint bij het kennen van het verleden: het vertellen van de verhalen over wie we waren, waaraan we vormgaven, wat we kunnen en willen doen. Wanhoop komt vaak voorbarig: het is een uiting van ongeduld, van stelligheid.
Overwinningen die ten onrechte in de vergetelheid raken
Als je het nieuws mag geloven, lijkt het vaak alsof verandering zich in kleine, plotselinge uitbarstingen voltrekt, of helemaal niet. Maar de strijd voor het vrouwenkiesrecht duurde bijna driekwart eeuw. Een tijd geleden gingen er stemmen op dat het feminisme was mislukt, alsof de klus om duizenden jaren aan sociale ongelijkheid omver te gooien in een paar decennia geklaard zou kunnen worden, alsof er een einde aan de beweging was gekomen. Het feminisme is nog maar net begonnen, en de uitingen ervan zijn belangrijk in kleine dorpjes in de Himalaya, niet alleen in de grote steden.
We moeten overwinningen bezingen, ze oprakelen, er monumenten voor oprichten, zodat ze een baken vormen in ieders geest
Andere veranderingen leiden tot overwinningen en worden dan vergeten. Jarenlang bemoeiden activisten zich met de situatie in Oost-Timor, dat tussen 1975 en 2002 met grof geweld werd bezet door Indonesië. Tegenwoordig is het bevrijde land nooit meer in het nieuws. Oost-Timor bevocht zijn vrijheid van binnenuit, maar ook via toegewijde groepen activisten die van buitenaf druk uitoefenden op regeringen die het Indonesische regime steunden. We kunnen veel leren van het machtsvertoon, de solidariteit en de uiteindelijke overwinning van Oost-Timor, maar het lijkt alsof de hele strijd in de vergetelheid is geraakt.
We moeten dit soort overwinningen bezingen, ze oprakelen, er monumenten voor oprichten, zodat ze een baken vormen in ieders geest. Breder gezegd: veranderingen in, zeg, de status van vrouwen, worden algauw over het hoofd gezien door wie zich niet kan heugen dat er tientallen jaren geleden nog niet zoiets bestond als ‘baas in eigen buik’. En dat vrouwen destijds geen kant op konden als ze geconfronteerd werden met uitsluiting, discriminatie, seksuele intimidatie op de werkvloer, de meeste vormen van verkrachting, en allerlei andere misdaden tegen vrouwen die nog niet erkend werden – laat staan aangepakt – door het strafrecht. Geen van die hervormingen waren onvermijdelijk – er is keihard voor gestreden.
In de onzekerheid over de toekomst bevindt zich de hoop
Sociale, culturele of politieke veranderingen zijn niet voorspelbaar, verlopen niet via bekende schema’s. Een maand voordat de Berlijnse muur viel, zag niemand aankomen dat het sovjetimperium zo plotseling uit elkaar zou vallen (met dank aan een hele rij factoren, zoals de geweldige kracht van de burgermaatschappij en het geweldloze verzet, stammend uit de jaren zeventig), net zomin als de deelnemers aan de Arabische Lente of de Occupy-beweging en al die andere grote opstanden konden voorspellen hoe enorm de impact van hun bewegingen zou zijn. We weten niet wat er staat te gebeuren, hoe, of wanneer, en precies in die onzekerheid bevindt zich de hoop.
Wie eraan twijfelt of dit soort gebeurtenissen enige betekenis hebben, moet bedenken hoe doodsbang autoriteiten en elites zijn op het moment dat ze uitbreken. Die angst toont aan dat deze elites erkennen dat de volksmacht écht is - echt genoeg om regimes omver te werpen en het sociale contract opnieuw te schrijven. Zoals al vaker is gebeurd.
Soms beseffen je vijanden wat je vrienden niet kunnen geloven. En wie dit soort gebeurtenissen verwerpt, omdat ze imperfect zijn, beperkt, onaf, moet beter kijken - om te kunnen zien hoe groot de vreugde en de hoop zijn die ze uitstralen, te zien welke échte veranderingen eruit voortgekomen zijn, ook al zijn ze niet altijd direct duidelijk of als zodanig herkenbaar.
Verandering is zelden een simpel proces. Soms is het een complexe chaos, soms voltrekt het zich zo langzaam als de evolutie. Zelfs dingen die ineens lijken te gebeuren hebben diepe wortels in het verleden, of zijn ontsproten aan zaadjes die lang hebben liggen wachten.
De zelfmoord van een jongeman ontketent een opstand die andere opstanden inspireert. Maar het incident was slechts een vonkje: het grote vreugdevuur was al lang voorbereid door activistische netwerken met allerlei ideeën over burgerlijke ongehoorzaamheid, en door het diepgewortelde verlangen naar vrijheid en rechtvaardigheid dat overal leeft.
