Als het was gegaan zoals de Nederlanders zeiden dat het zou gaan, bekleedde hij nu een hoge functie in een land dat tot op heden niet bestaat. Zijn vader Markus Kaisiepo (1913-2000), die in 1961 werd benoemd tot eerste vice-voorzitter van de Nieuw Guinea Raad, was voorbestemd om na de onafhankelijkheid minister-president te worden van een vrij West-Papoea. Een land dat geen onderdeel van Indonesië zou zijn.

Als oudste zoon zou Bernhard Kaisiepo (72) in diens voetsporen zijn getreden, daarvan is hij overtuigd. Hij zou een royaal huis met bedienden bewonen, gebruik maken van auto’s met chauffeur, de aarde over vliegen, onderhandelingen voeren met wereldleiders, zijn land opstoten in de vaart der volkeren.

In plaats daarvan woont hij alweer bijna veertig jaar in Apeldoorn, in een rijtjeshuis uit de jaren zestig met een groenstrook voor de deur.

Ik sprak Bernhard Kaisiepo over zijn niet-aflatende strijd voor de onafhankelijkheid van zijn vaderland.

‘Ooit zijn we een vrij land’

Op een maandag in december ben ik onderweg naar zijn woning, tevens hoofdkwartier van Kobe Oser (‘Eenheid’), de radicale studentenbeweging die hij in de jaren zestig oprichtte, toen het gezin Kaisiepo van Papoea-Nieuw-Guinea naar Nederland werd gedeporteerd. Een van zijn zussen is Tilly Kaisiepo, die in oktober door pro-zwartepiet-demonstranten werd belaagd op het Malieveld.

In het Apeldoornse buurtje, waar de straten naar muziekstukken zijn genoemd, kennen de meeste mensen hem wel. Ze zien hem soms naar buiten komen met een paradijsvogeltooi op zijn hoofd en om zijn hals een ketting van varkensbotten.

Dan begint hij liederen uit Biak te zingen, het eiland waar de Kaisiepo-stam vandaan komt. Of hij houdt, terwijl een kennis hem filmt, een gericht aan zijn onderdanen op Papoea, met wie hij nog altijd in verbinding staat. ‘Wees niet bang, ooit zijn we een vrij land,’ galmt het door de Serenadestraat. ‘De geest is uit de fles, de tijd van Indonesische onderdrukking is voorbij.’

‘Wees niet bang, ooit zijn we een vrij land,’ galmt het door de Serenadestraat. ‘De geest is uit de fles, de tijd van Indonesische onderdrukking is voorbij

‘Hij is, geloof ik, een soort koning,’ zegt een grijsharige man die zijn hond uitlaat. Een vrouw in een kleurige jas, op weg naar een kruidenier in de buurt, denkt dat Bernhard Kaisiepo ‘een opperhoofd’ is. Ze hebben er geen moeite mee dat hun buurtgenoot af en toe in opmerkelijke dracht op straat verschijnt, wel zijn ze bang dat het ‘potentiële huizenkopers’ afschrikt.

Aan de gevel wappert de Morgenster, de Papoea-vlag die zijn vader in 1961, toen de onafhankelijkheid aanstaande leek, op verzoek van Nederland (waar Papoea toen deel van uitmaakte) ontwierp. Hij zit in de woonkamer, achter het raam, in een comfortabele fauteuil. Als ik aanbel, komt hij moeizaam overeind.

Hij draagt hetzelfde donkerblauwe pak dat hij aanhad toen ik hem in Delft ontmoette, in de sombere flatwoning van Tilly, zijn zus. Aan een koord om zijn hals hing een VN-pas. Hij zei dat hij juist terug was uit New York, waar hij zo nu en dan met zijn oudste zoon Menase naartoe reist.

In het VN-gebouw overlegt hij met afgevaardigden van volkeren die eveneens naar autonomie streven, zoals de Hawaïanen en de Alberta-indianen. Om uiteindelijk gedaan te krijgen dat de internationale gemeenschap zich uitspreekt voor zelfbeschikkingsrecht, dat Nederland de Papoea’s heeft beloofd.

