Een groot meer ligt lichtgevend, haast radioactief groen tussen de bergen. Er kruipt mist overheen, die over de rand doorvloeit in een trage waterval van uitlopende verf. Dan lichten de ogen op van een hert dat de diepte in buitelt, mee met het water...

Typisch iets waarvoor schrijven tekortschiet: het weergeven van fantastische visuals, zoals die van de intro van de nieuwe BBC-miniserie van zeven afleveringen Top of the Lake - geschreven door Jane Campion. En horen. Maar deze, overigens prettig korte, leader is te fijnzinnig om niet te noemen. Hij is tekenend voor de nadruk die er in Campions misdaaddrama ligt op de natuur.

Die stekelige bergen, dat mystieke meer- ze spelen een hoofdrol. Dat geldt ook voor een andere recente Engelstalige politieserie, Broadchurch, die samen met Top of the Lake, zowel visueel als inhoudelijk, uittorent boven de schare aan Scandinavische hit-thrillers.

Deense series als (Zweeds-Deens) en Dicte zijn wereldwijd zo succesvol dat het vermoeden zou kunnen bestaan dat de beste misdaadfictie – net als in de literatuur – uit het Noorden komt. Of het de vaak sterke vrouwelijke protagonisten zijn, of de actueel politieke lading en de goede noir-sfeer die deze producties zo populair maken, daarover kun je speculeren. Maar van The Killing en The Bridge werden Engelstalige remakes gemaakt die het niet haalden bij het origineel. De x-factor ontbrak. De BBC heeft er goed aan gedaan eigen drama te produceren, toegesneden op de eigenzinnige omgevingen waar dat zich afspeelt.

Plekken die leven

Wat het degelijk gemaakte The Killing bijvoorbeeld gemeen heeft met de twee nieuwe Engelse series is de klassieke whodunit-​structuur, de uitdrukkelijke thematisering van maatschappelijke kwesties en de gemankeerde maar aimabele vrouwelijke hoofdpersoon. Maar waar rechercheur Sarah Lund, het norse icoon uit The Killing, zich vooral in het geelblauwe schijnsel van straatlantaarns gehuld weet – oldschool Chinatown-sfeer – hebben Top of the Lake en Broadchurch decors met meer allure en temperament. De titels verwijzen dan ook, zoals het legendarische Twin Peaks van David Lynch, naar de locatie.

Ze worden bijna geportretteerd alsof ze leven, die plekken, alsof ze een eigen wil hebben. Zo lijken ze iets groters te vertegenwoordigen, iets wat buiten de kleine bewoners en hun willetjes om gaat. In Broadchurch is het de zee, die kolkend en schuimend tegen de typisch Britse witte kliffen slaat.

Die stekelige bergen, dat mystieke meer- ze spelen een hoofdrol.

Op het strand aan de voet van zo’n klif, net buiten het dorpje Broadchurch, wordt in de eerste aflevering de elfjarige Danny Latimer gevonden. Dood. Van buiten wordt een rechercheur gehaald, de gehavende Schot Alec Hardy (David Tennant), om de zaak op te lossen. Hij krijgt hulp van de plaatselijke agente Ellie Miller (Olivia Colman): onervaren, emotioneel en bovendien een bekende van de familie van het slachtoffer.

Miller – type lieve moeder en echtgenote: korte krullen, sportieve regenjacks – die overigens ook buitengewoon sociaal en invoelend is, vernieuwend, voor een tv-rechercheur – blijkt echter een waardevolle aanvulling op de aanpak van Hardy, waarin hardheid en wantrouwen de boventoon voeren. In de hechte gemeenschap Broadchurch, die zich concentreert rond een paar verenigingen en een kerk, liggen de verhoudingen namelijk nogal genuanceerd. Veel van de inwoners hebben geheimen – van buitenechtelijke affaires tot strooppraktijken – die ze koppig bewaken, ook als dat ze verdacht maakt.

