Waarvan wij droomden (Julie Otsuka) ‘Op de boot waren de meesten van ons maagd’. Dat is de openingszin van de krachtige, poëtisch, compacte roman ‘Waarvan wij droomden’ van Julie Otsuka, een Amerikaans schrijfster van Japanse afkomt. Zij beschrijft het lot van een generatie Japanse fotobruiden, die bijna honderd jaar geleden naar de Verenigde Staten voeren om zich daar bij hun Japanse echtgenoten te voegen, die ze alleen kennen van brieven en foto’s. De mannen zijn allemaal ouder en lelijker dan op de foto’s, saaier en minder verfijnd dan in hun brieven. Leven in de Verenigde Staten is veel harder dan hen was voorgespiegeld. Ze redden zich. Ze passen zich aan. Tot ze in interneringskampen worden opgeborgen na de Japanse aanval op Pearl Harbour in 1942. Alsof ze nooit hebben bestaan. Wat onmiddellijk opvalt en ontregelt, is dat de roman in de wij-vorm geschreven. Een collectief verhaalt en klaagt aan in zinnen die door merg en been gaan. (Dick Wittenberg) Waarvan wij droomden van Julie Otsuka De kinderjaren van Jezus (J.M. Coetzee) In zijn niet volledig enthousiaste recensie in The New York Review of Books van de meest recente roman van J.M. Coetzee, De kinderjaren van Jezus, citeert Fintan O’Toole Coetzee, die in een brief aan Auster over ‘late style’ schrijft: ‘Late style, to me, starts with an ideal of a simple, subdued, unornamented language and a concentration on questions of real import, even questions of life and death.’ O’Toole concludeert dat Coetzee eigenlijk altijd al de ‘late style’ heeft beoefend. Hij gaat zover om De kinderjaren van Jezus een ‘postume publicatie’ te noemen. In de voorgaande roman, Zomertijd, had Coetzee zichzelf immers al laten doodgaan. De kritiek van O’Toole op De kinderjaren van Jezus (te schematisch, te abstract, te weinig levend) kan niet zomaar worden weggewuifd. Toch meen ik dat Coetzee in deze ‘postume’ roman de belangrijke vragen aan de orde stelt: waarheen kunnen we vluchten? Wat betekent het om voor iemand te zorgen? Hoe moeten we voor onszelf zorgen? Hoe verhouden we ons tot onze lust? Waarom hebben we kinderen nodig? Waarom hebben we boeken nodig?
Coetzee maakt op zeer overtuigende wijze duidelijk dat we niet alleen niet kunnen ophouden te verlangen naar verlossing, maar dat het ook een vergissing is dat verlangen te bestrijden. Meer is niet nodig om ‘boek van het jaar’ te mogen zijn. (Arnon Grunberg)
De kinderjaren van Jezus van J.M. Coetzee
Tien december (George Saunders) In tien verhalen schetst Saunders op angstaanjagende wijze hoe de samenleving eruit ziet als de sociale ongelijkheid, het anti-depressivagebruik en het consumentisme blijven toenemen. Immigrantenmeisjes die als decoratie in de voortuin worden opgehangen, pretparken waar alle acteurs onder invloed van drugs hun werk doen - Saunders schetst beklemmende beelden uit een nabije toekomst. Toch is het een hartverwarmend boek. De arme vader die na een financiële meevaller meisjes in zijn voortuin hangt, doet dat om zijndochtertje op te vrolijken. Een gedrogeerde ridder uit het pretpark komt in opstand tegen zijn baas die een werknemer seksueel misbruikt heeft. Je leest hoe iedereen zijn leven verkloot, verliest bijna je vertrouwen in de toekomst, maar geeft niet op omdat aan de goede intenties van mensen niets veranderd is. (Ernst-Jan Pfauth) Lees hier een voorpublicatie van Tien december Teach us to sit still (Tim Parks) Tim Parks heeft bij mijn weten nog nooit een grote literaire prijs gewonnen, nochtans reken ik hem tot een van de interessantste stemmen in de Engelse literatuur, ook al woont hij al decennia in Italië. Teach us to sit still is een briljant, maar miskend autobiografisch werk waarin hij vertelt over zijn omgang met chronische pijn in zijn lichaam, zijn odyssee langs ziekenhuizen en specialisten en zijn verkenning van de werelden van relaxatie en meditatie. Let op, de man is geen blinde enthousiasteling van al wat zweeft, maar zijn skepsis maakt zijn ontdekkingstocht juist des te avontuurlijker. Het boek is al een paar jaar oud, maar ik las het nu pas. Het is slim, mild en wijs ineen. En de man schrijft betoverend mooi. (David Van Reybrouck) Teach us to sit still van Tim Parks Oorlog en terpentijn (Stefan Hertmans) Oorlog en terpentijn van de Vlaamse romancier, essayist en dichter Stefan Hertmans is niet alleen een magistrale oorlogsroman waarin de literaire verbeelding de gruwelen van het slagveld beter weet te evoceren dan welke hyperrealistische film ook. Eerst en vooral is het een roman over de wonden die de oorlog slaat, ook als ze allang voorbij is. In het leven van de grootvader, wiens kunstenaarsziel wil opvliegen maar die in voortdurend gevecht is met de herinnering aan dood en verderf die hem naar beneden trekt. En in het leven van de kleinzoon, die de aandrang voelt af te rekenen met zijn kinderjaren die overwoekerd zijn door de verhalen over de Eerste Wereldoorlog. (Tomas Vanheste) Oorlog en terpentijn van Stefan Hertmans Ik wil nooit vergeven worden (Ted Hughes) ‘Die nacht was niets anders dan ontdekken hoe glad je lichaam is,’ schrijft Ted Hughes (1930-1998) uit 1956 aan Plath, als hij haar net heeft ontmoet. ‘De herinnering eraan stroomt als cognac door me heen.’ Een paar jaar later, in 1962, bezwijkt Hughes voor de charmes van Assia Wevill, een getrouwde dichteres. Plath reageert furieus, scheidt van Hughes en verhuist met de kinderen naar Londen. In haar appartement wordt ze op 11 februari 1963 door de werkster dood gevonden. Zelfmoord. Het kost Hughes nogal wat moeite zijn leven en dat van de kinderen op de rails te houden. Juist als de boel lijkt gekalmeerd slaat Wevil op vergelijkbare wijze als Plath de hand aan zichzelf.
