De stad van de toekomst is niet van beton en glas, maar van stro en zwerfhout
Meer dan de helft van de wereldbevolking woont in steden. In 2050 zal het aantal stedelingen met meer dan twee derde zijn toegenomen. Welke groeipijnen brengt dit met zich mee? Als gastcorrespondent Grote Steden breng ik de veerkracht en kwalen van de grote, groeiende stad in beeld.
De busconducteur roept het, terwijl hij aan één arm in de deuropening hangt en nog wat extra klanten naar binnen loodst. Riksjabestuurders roepen het naar elkaar terwijl ze hun fietskarretjes in onmogelijke bochten wringen.
Cap den, aan de kant. Het is een zinnetje dat ik overal hoor in Dhaka, de drukke hoofdstad van Bangladesh. De stad is een wirwar van miljoenen mensen die net niet tegen elkaar op botsen, vormt een eindeloos passen en meten dat door immer aanwezige claxons begeleid wordt.
Bij elk bezoek aan deze megastad verwonder ik mij over de ondoorgrondelijke wijze waarop ze reilt en zeilt. Ruimte lijkt hier eindeloos rekbaar, handel wordt overal bedreven en het verkeer stoort zich niet aan regels, maar vaart bij de gratie van vlugge handgebaren.
In deze verhalenreeks wil ik met jullie op onderzoek uit in de wanordelijke, maar wonderlijke wereld van de megastad in wording. Want de wereld verstedelijkt in rap tempo en groeiende steden als Dhaka, Karachi, Lagos, Shenzhen, Bangkok, Jakarta, Kinshasa en Mogadishu lijken uit hun voegen te barsten. Wanneer functioneren die? En wanneer ontsporen ze?
De Verenigde Naties verwachten dat het aantal stedelijke inwoners met meer dan twee derde zal zijn toegenomen in 2050. 90 procent van deze groei vindt aan de rand van ons blikveld plaats; in stedelijke gebieden in Azië en Afrika. De tijd dat steden als Londen en New York de skyline van de wereld bepaalden lijkt definitief voorbij. En de stad van de toekomst? Die heet misschien wel Niamey, Xiamen of Batam.
Een planeet vol sloppenwijken?
Volgens de schrijver en denker Mike Davis moeten we ons bij de stad van de toekomst geen futuristisch bolwerk van glas en staal voorstellen. Ruwe baksteen, stro, gerecycled plastic, blokken cement en stukken zwerfhout, dat zijn de materialen waaruit de stad van de eenentwintigste eeuw wordt opgetrokken. Een stad die volgens Davis gekenmerkt wordt door sloppenwijken, vervuiling en verval.
The beauty of Dhaka is that it functions at all
Dhaka, waar ik voor mijn onderzoek vaak kom, is in vele opzichten het prototype van zo’n stad. Elk jaar weer wordt de hoofdstad van Bangladesh tot een van de minst leefbare steden op aarde bestempeld. Steden als Dhaka lijken een nieuw soort schrikbeeld te vertegenwoordigen; dat van de overbevolkte, ontsporende stad waar wij als mensen onherroepelijk de controle verliezen.
Het is een schrikbeeld dat ook onder de inwoners en bestuurders van Dhaka haar weerklank vindt. Er zijn beleidsplannen te over die moeten voorkomen dat de stad niet aan de bevolkingsdruk ten onder gaat. En met enige regelmaat vragen journalisten en schrijvers zich af of hun stad überhaupt nog wel leefbaar is.
En toch, als ik met vrienden in Dhaka spreek, sluimert er in hun verhalen vaak een zweem van trots door. Ook zij zijn zich pijnlijk bewust van de ongemakken van hun stad, maar er is meer dan dat. ‘The beauty of Dhaka is that it functions at all,’ schrijft de Bengaalse blogger Humayun Kabir treffend. Niet alleen een tekort, ook een teveel aan planning kan steden onleefbaar maken. Niet alleen chaos en files, maar ook doorgeslagen vormen van orde en discipline kunnen de stad lamleggen.
Slechte wegen, levendige straten
Volgens de antropoloog Jonathan Shapiro Anjaria staren we ons blind op de falende infrastructuur in steden als Dhaka. Stiekem gaan we er volgens hem maar al te vaak van uit dat stedelijke ruimtes pas geslaagd zijn als ze een duidelijke functie vervullen die past binnen een nauwkeurig ontwerp.
In veel grote, groeiende steden is zo’n sterke mate van functionalisme ver te zoeken. Vorm staat er niet gelijk aan functie. Zo beschrijft Anjaria de gemiddelde straat in India als een plek die zelden alleen wordt gebruikt voor transportdoeleinden. Ze is een plek waar mensen werken, koken, praten, eten, slapen, lezen, hun gezicht wassen, groenten snijden of gewoon wat rondhangen. Dit maakt haar misschien tot een weinig efficiënte verkeersader, maar dat betekent niet dat de Indiase straat als stedelijke ruimte mislukt is.
Integendeel, er zijn zelfs stedelijk ontwerpers die bewust zo’n mix van functies en activiteiten proberen uit te lokken. Een goed voorbeeld is het initiatief Project for Public Spaces. De initiatiefnemers pleiten voor straten waar privé en publiek in elkaar overlopen. Een geslaagde straat is volgens hen een plek die contact en interactie uitlokt en haar gebruikers tot treuzelen en rondneuzen verleidt.
Wat werkt in de megastad in wording?
Wat maakt dat de grote stad werkt? En wie bepaalt wanneer een stad geslaagd is? Als samenlevingsvorm, als ruimte, als bestuursvorm, als knooppunt van mensen, goederen en ideeën?
Het zijn vragen die geen eenduidige antwoord uitlokken, want in grote, groeiende steden slaagt en mislukt vaak van alles tegelijkertijd. De groeiende stad is in de eerste plaats een stad waar volop geëxperimenteerd en geïmproviseerd wordt.
Deze serie artikelen zal in het teken staan van dit soort wanordelijke, complexe en onbegrepen steden. Plekken waar van alles broeit en bloeit en waar een steeds groter deel van de wereldbevolking leeft en overleeft.
Vragen waar ik in deze serie mee aan de slag wil gaan:
- Is de stad van de toekomst een leefbare plek? En wat maakt steden al dan niet leefbaar?
- Hoe voorkom je dat verstedelijking ontaardt en dat nieuwkomers uitgesloten raken en rancuneus worden?
- Kunnen architecten en ontwerpers verbindingen slaan tussen de verschillende groepen, klassen, nationaliteiten en culturen die in grote steden tegen elkaar op botsen en langs elkaar heen leven?