Het is belangrijk om je niet alleen af te vragen wat al die gebeurtenissen op de lange termijn hebben opgeleverd, maar ook wat ze betekenden toen ze op hun hoogtepunt waren. Als mensen zich realiseren dat ze in een wereld leven waarin hun hoop soms werkelijkheid wordt, waarin vreugde soms tot grote bloei kan komen en waarin de scheiding tussen individu en groep soms kan verdwijnen - ook al is het maar voor een uur, een dag, of een paar maanden - dan heeft dat wel degelijk betekenis. De gedachte aan die vreugde of bevrijding kan een baken worden, een identiteit, een geschenk.
Je kan nu al zo leven
Paul Goodman schreef ooit de bekende woorden: ‘Stel dat de revolutie zou komen waarover je altijd praat en droomt. Stel dat jouw partij had gewonnen, en je kreeg precies de samenleving die je altijd al wilde hebben. Hoe zou jij in die maatschappij leven, jij persoonlijk? Ga nu al op die manier leven!’ Het is een pleidooi voor kleine en tijdelijke overwinningen, voor de mogelijkheid dat er bij het uitblijven - of zelfs de onmogelijkheid - van de totale overwinning ook deeloverwinningen kunnen bestaan.
De totale overwinning heeft altijd iets weggehad van de seculiere variant van het paradijs: een plek waar alle problemen zouden zijn opgelost en waar er verder niets te doen is. Vrij saai dus. De oud-linkse absolutisten dachten dat de overwinning totaal en permanent zou zijn - waarmee ze in feite zeiden dat hij onmogelijk was en is, en waarschijnlijk nooit zal plaatsvinden.
Maar die overwinning is wel degelijk mogelijk - al treedt hij aan in ontelbare verschijningsvormen; klein, groot, vaak stapsgewijs, en niet op de manier die we verwacht hadden. Overwinningen glippen soms zomaar voorbij, onaangekondigd. Mislukkingen worden veel sneller gevonden.
Tot slot: wij schrijven geschiedenis
Maar soms barst het ineens van de kansen. Op dit soort breukmomenten voelen mensen zich plots deel van een ‘wij’ die tot dan toe niet bestond, althans niet als een entiteit met zeggenschap, met een eigen identiteit, met potentie: overal duiken nieuwe mogelijkheden op. Of die oude droom over een rechtvaardige samenleving bloeit weer op - al is het maar voor even.
Soms is het doel utopisch. Vaak is het ingebed in het moment zelf, en dat moment is lastig te vatten, omdat de omstandigheden hardvochtig zijn, er wordt gebekvecht en de zaak vaak eindigt in desillusie en factiestrijd.
Maar er zijn ook ongrijpbaarder resultaten: de ontdekking van persoonlijke en collectieve macht, het uitkomen van dromen, de geboorte van nog grotere dromen, een gevoel van verbondenheid dat zowel emotioneel als politiek is, en levens die veranderen en niet terugvallen in hun oude manieren, zelfs niet als het revolutionaire stof is neergedaald.
Die oude droom over een rechtvaardige samenleving bloeit weer op - al is het maar voor even
Soms draait de aarde gewoon door en heeft zo’n gebeurtenis verder geen consequenties; maar soms storten complete wereldrijken in elkaar en verdwijnen ideologieën als opengebroken ketenen. Maar je weet het niet van tevoren. Officiële bestuurders geloven heilig dat ze relevante macht hebben, maar de macht die wij hun verlenen, nemen we hun zo weer af; waar het geweld van overheden en militairen vaak mislukt, slagen geweldloze actiecampagnes vaak.
Het volk wordt ook weleens een slapende reus genoemd. Als die wakker wordt, als wij ontwaken, dan zijn we niet meer alleen het volk: we zijn de burgermaatschappij, de supermacht van wie de geweldloze middelen soms, al is het maar heel even, machtiger zijn dan het geweld van regimes en legers.
Wij schrijven geschiedenis met onze voeten, met onze aanwezigheid en onze collectieve stem, onze collectieve droom. En natuurlijk suggereren vrijwel alle mainstream media dat zulk volksverzet belachelijk is, zinloos of crimineel; tenzij het ver weg of lang geleden is - of beide. Dit zijn de machten die liever hebben dat de reus blijft slapen.
Samen zijn we heel machtig. We hebben een verleden vol overwinningen en omwentelingen die, ook al worden ze nog maar zelden benoemd of opgerakeld, ons het vertrouwen kunnen geven dat we de wereld kunnen veranderen - omdat we dat al vele keren hebben gedaan. Wie vooruit roeit, heeft zijn blik naar achteren. En vertellen over de geschiedenis helpt mensen in de richting van de toekomst te sturen.
We moeten onze overwinningen bezingen, met litanieën, met rozenkransen, sutra’s, mantra’s en strijdkreten. Ons verleden baadt in daglicht - laat het een fakkel worden die we de duisternis van de toekomst in dragen.
Dit essay verscheen eerder in het Engels als de proloog in de nieuwe editie van Hope in the Dark. Het verscheen ook op The Guardian en is vertaald door Hans Pieter van Stein Callenfels.