De reisjes naar New York betaalt hij zelf; om kosten te besparen slapen zijn zoon en hij in het kantoortje van de Hawaïanen op de grond. Soms schuift iemand uit de kleine Papoea-gemeenschap in Nederland, een man of vijftienhonderd, zijn organisatie iets toe. Maar sinds de dood van zijn broer Viktor (1948-2010), die ook bij de VN lobbyde, lijken nog weinigen het gezag van de Kaisiepo’s te erkennen.

Foto: Martijn van de Griendt (voor De Correspondent)

Stamhouder in de supermarkt

Zoon Menase (42) is ook aanwezig. Hij draagt een spijkerbroek en heeft slippers aan zijn voeten. Hij woont en werkt in Amsterdam, op verzoek van zijn vader is hij naar het ouderlijk huis gekomen.

Zijn moeder, dochter van een andere voorname Papoea-leider, brengt ons koffie en plakjes chocoladecake. Het huis hangt vol met objecten uit het bezette vaderland: speren, bogen, maskers, tooien en peniskokers.

‘Van jongs af aan heeft vader mij bewust gemaakt van de belangrijke rol die voor mij als stamhouder is weggelegd,’ zegt Menase. Makkelijk is zijn vader nooit geweest voor hem en zijn broertje. Ze werden gedrild als militairen, allerlei vechtsporten werden hen bijgebracht.

Luieren op de bank was er niet bij, als de televisie aanging was het om beelden van een bruut optredend Indonesisch leger te tonen. Verschillende keren liepen ze de Nijmeegse Vierdaagse, met de Papoea-vlag op hun rugzak. Het was ondenkbaar dat ze niet in militaire dienst zouden gaan.

‘Op Biak hebben de mensen groot respect voor mij.’ Hij is er echter nog nooit geweest. ‘Veel te gevaarlijk’

Op school in Apeldoorn werden Menase en zijn broertje ‘koningskinderen’ genoemd. ‘Dingen die andere kinderen wel mochten, zoals pepernoten oprapen van de grond, mochten wij niet. Vanwege onze statuur.’

Menase, die bij een bank werkt, voelt zich anders dan anderen. ‘Terwijl ik bij de Albert Heijn net als iedereen in de rij voor de kassa moet staan.’ Op West-Papoea zal dat anders zijn. ‘Daar hebben de mensen groot respect voor mij.’ Hij is er echter nog nooit geweest. ‘Veel te gevaarlijk.’ De Indonesiërs zullen hem opsluiten of direct vermoorden.

Bernhard Kaisiepo is twee jaar geleden teruggeweest naar Biak, voor het eerst sinds de deportatie van het gezin in 1962. Het was op uitnodiging van de hervormde kerk, om de zending te vieren die in 2011 honderdtien jaar bestond. Het bezoek werd ‘in het diepste geheim’ voorbereid. ‘Indonesiërs zijn omgekocht,’ zegt Bernhard Kaisiepo, ‘het verzet zorgde voor bewaking.’

Missiewerk in het binnenland

Net als zijn grootvader Mharik Kaisiepo, de machtigste man van Biak en een van de eerste bekeerlingen, diende zijn vader Markus Kaisiepo de Nederlanders trouw. Uit respect voor hen vernoemde hij zijn oudste zoon - Bernhard - naar de toenmalige Prins der Nederlanden. In de Tweede Wereldoorlog voorzag hij de geheime dienst van informatie, wat hem twee koninklijke onderscheidingen opleverde.

Na de Indonesische onafhankelijkheid van 1949, waarbij Nederland het westelijk deel van Nieuw Guinea in bezit hield, trok vader Markus Kaisiepo met Nederlandse bestuursambtenaren het oerwoud in. Als ze een afgelegen stam bereikten, vertelde hij dat de Nederlanders het land ontwikkelden, dat er verkiezingen zouden komen en daarna onafhankelijkheid.

Bernhard Kaisiepo deed een tijd lang hetzelfde werk als zijn vader. ‘Urenlang liepen we door de modder,’ zegt hij. ‘Eén verkeerde stap en je zonk weg.’ Met messen slepen ze takken om die tussen de ogen van een krokodil te steken, mocht die tevoorschijn komen.

