Dag en nacht

André ligt goed in de groep, hij staat altijd voor je klaar, hij is 49, hij loopt bij voorkeur in fleecejackets en op 12 november is hij opa geworden. André was gebeld door zijn zoon. ‘Ik ben opa geworden,’ zei hij met tranen in de ogen. ‘De naam is veelbelovend.’

We begrepen niet wat er veelbelovend aan een naam kan zijn, maar zo is André, een rasoptimist en misschien wist hij iets wat wij niet wisten. ‘Hoe heet dat kleinkind van je dan?’, vroegen we.

Saar. Zo heette het. Dat vonden we niet bepaald veelbelovend. 

André wist helemaal niet dat er een kleinkind aankwam, hij had geen contact meer met zijn zoon. Wij hadden ook geen idee dat er een zoon aan André vastzat. We wisten niet beter of hij had helemaal geen familie, hooguit familie die hem was vergeten, familie die zich misschien één keer per jaar afvroeg, ‘hoe zou het met André zijn?’ om er dan achter te komen dat zijn nummer niet meer werkte. En daar lieten ze het dan bij. 

Maar toen dat kind er was, herinnerde Andrés zoon zich dat hij een vader had. Je kunt je vader wel proberen te vergeten, maar als je vrouw een meisje uitpoept, dan herinner je je hem opeens weer en dan denk je: toch even bellen.

Wij zijn vergeten vaders, vergeten zonen en sommige van ons zijn vergeten opa’s, maar we kunnen niet vergeten, dat is het verschil. Wíj vergeten niet. 

We wachten ook niet tot de dag komt dat ze weer aan ons denken, we denken aan onszelf. Ze hebben ons onze waardigheid afgenomen, maar we zeggen: diep van binnen zit nog een restje waardigheid, heel diep binnen in ons. Je moet graven, blijven graven, dag en nacht graven en dan vind je de waardigheid die ze niet van je hebben kunnen afpakken.

Een van ons las iets in de krant, een van de weinige kranten die hier via internet beschikbaar is. Vk.nl mogen we lezen, maar de plaatjes worden geblokkeerd alsof we niet tegen plaatjes kunnen

De dag dat André opa werd, toen hij zei ‘ik had zo graag willen trakteren,’ de dag dat hij aan iedereen die het maar wilde horen liet weten ‘het is zo’n veelbelovende naam,’ die dag toen we bezig waren met creativiteit en André de muur begon te strelen. We zijn veel met creativiteit bezig, jullie kunnen creatief zijn wanneer jullie willen, met Sinterklaas als er een gedichtje moet worden gemaakt en vlak voor Moederdag, dan worden jullie ook creatief herinneren we ons, maar wij moeten altijd creatief zijn, wij moeten zelfs creatief zijn als we liggen te slapen. Maar op die dag dus, dat André hoorde dat hij opa was geworden en hij de muur begon te strelen tijdens de creativiteit onder begeleiding, wat weer een heel ander soort creativiteit is dan de onbegeleide en wij tegen hem zeiden: ‘Als je zo nodig moet, streel jezelf dan,’ – nou die dag ontdekten wij het.

Een van ons las iets in de krant, een van de weinige kranten die hier via internet beschikbaar is. Vk.nl mogen we lezen, maar de plaatjes worden geblokkeerd alsof we niet tegen plaatjes kunnen. Hij zei: ‘Verrek, moet je kijken, dat is André.’ 

André was drie dagen ervoor op zitting verschenen.

Wij zeiden daarna tegen elkaar: ‘Uitgerekend André, onze André, die goeie André die altijd voor iedereen klaarstaat.’ 

Sommigen van ons zeiden: ‘Shit.’

We praten niet veel, wij zijn zwijgende vaders en zwijgende zonen en sommigen van ons zijn zwijgende opa’s, dus het besluit was zo genomen, want we hebben geen zin om zoals jullie eindeloos over dat soort dingen te debatteren. Wij zijn dag en nacht creatief, daarom kunnen wij ook dag en nacht besluiten nemen. Elke dag is een besluit.

Wij denken vooral, daarom zijn ze ons vergeten. De maatschappij wil niet dat wij denkers zijn, zij wil voor óns denken. Wat wij hebben gedaan? Daar zitten ze naar te vissen, als we op verlof zijn geweest en op zondagavond een stukje met de taxi moeten om niet te laat te komen, dan zit de taxichauffeur ook te vissen.

