Vluchtelingen die in Nederland komen wonen, willen zo snel mogelijk een normaal leven leiden. Ook voor onze samenleving is het belangrijk dat zij goed integreren.

Maar dat lukt lang niet altijd. In april van dit jaar werd bekend dat 32 procent van de vluchtelingen die begin 2013 een verblijfsvergunning kregen, het inburgeringsexamen op tijd - binnen drie jaar - haalde.

‘Zorgwekkend’ minister Lodewijk Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid, PvdA) die cijfers. Daarom stelde hij in, waarvan de eerste resultaten gisteren bekend werden.

De slagingspercentages blijken iets minder zorgelijk. Op 1 oktober was 49 procent van de mensen die begin 2013 inburgeringsplichtig werd geslaagd. Veel vluchtelingen blijken bovendien een goede reden te hebben voor de vertraging:

  • Mensen die nog nooit naar school zijn geweest, moeten eerst leren lezen en schrijven voordat ze de Nederlandse taal kunnen leren.
  • Vluchtelingen die wel een verblijfsvergunning hebben maar nog geen woning, kunnen ook nog niet met een cursus beginnen.
  • Sommige vluchtelingen ontvangen te laat een oproep van de Dienst Uitvoering Onderwijs waarin staat dat ze moeten beginnen met inburgeren.

Al deze mensen krijgen om het examen te halen.

Wat ook uit het nieuwe onderzoek blijkt: in het eerste kwartaal van 2013 kregen 9.364 vluchtelingen te horen dat zij verplicht moesten inburgeren. 4.384 mensen (47 procent) moeten nog examen doen. Als ze geen goede reden kunnen geven voor hun studievertraging, krijgen ze een boete van maximaal 1.200 euro. In juli hadden 96 mensen zo’n boete gekregen omdat zij het examen niet op tijd hebben gehaald.

Volgens het ministerie van Sociale Zaken zal dit aantal nog oplopen. Dat komt doordat mensen nog in een bezwaarprocedure zitten. Kunnen zij niet aantonen dat ze buiten hun schuld te laat examen doen, dan krijgen ze alsnog een boete.

Zijn de cursussen wel goed genoeg?

De inburgering van vluchtelingen lijkt kortom minder dramatisch te verlopen dan de minister in april dacht. Toch maakt hij zich zorgen. In zijn brief aan de Tweede Kamer schrijft hij dat ‘de kwaliteit van de cursussen onvoldoende inzichtelijk is voor inburgeringsplichtigen en dat er geen toezicht op wordt gehouden.’

Dit probleem is niet nieuw. In 2009 gaf de regering het kennisinstituut Blik op Werk opdracht te ontwikkelen voor inburgeringscursussen. Het keurmerk is er gekomen, maar geeft weinig inzicht in de kwaliteit van het onderwijs. Een opleiding hoeft in eerste instantie alleen een onderwijsplan te laten zien en over voldoende gekwalificeerde docenten te beschikken.

Later volgt een tevredenheidsonderzoek onder cursisten. Het duurt zo bijna drie jaar voordat de eerste slagingspercentages beoordeeld kunnen worden. Alleen als er klachten komen van cursisten en te weinig mensen het examen halen, wordt een bezoek gebracht aan de school.

Daarom: hoe hou je beter toezicht?

De stichting Blik op Werk heeft nu aangekondigd sneller en vaker te gaan controleren in de klas. Maar dat vindt minister Asscher niet genoeg. Het instituut heeft namelijk geen onderwijsexpertise. Daarom moet een gespecialiseerd onderwijskundig bureau toezicht gaan houden.

Wie of wat dat moet zijn, weet hij nog niet. De onderwijsinspectie zou het kunnen doen, maar daarvoor is een wetswijziging nodig en dat kost tijd. Bovendien wil de minister zijn eigen Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij het toezicht betrekken. Daarom wordt er een externe partner gezocht. Volgens het ministerie is nog niet bekend wie hiervoor in aanmerking komt.

De vraag is dan: waar moet de nieuwe toezichthouder op letten?

1. Zorg dat iedere vluchteling de opleiding krijgt die het beste bij hem past.

De meeste vluchtelingen gaan naar een inburgeringscursus in de buurt. Ze worden verwezen door medewerkers van VluchtelingenWerk of kennen andere vluchtelingen die naar dezelfde school gaan.

Maar de opleiding in de buurt is niet altijd het beste voor iedereen. Een voorbeeld uit eigen praktijk: Mahmoud van twintig wil gaan studeren aan de universiteit. Hij moet daarvoor het staatsexamen Nederlands halen. Nu gaat hij drie middagen in de week naar een school bij hem in de buurt. Hij zou zijn diploma wellicht sneller kunnen halen als hij een voltijdsopleiding volgt, maar die wordt in zijn stad niet aangeboden.

