Ypenburg is een bekende Haagse vinexwijk. Tikje saai, of noem het rustig. Best prima wonen: veel groen, winkels om de hoek, trammetje naar de stad en een treinstation naar de wereld. Eengezinswoningen van baksteen. Voortuintjes met boeddhabeeldjes en pompoenen, houten hartjes en slingers met It’s a girl! erop.
Niks mis mee.
Toch vind je op de Facebookgroep van deze wijk die beruchte boosheid. In Ypenburg worden namelijk appartementen gebouwd waar voor het eind van dit jaar 150 statushouders komen wonen. De gebouwen zijn al bijna af:
Voor een deel van de Ypenburgers is dat een doemscenario. Op de Facebookgroep, onder een bericht met informatie over de statushouders en een oproep voor vrijwilligerswerk, lees je bijvoorbeeld:
- ‘Nou ik hak ze in tienen geloof me!’
- Of: ‘Bom derop stelletje STAATSMEGOLEN!’
- Of: ‘De brand er in zou ik zeggen!!!!’
Ik kwam hier terecht door een opmerking van Josse de Voogd. De Voogd is ‘electoraal cartograaf,’ hij analyseert verkiezingsuitslagen en tekent kaarten.
En hij was ook een beetje boos - op mij dan.
Ik schreef hier laatst namelijk dat tramlijn 11 door alle lagen van de bevolking rijdt. En dat deze tram dus een goede barometer is voor hoe het gaat met Nederlanders. Onzin, schreef De Voogd op Twitter: ‘Tram 11 is de minst representatieve tram in Den Haag.’
Liefst de helft, ruim acht miljoen Nederlanders dus, woont in buitenwijken of kleine steden
Want die tram loopt door allerlei extremen van de stad. Van het witte, volkse Scheveningen via het deftige Statenkwartier naar de zwarte, volkse Schilderswijk. Leuk voor journalisten, maar samen maken die extremen nog geen doorsnee.
Dus vroeg ik hem waar ik de doorsnee Nederlander dan wel moest zoeken. Hij legde uit: ongeveer dertig procent van de Nederlanders woont in de grote stad. Nog eens twintig procent woont in dorpjes. Maar liefst de helft, ruim acht miljoen Nederlanders dus, woont in buitenwijken of kleine steden. Hij liet dit kaartje zien: oranje = stad, groen = platteland, geel = ‘Middenland.’
Zijn definitie van Middenland: alles wat tussen stad en dorp inzit. Dus: groeikernen als Zoetermeer en Hoofddorp, kleine steden als Tiel en Bergen op Zoom, geëxplodeerde industrie- of forenzendorpen als Veghel en Nijkerk.
Dus stapte ik over van lijn 11 op lijn 15. Die gaat door het Laakkwartier, via Rijswijk naar Ypenburg. Daar liep ik een rondje met De Voogd vanaf het winkelcentrum.
De Voogd komt graag achter zijn computer vandaan.
Hij heeft zowel verstand van data als van de straat. De Voogd had als een van de weinigen de winst van Donald Trump wél zien aankomen. En hij kent de biotopen van verschillende kiezers: hij weet bijvoorbeeld dat je PVV-wijken vaak kunt herkennen aan hun rolluiken, aan hun tuinen met grind en tegels. ‘Weinig groen in de tuinen. Soms een palmboompje.’
Meer dan een rondje lopen was het niet, maar wat hij over de Nederlanders vertelde, vond ik verhelderend. Al was het maar omdat ik bij boosburgers een beeld had van hetzij plattelanders met hooivorken die varkenskoppen neerleggen bij asielzoekerscentra, hetzij mensen die qua kleding en haarstijl lijken op de stadse aso Haagse Harry.
Zulke karikaturen zie je niet in Ypenburg. Ook geen extreem verval. Geen kogelhulzen op straat. Maar de Voogd wees me op de details. Zoals de camera’s die veel mensen op hun huis hadden gemonteerd: die wijzen op een gevoel van onveiligheid. Hij wees op hondenpoep: waar veel hondenpoep ligt, is vaak minder buurttrots.
Vergeleken met honderd jaar geleden of met andere landen zijn deze mensen misschien steenrijk. Alleen vergelijken mensen hun leven niet met andere landen of tijdperken, maar met wat ze tien jaar terug hadden.