Nog steeds schijnen er mensen te zijn die menen dat Hughes de schuld heeft aan de twee onvoorstelbare drama’s die hem overkwamen. Na lezing van dit huiveringwekkende, beklemmende en openhartige brievenboek weet je wel beter. (Joris van Casteren)
Ik wil nooit vergeven worden van Ted Hughes
Sprakeloos (Tom Lanoye) Sprakeloos van Tom Lanoye is het verslag van het moment dat Lanoye’s moeder haar spraak verloor. Het boek begint met een reflectie op het schrijven zelf; vervolgens beschrijft Lanoye het leven aan de Antwerpse Steenweg en de eigenaardigheden van de buurtbewoners. Uiteindelijk is het boek een ode aan de taal. De taal die beschreven wordt in zo veel dialecten, beschouwingen en emoties en die Lanoye in staat stelt om binnen te dringen in het diep-melancholieke domein van ‘wat gezegd had kunnen worden’. Dat is het wezenlijke onderscheid tussen Lanoye en veel schrijvers die nu mateloos populair zijn omdat ze ‘alles opschrijven’, zoals Knausgard, Staubyn en Franzen.
Over tien jaar zijn ze vergeten. Lanoye zeker niet. (Jos de Putter)
Sprakeloos van Tom Lanoye
De liefde van het volk (James Meek) Deze roman van James Meek, oud-Rusland-correspondent van The Guardian, dateert al van 2005, maar was voor mij de grootste ontdekking van het jaar. Wat een waanzinnig, meeslepend, weerzinwekkend, hilarisch boek. Het speelt in 1917, in Siberië, in de nadagen van de Eerste Wereldoorlog. De Tsjechische compagnie van kapitein Matula beheerst een strook land van 5.000 km lang en 2 meter breed: de TransSiberische spoorlijn. Ze opereert vanuit Jazyk, een gehucht van castraten. Van alle kanten rukken de gevaren op. En liefde neemt veel gedaanten aan. De drie meest absurde elementen in het boek zijn op historische feiten gebaseerd. In de taal klinken alle grote Russische voorbeelden door. (Dick Wittenberg) Uit liefde van het volk van James Meek Saga’s van de westfjorden en omstreken (Marcel Otten, vertaling) Dit najaar reisde ik voor het eerst naar IJsland, het wereldcongres van PEN International, de mondiale schrijversvereniging die opkomt voor vrije meningsuiting. Na afloop reisde ik nog een paar weken rond. Gaandeweg raakte ik bedwelmd door het natuurschoon van het land, zijn opmerkelijke geschiedenis, maar het meest van al nog door dat omvangrijke corpus van teksten dat bekendstaat onder de naam ‘IJslandse saga’s’. Ik las er een aantal in het Engels. Bij thuiskomst vond ik de pas verschenen vertalingen van Marcel Otten. Zijn Nederlands is soepel en licht archaïsch ineen: buitengewoon mooi. Woorden als ‘weergeld’ en ‘turfboog’ roepen een feodale boerenmaatschappij die gesteund was op eer en aanzien op. Het individu was nog geen individu: hoe de ander naar hem keek, dat was zijn diepste zelf. Vergeet het bovenaards gezever van Tolkien, hier komt geen elf of trol bij kijken, alleen maar vikings, zeelui en boeren. Wat een uitzonderlijk voorrecht om de IJzertijd live tot ons te horen spreken. Wat een rijkdom, die directe toegang tot een stuk Europese cultuur waar geen Romein of Griek aan te pas kwam. Heidens, vroeg-christelijk en ruraal. Hout, vuur, brons en touw: een wereld van mos en oker, zompig en zo nabij. (David Van Reybrouck) Saga’s van de westfjorden en omstreken van Marcel Otten (vertaling) Beneath the darkening sky (Majok Tulba) Toen Majok Tulba negen jaar oud was kwamen de rebellen naar zijn dorp in Zuid-Soedan. Alle jongens werden gemeten langs een AK-47. Alleen die jongens die groter waren dan het geweer - en het dus konden tillen - werden door de rebellen ingelijfd. Tulba was twee centimeter te klein. En dat redde zijn leven. In Beneath the Darkening Sky onderzoekt hij hoe zijn leven was geweest als hij net dat beetje langer was geweest. Het is een verhaal dat onwaarschijnlijk ver afstaat van onze belevingswereld. En toch een verhaal dat keihard binnenkomt. Vooral omdat de hoofdpersoon zich op alle mogelijke manieren tegen de waanzin van de oorlog probeert te wapenen. Uiteindelijk blijkt de beste overlevingsstrategie dan toch: zelf waanzinnig worden. (Maite Vermeulen) Beneath the darkening sky (Majok Tulba)