Laat hem maar vissen. Wij zijn nu de vissers. We waren vissen, maar vanaf nu vissen we zelf, dat hebben we gezworen. Eén keer in de zes weken mogen we gratis naar de kapper, als je vaker wil moet je betalen. Wij willen niet vaker.

Hoe dan ook, die twaalfde november, die dag dat André opa was geworden in zijn fleecejacket van een meid met een veelbelovende naam die wij helaas niet veelbelovend konden vinden, toen zeiden we één woord tegen elkaar: Kerstavond.

Jullie willen vast ook weten wat we hebben gedaan, want ook jullie denken dat jullie vissers zijn. Kijk, ik heb een Tankstelle overvallen. Tussen Ulm en Augsburg. Samen met een maat van me, maar er ging iets mis. Dat meisje van de Tankstelle werkte niet mee, toen hebben we geschoten. We hadden een echt pistool en een speelgoedpistool en wie het echte pistool in handen had, doet er niet toe, als je samen een Tankstelle overvalt, doe je het samen. Lullig voor dat meisje natuurlijk, maar als je op de Autobahn een ongeluk krijgt is dat ook lullig en als een dokter je verkeerde been afsnijdt ook, en daar doet verder niemand moeilijk over.

Je kunt ook meewerken als je overvallen wordt. In het algemeen werken mensen mee, ze doen niets anders en ze kunnen niets anders, maar deze had het in haar hoofd gehaald niet mee te werken. Zij wilde de held uithangen in een Tankstelle tussen Ulm en Augsburg, ja, waar zijn dan je hersenen?

Vlak voor de Oostenrijkse grens ben ik door de Duitse justitie gearresteerd.

Op internet had ik al gezien: ‘Er spricht Deutsch mit niederländischem Akzent.’ En: ‘Täter nach Überfall weiter flüchtig.’

Mijn advocaat wilde vooraf betaald krijgen, omdat ik een buitenlander was, maar volgens mij heeft hij liggen slapen tijdens de rechtszaak

Mijn advocaat wilde vooraf betaald krijgen, omdat ik een buitenlander was, maar volgens mij heeft hij liggen slapen tijdens de rechtszaak. 

Na drie jaar mocht ik de rest van mijn tijd in Nederland uitzitten. Een opluchting, want ik word liever in het Nederlands uitgescholden. Maar ook hier blijf ik een slachtoffer van justitie, wij zijn allemaal slachtoffers van justitie, daarom zijn we dag en nacht creatief. 

Dat meisje van de Tankstelle kwam trouwens uit Roemenië. Wat doet een Roemeense tussen Ulm en Augsburg? Zoals ik al zei, het was lullig, maar ze had ook kunnen meewerken. Jullie hele leven is erop gericht mee te werken, jullie hebben geen andere droom dan mee te werken en tussen andere mensen die meewerken jullie rookworsten te verorberen, dus werk dan ook mee als je écht moet meewerken.

Ik heb in de bak Italiaans geleerd, taalcursussen op van die bandjes zeg maar. Duits beheerste ik al na die drie jaar en nu ben ik bezig met filosofie. Ik leg mijn hand op elk boek dat ik kan krijgen, wij moet ik zeggen, wij leggen onze handen op elk filosofieboek dat we te pakken kunnen krijgen. Wij die vergeten zijn maar niet kunnen vergeten. Vooral door onze vrouwen zijn we vergeten, misschien zijn vrouwen gemaakt om te vergeten. Misschien is dat het verschil met mannen.

Justitie heeft me gearresteerd in een bordeel in Rosenheim. Ik was, denk ik nu, overmoedig, slaapgebrek speelde me parten, ik kon er geen genoeg van krijgen, ik strooide met geld in het bordeel in Rosenheim, geld van de Tankstelle.

Eigenlijk wilde ik van dat geld met mijn vrouwtje naar een eiland in de Middellandse Zee. Cyprus, Malta, Kreta, zo’n eiland, nooit geweest, maar in dat bordeel in Rosenheim, nog een meisje en nog een en nog een en nog een, en champagne, man, steeds meer champagne en nog een meisje, en toen kwam justitie.