En dan zien ze dat ze er vaak op achteruit zijn gegaan. En ze verwachten volgens De Voogd dat ze het nog slechter gaan krijgen: hun banen, zorg en onderwijs zijn minder vanzelfsprekend.
Noem het een ‘als dat zo doorgaat’-gevoel. Als dat zo doorgaat is het straks te duur kinderen te laten studeren. Als dat zo doorgaat ben ik straks de enige witte in mijn wijk. Als dat zo doorgaat lig ik straks ook te creperen in een verzorgingstehuis met een plascontract.
Ze hebben een haarfijn gevoel voor langetermijntrends, zou je ook kunnen zeggen. Bijvoorbeeld de trend dat de verzorgingsstaat langzaamaan wordt afgebroken. Ze zien ook dat deze trends zijn begonnen onder partijen die Nederland al decennia regeren. En dat die beslissingen zijn genomen door mensen die er zelf zelden hinder van ondervinden.
Ze hebben een haarfijn gevoel voor langetermijntrends
Want die wonen niet in buitenwijken. Of die maken zich drukker om Zwarte Piet. Of geven bijles aan asielzoekers. Nobele zaken, maar als het alléén daarover lijkt te gaan terwijl je moeder in een verzorgingstehuis crepeert kan dat sommigen woest maken.
En dan kan het wel zo zijn dat het tekort aan betaalbare huurwoningen maar zeer gedeeltelijk door de asielstroom komt. Dat de grote boosdoener marktwerking is. Maar wie legt dat uit? Zelfs het NOS Journaal, waar tachtig procent van de Nederlanders nog altijd naar kijkt, legt het verband tussen vluchtelingen en minder huurwoningen.
Zo bezien is het begrijpelijk dat een Ypenburgerse boos is omdat ze acht jaar op de wachtlijst staat en constateert dat er recht voor haar neus gloednieuwe gratis huizen gebouwd worden voor vluchtelingen. Maar als ze dat zegt, is ze een racist.
De Ypenburgers, en veel andere bewoners van buitenwijken en kleine steden, hebben volgens De Voogd geen spectaculaire zorgen en behoeften. Ze wensen gewone dingen, zoals een gevoel van veiligheid of trots.
Als ze de tv aanzetten, zien ze weinig mensen uit hun wereld, hooguit karikaturen
Maar als ze de tv aanzetten, zien ze weinig mensen uit hun wereld, hooguit karikaturen. Ze zien vooral Amsterdamse stadsmensen die vertellen hoe je hoort te denken en dat Zwarte Piet racisme is.
Natuurlijk, er zijn PowNews en Wakker Nederland bijgekomen. Maar de smaakmakende en bepalende programma’s als De Wereld DraaitDoor en Pauw worden gemaakt door heel anders denkenden dan zij.
Terwijl juist die hoogopgeleide ‘kosmopolieten’ zijn gaan polariseren, stelt De Voogd. Díe sloten zich op in hun bubbel. Dat blijkt ook uit het rapport Gescheiden Werelden waar een lezer me eerder al op wees. ‘De sociale sluiting lijkt het grootst te zijn in de hogere opleidingscategorie.’
Ze vinden zichzelf kosmopolitisch, maar handelen dorps. Ze roepen om diversiteit in de krant of op de universiteit. Waarmee ze bedoelen: meer mensen van kleur. Niet: meer mensen uit verschillende klassen. Of, zoals De Voogd vier jaar geleden in de Volkskrant schreef: ‘De bakfietsende GroenLinkser kent wel een arme allochtoon, maar geen PVV-stemmer.’
In Ypenburg is de PVV in veel stemlokalen de grootste partij. Volgens De Voogd niet omdat Geert Wilders de ideale kandidaat is, maar omdat bestaande partijen niet - of pas veel te laat - naar hun luisterden.
Zelfs de heftige protesten tegen asielzoekers ziet De Voogd als een schreeuw om diversiteit. Maar dan wat minder netjes geformuleerd. En met een andere definitie van diversiteit: ze vinden dat ook de lagere middenklasse erbij moet horen. En dat is iets om naar te luisteren, waarschuwt De Voogd: ‘Laat geen groep ‘tweederangs-blanken’ ontstaan.’