Hartverscheurend creepy

Het onderzoek ontwricht het dorpje, uiteraard. Onder invloed van de genadeloze Britse media, die in het fotogenieke jonge gezin van Danny markant covermateriaal zien, wordt de gemeenschap een snelkookpan voor allerlei hedendaagse paranoia. Wanneer bijvoorbeeld blijkt dat de oudere krantenverkoper, begeleider van de zeeverkenners, in het verleden veroordeeld is voor seks met een minderjarige wordt hij bestormd door een woeste kluit mannen – ze dragen nog net geen fakkels en hooivorken – die in hun eng ongenuanceerde agressie doen denken aan de pedojagers uit Deventer die laatst bij Pauw & Witteman aanschoven.

De man blijkt relatief onschuldig, maar het geweld dat hem desondanks ten deel valt doet hem in wanhoop uitroepen: ‘What kind of world is this, where it is wrong for a man to seek affection.’ Zo’n tekst is raak. In combinatie met het rijk geschakeerde spel van de gegroefde David Bradley is hij hartverscheurend en creepy tegelijk. En dat is de tegenstrijdige kern van dit soort dingen: de genadeloosheid van de verdacht​making tegenover de gruwel van alleen al het idee van de misdaad.

Broadchurch pakt je op je eigen vooroordelen. De blonde priester, de zure alleenstaande vrouw, het medium (jazeker) die beweert met de dode jongen te kunnen communiceren: je kunt niet anders dan ze wantrouwen. Maar de vertelling oordeelt niet, en laat je evengoed met ze meevoelen.

De verziekte dorpsdynamiek wordt extra beklemmend door de omgeving. De hoge rotsen die het plaatsje omsluiten; de enige uitweg die stuwende zee. De mist. De regen. Er is dankbaar gebruik gemaakt van het natuurgeweld. Het functioneert als die lange natuurbeschrijvingen in de romans van de negentiende-eeuwers die dit nevelige land bewoonden en voorspelt onheil, suggereert een zeker fatalisme dat, samen met de goed verbeelde oerkracht van al die achterdocht, heel effectief benauwt.

Thriller in Nieuw-Zeeland

In Top of the Lake neemt de omgeving een nog prominentere plaats in. De serie is opgenomen in de Nieuw-Zeelandse bergen waar ook Lord of the Rings werd geschoten, en gebruikt dat landschap als spiegel voor de grimmige ontwikkelingen. Plaats delict is het aan een meer gelegen gehucht Laketop. Een van de eerste shots toont een meisje dat tot haar middel rillend in het meer staat. Het is de twaalfjarige Tui, die verkracht blijkt te zijn en ook nog zwanger. Dader onbekend. De zaak wordt toegewezen aan de agente Robin Griffin (Elisabeth Moss), die opgroeide in Laketop en er na jaren terugkeert voor haar zieke moeder. Bijna direct is duidelijk dat ze een problematische relatie heeft met het dorp. Ook doet de manier waarop ze zich met het meisje bezighoudt vermoeden dat de misdaad haar persoonlijk raakt.

Vooral Tui’s vader, een machtswellustige bruut, en zijn getatoeëerde zonen wekken een zichtbare weerzin op bij Robin. Dat haar in het verleden iets zou zijn gebeurd met mannen als dit, zou niet verbazen: Laketop is gevuld met nachtmerrieachtige white trash die zich in de lokale kroeg bezat en vrouwen vernedert.

Op een vlakte in de buurt heeft zich een groep vrouwen gevestigd in open vrachtcontainers. Ze banjeren naakt door het gras, kammen elkaars haren en komen samen in een ongecoördineerd soort zelfhulpgroep waarin ze elkaar over hun ontspoorde levens vertellen. Allemaal cirkelen ze rond hun langharige, kettingrokende orakel GJ (Holly Hunter), een goeroe die zich geen goeroe wil noemen, maar die de vrouwen van tijd tot tijd trakteert op ongezouten waarheden als deze: ‘All you hear are your own crazy thoughts, like a river of SHIT, ON AND ON! See your thoughts for what they are! Stop your helping! Stop your planning! There’s NO WAY OUT!’

