Hét taboe voor vrouwen? Dat ze boos mogen zijn
Een boze vrouw is als een troebele bron, Modderig, ondoorschijnend, zwart en van alle schoonheid beroofd En geen mens, uitgedroogd of dorstig Zal zich vervaardigen haar aan te raken of een druppel van haar te drinken.
Dat zegt Katherina in Het temmen van de feeks van William Shakespeare. Een zedenkomedie uit 1594 over een vrouw die uiteindelijk buigt voor de morele wetten van land en familie.
Wat is het verhaal? De zussen Katherina en Bianca hebben de huwbare leeftijd bereikt. Bianca is zachtaardig, lief en verzorgend; Katherina is kwaad, ongenaakbaar en spreekt altijd de waarheid over haar ondergeschikte positie als huwbare vrouw.
De gelukzoeker Petruchio durft zich wel aan Katherina te wagen. Ze laat zich niet vangen en pareert al zijn schunnigheden, ongemanierdheid en dominantie virtuoos. Stug blijft ze volhouden tot zelfs de geoefendste kijker de kriebels krijgt: aan een zo onverzettelijk vrouwelijk personage zijn we niet gewend.
Maar aan het eind van het stuk blijkt ze toch door Petruchio gebroken. Ze bezweert Petruchio een goede echtgenote te zijn. Ze hekelt de woede in de vrouw in het algemeen. En ze verklaart dat ze voortaan ‘haar hand onder zijn voet zal leggen’: het is aan hem die te verbrijzelen of niet.
Wat zegt dit stuk over de vrouw?
Niet gek dat het stuk in eerdere feministische golven vaak onderwerp van analyse was. Want wat een gruwel: een vrouw die weigert zich over te geven, maar uiteindelijk toch moet verliezen van het patriarchaat.
Zo schreef dramaturg Lauren Gunderson recent op The Huffington Post: ‘Het is nog steeds een stuk over een gemene vrouw die bedrogen en gepakt wordt totdat ze zich overgeeft.’
Professor in de Engelse literatuur Coppélia Kahn zag dat anders: niet Katherina, maar Petruchio in al zijn karikaturale mannelijkheid wordt te kijk gezet. De eindmonoloog waarin Katherina zich gewonnen geeft, is volgens Kahn dan ook ironisch bedoeld.
Je gelooft in de volledige gelijkwaardigheid van vrouwen, of niet
Het befaamde feministische theatercollectief Persona koos eerder Gundersons perspectief. Katherina bedient zich in diens uitvoering in 1985 niet van subtiele ironie om duidelijk te maken hoe ze zich werkelijk voelt, maar ontploft.
Want Katherina breekt misschien niet vanbinnen, voor de buitenwacht geeft ze toe. Wat Kahn beschrijft, zou je daarom als feminisme-light kunnen zien, iets waar schrijfster Chimamanda Ngozie Adichie onlangs nog voor waarschuwde: ‘Je gelooft in de volledige gelijkwaardigheid van vrouwen, of niet.’
Ook ik vind de manier waarop Persona Katherina tot aan het einde toe liet vechten veel interessanter: het onverzoenlijke in hoe ze haar eindtekst brengt, de kwaadheid die juist tot een hoogtepunt komt, zijn een voorbeeld voor iedere feminist.
Wat is er sindsdien veranderd?
Of het nu gaat om brute onderdrukking binnen het huwelijk of micro-agressie in de publieke ruimte: onze samenleving is er nog steeds op gericht de feeks in de vrouw te temmen.
In Den Haag woonden vorig jaar 200 tot 250 getrouwde vrouwen in een gedwongen isolement, vaak gepaard gaand met psychische intimidatie of gedwongen geweld. En 42,2 procent van de vrouwen tussen de 25 en 70 heeft weleens te maken gehad met seksueel grensoverschrijdend gedrag.
Er is geen vrouw die niet weet hoe het is om boos te zijn, maar dat niet te mogen tonen.
Van situaties binnen huiselijke kring, waar je wederhelft je zachtheid prijst en je woede jammerend hekelt, tot situaties op de werkvloer, waar je baas je het stempel ‘emotioneel’ geeft als je onverholen zegt wat je dwarszit. Van kinds af aan wordt vrouwen (on)bewust geleerd: wees lief, wees aardig, verhef je stem niet, ga niet altijd de discussie aan.
Het probleem: vrouwen worden door deze verboden geremd. Een vrouw die ‘zuur’ of ‘boos’ genoemd wordt, zal eerder in de ontkenning schieten en er niet trots voor uitkomen dat ze inderdaad kwaad is om vervolgens te vragen wat daar mis mee is.
Een boze vrouw wordt dan ook als emotioneel gezien. Een ondermijnende perceptie die mannen zelfverzekerder maakt, zo bewees een recent onderzoek. In het ergste geval maakt boosheid een vrouw tot een Katherina: ongewild, lelijk en alleen.
Deze strategie geldt ook voor veel feministen van vandaag. De vrees van vrouwen om door het tonen van hun woede als ‘modderig, ondoorschijnend, zwart en van alle schoonheid beroofd’ te worden gezien, is vooral na de vorige feministische golf, met haar ‘bh-verbrandende seksweigeraars,’ flink blijven hangen.
In een artikel op Broadly schrijft Stassa Edwards hierover: ‘Met de hernieuwde populariteit van het feminisme, heeft de beweging besloten het positivisme te omarmen: gemeen zijn is een zonde: het wordt als een politieke daad gezien om elkaar juist te vieren.’
Dit zorgt voor een toegankelijke en seksueel aantrekkelijke vorm van modern feminisme: we zien geen wraakzuchtige horde castrerende tuinbroeken, maar vrouwen die hun uiterlijk en woordkeuze als verzachtend middel in lijken te zetten.
Waar we dus heen moeten
Dat is ontzettend jammer. Het punt van feminisme lijkt me dat het dingen in werking zet. En dat doet het door te schuren. Door pijn te doen. Door compromisloos oncomfortabel te zijn.
Laat de getemde Katherina een waarschuwing én een voorbeeld zijn
Dit gaat over werkelijk onverzettelijk zijn. Over het elimineren van de angst dat mensen je onaantrekkelijk zullen vinden als je zegt wat je werkelijk vindt. Want dat is wat ons nog steeds aan handen en voeten bindt: de angst dat we buiten de boot vallen als we onze seksualiteit overboord zetten.
Laat de getemde Katherina dan ook een waarschuwing én een voorbeeld zijn. Het recht op woede en de daaruit voortvloeiende weigering tot maatschappelijke aanpassing zou door feministen omarmd moeten worden als een krachtig wapen. Want pas als we ervoor zorgen dat onze woede gerespecteerd wordt, dwingt niemand ons meer op onze knieën.