Foto: Martijn van de Griendt (voor De Correspondent)

Deportatie naar Nederland

In 1961 vonden de verkiezingen plaats en werd de Nieuw Guinea Raad samengesteld, voorloper van het toekomstige Papoea-parlement. Markus Kaisiepo werd de eerste vice-voorzitter (onder de Nederlandse voorzitter J.H.F. Sollewijn Gelpke), wat hem na de onafhankelijkheid vrijwel zeker het presidentschap zou opleveren.

Anderhalf jaar later lag de droom in duigen. Onder druk van de Verenigde Staten, bevreesd dat Indonesië met hulp van China of de toenmalige Sovjet-Unie West-Papoea in zou lijven, droeg Nederland zijn laatste kolonie (Papoea-Nieuw-Guinea) in de Oost over aan de Verenigde Naties. Over de Papoea’s werd met geen woord meer gerept. Een halfjaar later kwam hun land in bezit van Indonesië. ‘Een onrechtmatige, lafhartige daad,’ zegt Bernhard Kaisiepo.

De Kaisiepo’s dachten dat ze niet lang in Nederland zouden blijven. Ze hoopten op het referendum over autonomie, waartoe Indonesië zich bij de overdracht door de VN had verplicht

Om een opstand te voorkomen werden de Kaisiepo’s met vijfhonderd andere nationalistische Papoea-gezinnen naar Nederland gedeporteerd. Ze kregen een huis en als dat lukte ook een baan, daarmee was de kwestie wat Nederland betreft afgedaan. Markus Kaisiepo voelde zich verraden. Hij verscheurde zijn Nederlandse paspoort en leverde zijn onderscheidingen in.

In Delft, zijn nieuwe woonplaats, riep hij zich uit tot Papoea-president in ballingschap. De Kaisiepo’s dachten dat ze niet lang in Nederland zouden blijven. Ze vestigden hun hoop op het referendum over autonomie, waartoe Indonesië zich bij de overdracht door de VN had verplicht. Toen dat referendum in 1969 plaatsvond, werd er geweld en intimidatie uitgeoefend, zodat de uitslag in Indonesisch voordeel uitpakte. Jaren van repressie vingen aan.

Autonomie of onderhandelen?

In Nederland kregen de Papoea-ballingen het met elkaar aan de stok. Bernhard Kaisiepo volgde de onbuigzame lijn van zijn vader. In 1964 had hij Papoea-voetballer helpen ontsnappen, toen het Indonesisch nationaal elftal, waarin hij gedwongen was opgesteld, in het Feyenoord-stadion een interland tegen Nederland speelde.

Na 1969 organiseerde hij verschillende protestmarsen en stelde hij een knokploeg samen van fanatieke Papoea-jongeren, die onder meer bij Schiphol slaags raakte met de ME toen zij de landingsbaan wilden bezetten waar een Indonesische delegatie zou landen. ‘Meerdere keren hebben we op het punt gestaan om net als de Molukkers tot gewelddadige acties over te gaan.’

Foto: Martijn van de Griendt (voor De Correspondent)
‘Verschillende keren hebben we op het punt gestaan om net als de Molukkers tot gewelddadige acties over te gaan’

Een andere Papoea-leider in ballingschap, Nicolaas Jouwe (1924), was het niet eens met die koers. Hij was in 1961 tot tweede vice-voorzitter in de Nieuw Guinea Raad benoemd, en had er moeite mee dat Markus Kaisiepo zich zonder overleg tot president had uitgeroepen.

Jouwe was milder, tenslotte ging hij met de Indonesiërs in gesprek. Ze gaven hem toestemming om naar zijn vaderland terug te keren, wat Jouwe op zijn oude dag ook deed. ‘Die lafaard leidt daar nu een luxeleventje,’ zegt Bernhard Kaisiepo.

Niet alleen Jouwe, ook zijn eigen broer Viktor, met wie hij de lobby voor zelfstandigheid bij de VN in New York is begonnen, kwam tot de conclusie dat onderhandelen met Indonesië zinvoller is dan je blindstaren op autonomie. ‘Op een dag is hij de Indonesische ambassade binnengelopen. Voor mijn vader en mij gold dat als hoogverraad.’