Zoals bij alle wijzen is het bij GJ moeilijk uit te maken of ze waarheid, waanzin of klinkklare onzin verkondigt. Maar er gaat een grote aantrekkingskracht uit van haar onthechtheid. De smachtende, geile, droevige ‘crazy bitches’, zoals de goeroe aan haar gevolg refereert, soppen in hun menselijkheden, terwijl zij in haar kreukloze overhemd droogjes over de vlakte staart. Ze vertrekt geen spier wanneer het twaalfjarige meisje bij haar aanklopt en haar een schim laat zien van het kind in haar kleine lijf.

Net als rechercheur Robin aan DNA-testen wil beginnen slaat Tui op de vlucht en verschuilt zich in de bergen. Zowel Robin en de politie als Tui’s vader en broers als de vrouwen van het containerkamp speuren naar haar, maar tevergeefs; wanneer de winter aanbreekt wordt ze opgegeven. Het is te onwaarschijnlijk dat ze de kou overleeft. Robin echter blijft hopen dat het kind nog opduikt. Ze zoekt warmte bij een oude liefde, Johnno – een van de weinige fatsoenlijke mannelijke personages – die zijn tijd het liefst doorbrengt in tentjes en bij kampvuren. Hun verlangen naar elkaar is indrukwekkend vanzelfsprekend in beeld gebracht. Geen verleidingsrituelen, geen spelletjes. De twee zien elkaar, trekken hun kleren uit en gaan in bed liggen. Geen porno, niet dierlijk, maar menselijk. Zeldzaam naturel.

Perfecte randverschijning

Even naturel als de Robin die Elisabeth Moss zeer overtuigend neerzet. De actrice is, net als voor haar rol als Peggy in Mad Men, de perfecte randverschijning. Net niet onknap, net niet gek, wisselend aantrekkelijk, net zichtbaar beschadigd. Ze zit op bed, in boxershort en hemd, geen make-up om haar waterig grijze ogen en schippert tussen een gedeprimeerde gelatenheid en een vurigheid om iets te doen, te helpen.

Het is bij een wild kunstwerk als Top of the Lake (gelukkig) moeilijk aan te wijzen waar het Campion precies om te doen is, maar onder het hele verhaal ligt een fatalistische, zo niet spirituele lading. De mannen, hun gewelddadigheid, de vrouwen, hun verdriet, de natuur die met niets of niemand rekening houdt: alles manifesteert zich als een kracht die zich maar moeilijk laat temmen. De levensvisie van de "goeroe" GJ, haar preoccupatie met "de waarheid," krijgt vanuit die optiek wellicht iets zwarts. Alsof je je alleen maar kunt neerleggen bij dat wat er is. De vraag rijst ook of haar onthechtheid niet meer lijkt op de harde onverschilligheid van de bergen en het meer.

Is het apolitiek, cynisch misschien zelfs, om in verhalen die zulke prangende thema’s aansnijden zo de nadruk te leggen op een soort determinisme, op de onvermijdelijkheid van sommige onderstromen van het leven, zoals deze twee series dat doen?

Eerder dan zo’n ouderwets romantisch noodlotsidee lijkt het erop dat deze series met het uitlichten van die amorele forces of nature een idee uitdrukken van de samenhang van dingen, het ecosysteem dat een gemeenschap is, en de gevaarlijke gevolgen van overhaaste conclusies en oppervlakkige oordelen. Top of the Lake suggereert het zowel met de titel als met de openingsanimatie, die zo esthetisch de diepte invloeit: de waarheid ligt onder de waterspiegel. Soms zo diep dat niemand erbij kan.

Dit artikel verscheen ook in De Groene Amsterdammer.