Maar is dit alles reden om de haat niet serieus te nemen? De Facebookreacties in de buurtgroep te laten voor wat ze zijn? Daar dacht ik over na in de tram terug. En later die week ging ik terug naar Ypenburg, nu naar de buurt waar de vluchtelingen komen wonen.
Daar sprak ik verschillende bewoners die vluchtelingen best een huis gunnen, maar vragen hebben bij de uitvoering. Zoals de vrouw op weg naar het zwembad: ‘Ik hoor goede en slechte verhalen. Zelf houd ik het op het midden. Als ze er maar niet van dat zooitje in zetten.’
En recht tegenover de vluchtelingenwoningen, voor zijn koophuis, trof ik Peter. Hij stond niet hard te juichen, maar is ook niet tegen de komst van statushouders. ‘Ze moeten toch ergens heen.’
En de angst voor de verkrachters? ‘Joh, ze zijn er nog niet eens en mensen weten al dat ze kinderen gaan lastigvallen.’ Sowieso vermoedt hij dat alleen een kleine groep fel tegen is.
Er bestaat een grote middengroep die zich misschien zorgen maakt over vluchtelingen voor hun deur, maar die niet meteen racist is
Peter vindt andere zaken opvallend. Bijvoorbeeld dat de gemeente Den Haag de vluchtelingen zo goedkoop mogelijk huisvest en begeleidt. Er komen tien mannen per appartement wonen met maar één huismeester. En het gaat vaak om getraumatiseerden uit oorlogsgebied. Die kun je niet alleen aan vrijwilligers overlaten, die hebben professionele begeleiding nodig, vindt Peter.
Hij was een paar keer naar buurtbijeenkomsten geweest van de gemeente, maar daar word je op den duur ook weinig wijzer van, zegt hij. Dat laatste, een gelatenheid over de invloed die je als inwoner hebt, hoor je hier vaker. Veel burgers voelen zich mijlenver van de lokale politiek afstaan.
In ieder geval bevestigen de inwoners die ik sprak wat De Voogd ook beweert: er bestaat een grote middengroep die zich misschien zorgen maakt over vluchtelingen voor hun deur, maar die niet meteen racist is.
Blijft de vraag: wat te doen met die haat die er ook bestaat? Mijn voorlopige conclusie: mensen serieus nemen betekent zowel zorgen niet wegwuiven als openlijk racisme niet wegrelativeren.
Wie ‘ik hak ze in tienen’ roept, verdient een reprimande. Probleem is dat weinigen het morele gezag hebben om die reprimandes te geven. Gevestigde partijen zijn te laat begonnen met luisteren. Of hebben boter op hun hoofd. Het kan ook niet komen van een stukjesschrijver zoals ik die even een rondje door de wijk liep.
Gelukkig zijn er in Ypenburg ook veel mensen die geen haattaal uitslaan - de ruime meerderheid. Zoals ook te zien is op de Facebookgroep. Daar vind je net zo goed mensen die oproepen tot empathie met vluchtelingen. Of die de moed hebben hun buren te kapittelen.
Mede naar hun verhalen ga ik zoeken. Mensen die in vergelijkbare economische of sociale omstandigheden leven, maar toch niet doorslaan naar haat. En die recht van spreken hebben, juist omdat ze in dezelfde wereld leven als de verontwaardigden. Daar ligt een sleutel.
Verwante verhalen:
Wie wil weten hoe het ervoor staat met Nederland, moet het een trambestuurder vragen Als er iemand is die elke dag de samenleving aan zich voorbij ziet trekken, dan is het wel een trambestuurder. Daarom leen ik vandaag de ogen van Wilma van de Pol, bestuurder van Tram 11 in Den Haag. Vanuit haar glazen hokje heeft ze een uniek zicht op verdeeld Nederland. Hoe (on)tevreden is Nederland echt? Vanuit ontwikkelingsland Amerika zag ik: in weinig landen hebben mensen het zo goed als in Nederland. Toch las ik in het nieuws steeds over de ‘boze Nederlander’. Nu ik terug ben, wil ik op zoek naar een antwoord op de vraag: is Nederland gelukkig? Of is dat schone schijn?Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!