In 2000, hun vader lag op sterven, was Viktor met goedkeuring van de Indonesiërs in Irian Jaya, zoals de bezetters hun land tegenwoordig noemen. Bernhard verbrak alle banden met Viktor. ‘Al is het mijn broer, een Kaisiepo hoort niet te buigen.’ Drie jaar geleden overleed Viktor. ‘Terwijl hij een zeer gezonde man was,’ zegt Menase. Hij en zijn vader zijn ervan overtuigd dat hij door de Indonesiërs is vergiftigd.

Het volk toespreken

Bernhard Kaisiepo zegt dat ‘het verzet’ hem op de hoogte houdt over de situatie ter plekke. Ze zouden hem raadplegen alvorens tot actie over te gaan. ‘Er gebeurt daar niets zonder mijn goedkeuring.’ Hij laat mij een van zijn paradijsvogeltooien zien, die hem onlangs zou zijn toegestuurd uit dankbaarheid voor zijn verdiensten. ‘Hét bewijs dat mijn verhaal wordt gehoord en gesteund door het volk daar.’

In 2011 mocht hij van de gemeente Apeldoorn voor één dag de Papoea-vlag hijsen op het stadhuis. Het regende. Met de paradijsvogeltooi op zijn hoofd Bernhard Kaisiepo een handjevol belangstellenden toe. Hij begon over de plaatselijke Papoea-leiders, die drie jaar geleden door de Indonesiërs gevangen zijn gezet. ‘Ik heb ze gebeld in de gevangenis en gezegd: hou vol, het komt allemaal goed. Kijk uit wat je eet, Indonesië wil haar tegenstanders nog wel eens vergiftigen.’

Een videoverslag van die gebeurtenis is op internet terug te zien, net als de verschillende toespraken die hij hield voor zijn woning. De filmpjes roepen voornamelijk meewarige reacties op. ‘U en uw clubje (Kobe Oser) begint nu langzamerhand een schande voor het Papoea-volk en de onafhankelijkheidsstrijd te worden!’ schreef iemand. ‘Accepteer dat u geen mandaat meer heeft en blijkbaar ook geen enkele invloed op de strijd op Papoea.’

Als zulke bijdragen verschijnen, reageert de president in ballingschap in hoogsteigen persoon. ‘Hoe haalt u het in uw hoofd zo’n toon aan te slaan tegen een Papoea-leider,’ antwoordde hij. Zijn reacties ondertekent hij met Bernhard Th. W. Kaisiepo Ms (‘zij die leiden’), ‘representative in exile’, en de strijdkreet ‘Merdeka harga mati’, wat ‘liever dood dan slaaf’ betekent.

Regelmatig benadert hij televisieprogramma’s als De Wereld Draait Door en Pauw & Witteman, met de vraag of hij over de situatie in zijn land mag komen praten. Een keer is hij zelfs naar de studio gegaan. Bij de receptie werd hij tegengehouden. ‘Ik mocht mijn kaartje afgeven, nooit meer iets van gehoord.’ Het verbaast hem niet. ‘Nederland is laf, het is één grote doofpot.’

De overdracht

Deze maand wil hij opnieuw naar het VN-gebouw in New York. Om West-Papoea te kunnen toevoegen aan een VN-lijst waar de Hawaïanen en de Alberta-indianen al op staan. Maar er zit onvoldoende geld in de pot die hij maandelijks vult met een gedeelte van zijn eigen pensioen.

In oktober, maakt hij aan het eind van ons gesprek bekend, zal hij zijn bevoegdheden overdragen aan Menase, die verrast reageert. ‘Dat is beter voor de zaak, ik word ook een dagje ouder.’ Mocht het voor die tijd tot onafhankelijkheid komen, dan zal hij spoorslags afreizen om de destijds door zijn vader verworven positie op te eisen.

Foto: Martijn van de Griendt (voor De Correspondent)
Lees hier het eerste deel in deze reeks Dit artikel is een vervolg op een eerder stuk over de familie Kaisiepo. Tilly Kaisiepo, zus van Bernhard en dochter van een strijder voor Papoea’s onafhankelijkheid van Indonesië, kwam onlangs terecht in een demonstratie tegen het VN-onderzoek naar Zwarte Piet. Demonstranten schreeuwden dat ze terug moest naar haar eigen land. Een land dat mede dankzij Nederland nog altijd niet bestaat. Oprotten naar een land dat niet bestaat