We hebben één regel: van kinderen blijf je af, en die twaalfde november lazen we over André. Meestal houdt justitie zijn soort van de rest gescheiden, maar ze hebben kennelijk een foutje gemaakt. Of ze dachten dat wij er niet achter zouden komen.

Tot Kerstavond heeft André niets aan ons gemerkt en wij hebben ook niets aan hem gemerkt, hij stond net als altijd voor iedereen klaar, hielp waar hij kon. Het speet ons, maar meisjes van 9 zijn nog kinderen. We willen niet dat dat soort als André op een gegeven moment weer in de maatschappij toeslaat, want zo is justitie, die laat mensen zoals André gewoon weer vrij rondlopen alsof ze geen gevaar zijn.

Op Kerstavond, vlak voor we samen zouden komen met de priester om liederen te zingen en kaarsjes aan te steken, zijn we naar de cel van André gegaan. Als het even kan, steken we kaarsjes aan. Zij zijn ons vergeten, wij hen niet.

Mijn vrouw woont nu met mijn beste vriend in Deurne, maar ik steek een kaars voor haar aan, want als het in het bordeel van Rosenheim niet was misgegaan, zat ik nu van het geld van de Tankstelle met haar op een eiland in de Middellandse Zee. Op een dag ga ik langs in Deurne, dat wel. De toekomst is aan de wrekers, aan hen voor wie woorden als ‘eer’ en ‘loyaliteit’ nog iets betekenen.

De toekomst is aan de wrekers, aan hen voor wie woorden als ‘eer’ en ‘loyaliteit’ nog iets betekenen

In onze schoenen zat een Bic-pen, en André begreep eerst niet waarom we kwamen. Hij dacht dat we kwamen om hem te halen om kaarsjes aan te gaan steken, maar we zeiden: ‘Van kinderen blijf je af, André, van meisjes van negen blijf je met je poten af.’

We hadden niet veel tijd, hooguit vijf minuten, maar in vijf minuten kun je met een paar bic-pennen een hoop voor elkaar krijgen. In onze handen is de Bic-pen een pen van de rechtvaardigheid. 

Sterven moeten we allemaal, maar sommigen dienen eerst te lijden. We kietelden hem onder de huid met onze Bic-pennen, in zijn oren, zijn ogen, zijn scrotum. Het werd een grotere kliederboel dan tijdens de creativiteit onder begeleiding en het was jammer, want André was altijd een goeie kerel, maar sommige dingen doe je gewoon niet. 

Naast zijn bed vonden we nog een foto van zijn zoon met die baby van hem, die kleindochter met de veelbelovende naam. Zelfs daar lag hij, op het laatste moment nog, naar te kijken.

Zelden hebben we ons zo goed gevoeld als toen. We hebben ons schoongemaakt en toen hebben we gemasturbeerd, omdat we stonden te trillen op onze benen van de energie. 

Jullie kunnen alles over ons zeggen, jullie die geen idee hebben wat een draaideurcrimineel echt is, jullie die ons hebben gezien in Opsporing Verzocht, waar we zijn gespeeld door slechte acteurs die niet op ons leken, maar waar het om gaat is dat we voor de onschuldige kinderen zijn opgekomen. 

In de recreatieruimte hebben we de kaarsjes aangestoken en toen de priester vroeg: ‘Waar is André?’, zeiden we: ‘Die is zich nog aan het opfrissen. Laten we alvast maar beginnen.’

En we zongen, de tranen sprongen ons in de ogen, omdat we voor rechtvaardigheid hadden gezorgd.

Jullie kunnen je het misschien niet voorstellen, omdat jullie altijd meewerken, omdat jullie nooit je bek opentrekken, maar wij spreken recht, ook namens jullie, wij zijn de ware justitie. 

En reken maar dat we het weer zouden doen. Jullie kunnen helemaal niet over ons oordelen, jullie kunnen alleen meewerken.

Terwijl we in de recreatieruimte die liedjes aan het zingen waren, keken we elkaar aan, het was duidelijk wat we dachten: wat voor klotestreken justitie straks ook met ons gaat uithalen. Want zo is justitie, fouten maken en dan anderen ervoor op laten draaien. Voor ons is dit de beste Kerst die we ooit hebben gehad. Dat pakken ze niet meer van ons af.

Zet dat maar in die krant van jullie.