2. Laat mensen minder examens doen als ze via werk integreren.

Als iemand gaat werken, heeft hij minder tijd voor zijn studie. Bovendien leert hij Nederlanders kennen en maakt hij kennis met Nederlandse normen en waarden. Een voorbeeld: Safwan uit Syrië werkt sinds zijn achttiende. In Nederland vond hij snel een baan. Omdat hij met Nederlanders werkt, integreert hij en verdient zijn eigen geld. Voor hem is een inburgeringsdiploma niet zo belangrijk.

3. Geef cursisten meer tijd als dat nodig is.

In de praktijk blijken de redenen om niet naar school te gaan alledaags: Shewit uit Eritrea krijgt binnenkort een kind maar heeft geen partner om de zorg mee te delen. Ze zal pas weer naar school komen als ze opvang voor de baby heeft.

Kortom: mensen gaan werken, worden ziek of hebben moeite met het niveau. Daardoor lopen ze vertraging op.

4. Zorg dat mensen een zo hoog mogelijk niveau halen.

Vluchtelingen studeren vaak op een laag niveau. In het rapport van het ministerie van Sociale Zaken staat dat 7 procent van de inburgeraars die in 2013 begonnen, staatsexamen deed. Daarmee kan je doorstuderen aan het hbo of de universiteit. In het rapport wordt geen oorzaak gegeven voor dit lage percentage.

De praktijk leert dat het voor aanbieders van een inburgeringscursus aantrekkelijk is om mensen op een laag niveau te laten leren. Dat maakt de slagingskans groter en dat is goed voor het bedrijf. Dat moet immers voldoende geslaagden hebben om het keurmerk niet te verliezen.

5. Stel duidelijke eisen aan docenten.

Een opleidingseis voor docenten bestaat al: je moet de post-hbo-opleiding Nederlands als tweede taal hebben gehaald om inburgeringslessen te mogen geven. Toch heeft minister Asscher zorgen over de kwaliteit van docenten, schrijft hij aan de Tweede Kamer. Het keurmerk Blik op Werk geeft geen oordeel over de onderwijskundige capaciteiten van inburgeringsdocenten. De toezichthouder zal de docenten in de praktijk moeten beoordelen.

6. Stel duidelijke eisen aan de inburgeringslessen.

Bij VluchtelingenWerk krijgen cursisten tien uur per week inburgeringsles. Mensen met verschillende niveaus zitten bij elkaar in de klas en er wordt veel zelfstandig gewerkt. Uit enquêtes onder inburgeraars blijkt dat zij ontevreden zijn over de niveauverschillen in de klas. De toezichthouder zal moeten bepalen of deze vorm van onderwijs werkt.

Daarbij zal hij moeten bedenken dat een nieuwkomer niet alleen de verplichting heeft in te burgeren, maar ook zo snel mogelijk aan het werk moet. En dan is een deel van de nieuwkomers nog analfabeet en moeten ze eerst leren lezen en schrijven.

Bovendien heeft een nieuwkomer veel aan zijn hoofd: hij moet wennen aan zijn nieuwe huis en nieuwe woonplaats. Er is vaak geen netwerk van familie en vrienden in Nederland. Mensen kunnen trauma’s hebben of ziek zijn. Allemaal factoren die van invloed zijn op het leren van een nieuwe taal en cultuur.

Om de druk nog even op te voeren: de toezichthouder moet niet alleen oplossingen bedenken voor al deze problemen, hij of zij moet ook nog eens snel beginnen. Want in de periode 2013 tot oktober 2016 zijn er 80.000 inburgeringsplichtigen bij gekomen die allemaal goed onderwijs verdienen. Wordt vervolgd.

Update 14 oktober: In een eerdere versie stond in een tussenkopje ‘Maar de kwaliteit van de cursus blijft laag.’ Dit is nog niet duidelijk, en is daarom aangepast in: ‘Zijn de cursussen wel goed genoeg?’

Lees ook:

Inburgeren in Nederland, hoe doe je dat? Tienduizenden vluchtelingen moeten in Nederland een inburgeringsexamen doen. Duizenden zakken daarvoor. Wat gaat er mis? Ik help bij een inburgeringscursus en zoek het uit in een reeks reportages. Om te lezen en te luisteren. Lees mijn reportage hier terug Worden zoals wij. Dát is burgerschapsvorming in Nederland Burgerschapsvorming moet meer aandacht krijgen, vindt Platform Onderwijs 2032. Maar tot wat voor burgers willen we leerlingen opvoeden? Lees het verhaal van Bram Mellink hier terug Zo vecht deze Syrische zich in Hoorn de bijstand uit De Syrische vluchteling Zohor Al Musry opende in Hoorn haar eigen karateschool. Een tip van een lezer die we kregen nadat ons onderzoeksproject Nieuw in Nederland maandag van start ging. Ik ontmoette een sterke vrouw die er trots op is dat ze - al na negen maanden - in Nederland haar eerste geld verdient. Lees het portret van Dick Wittenberg hier terug