Jorrit: Hi Johannes! Ik heb even een flinke kop thee erbij gepakt en een lekker muziekje opgezet. Ik ben er helemaal klaar voor :).

Johannes: Top, ik zit aan m’n derde glas melk.

Jorrit: Ook lekker.

Johannes: Thuis nu? Of op school? Op ‘t ministerie?

Jorrit: Op het ministerie!

Johannes: Ahh dus je hebt genoeg tijd ;)

Johannes: Hoeveel geef je nu les, aan welke klassen? En hoeveel werk je voor het ministerie?

Jorrit: Ik ben 2 dagen per week op school en geef economie aan 5 vwo en 6 vwo. En ik werk drie dagen voor het ministerie.

Johannes: Waar ben je mee bezig voor het ministerie?

Jorrit: Ik ben een beleidsmedewerker op de directie Voortgezet Onderwijs en daar heb ik diverse dossiers onder mijn hoede. Zo houd ik mij onder andere bezig met flexibilisering en maatwerk om meer leerlingen in Nederland uitdagend onderwijs te geven (hier begint de beleidstaal al licht ;)). Ook houd ik mij bezig met het dossier geschiedenis om de infrastructuur te regelen rondom de examenketen (van programma, tot examinering) en met de contacten met de vakinhoudelijke verenigingen.

Jorrit: Maar het is niet altijd even makkelijk om in het openbaar te communiceren over wat ik doe, aangezien de eindverantwoordelijke in dit geval altijd de staatssecretaris of minister is.

Wat is de rol van het ministerie?

Johannes: In een jaar of twee terug, zei je dat geen enkel beleid dat van boven wordt opgelegd kan slagen. Waarom dan toch werken voor het ministerie?

Jorrit: Goede vraag, ik zei daarin inderdaad dat als je een innovatief concept (pedagogisch of didactisch) wilt laten slagen, dat dat niet werkt als je dat vanuit het ministerie oplegt. Wat juist de kracht van de scholen is die vernieuwend(er) onderwijs aanbieden, is dat de leraar daar in de positie wordt gezet om het onderwijs te maken, en dat wij (als OCW) niet vertellen hoe zij dat moeten doen.

Johannes: Veel taken liggen bij andere Waar is het ministerie nog voor nodig?

Jorrit: Ik heb weleens de uitspraak gehoord: ‘Het onderwijs is te belangrijk om aan leraren alleen over te laten.’ Het heeft immers ook een grote maatschappelijke opdracht, kijk maar naar de meest recente discussie over kansengelijkheid.

Jorrit: Maar inderdaad, onze invloed is beperkt. En je ziet ook in OECD-rapporten terug dat in goed presterende onderwijssystemen scholen veel autonomie hebben.

Zou iedere ambtenaar ook les moeten geven?

Johannes: Werken op het ministerie meer mensen die ook nog voor de klas staan?

Jorrit: Nou, toevallig (en daar ben ik ook retetrots op) maken we er nu beleid op dat dat meer gebeurt. Er waren er bij mijn komst 2,5 jaar geleden ongeveer 5 (waaronder ik). Nu zijn dat er ongeveer 10-12 van totaal zo’n 200 man op de directies

Jorrit: Hier is in ieder geval voor de komende twee jaar op het ministerie extra geld voor uitgetrokken.

Johannes: Naar Canadees voorbeeld?

Jorrit: Hmm, ik weet niet precies hoe het in Canada is (ben meer bekend met het Singaporese model).

Johannes: Het Singaporese model?

‘In Singapore werken bijna alleen maar (ex-)leraren in het ministerie, maar goed, het is ook wat minder een democratie te noemen’

Jorrit: Kortweg komt het erop neer dat leraren in dienst staan van het ministerie en dus ook daar carrière kunnen maken. Daar werken bijna alleen maar (ex-)leraren in het ministerie, maar goed, het is ook wat minder een democratie te noemen.

Johannes: Maar het onderwijs scoort goed.

Jorrit: Fenomenaal zelfs.

Jorrit: Maar uitgaven aan onderwijs zijn er 20 procent van de totale overheidsuitgaven, en er is een prestatiecultuur van 9 tot 9 op school.

Johannes: Zou ‘t het beleid in zijn geheel niet ten goede komen als iedere ambtenaar op ‘t ministerie daarnaast lesgeeft, of daar iig recente ervaring mee heeft?

Jorrit: Nee.

Johannes: Waarom niet?

Jorrit: Wij hebben op onze Directie VO een mix van heel veel verschillende achtergronden. Juristen, politicologen, economen, sociologen, onderwijskundigen etc. Met alleen leraren zou te veel vanuit bepaalde klassen of scholen kunnen worden geredeneerd, waardoor (leraar-)ambtenaren te veel tegengas geven voor de bewindslieden. Zo zouden niet de democratisch gekozen bewindslieden de grootste stem in het beleid hebben, maar een groepje elite-(leraar-)ambtenaren. Dan komt er van onze parlementaire democratie weinig terecht.

Heeft het onderwijs oersaaie tyfusnota’s nodig?

Johannes: Wat is voor jou de meerwaarde om ook nog voor de klas te staan?

Jorrit: Hmm, ik kan nu een bullshitverhaal ophouden van ‘dat ik de brug wil zijn’ of ‘dat ik kan zien of het in de praktijk zo werkt,’ maar eigenlijk vind ik het gewoonweg veel te leuk :). Ow, en die eerdergenoemde dingen neem ik dan als voordeeltje mee :).

Jorrit: Ik heb een jaar lang volledig in beleid gezeten, bij de inspectie van het onderwijs en in Brussel (Europese Commissie op Onderwijs).

Jorrit: Maar daar miste ik het, ik zag niet in waarvoor ik het deed.

Jorrit: (oersaaie tyfusnota’s)

Johannes: haha

Johannes: Maar het onderwijs heeft die oersaaie tyfusnota’s wel nodig?

Jorrit: Helaas wel.

Jorrit: Of in ieder geval het ministerie, en daarmee indirect dus het onderwijs.

Johannes: Waarom heeft het ministerie ze nodig? En wat heeft het onderwijs daar dan vervolgens aan?

Jorrit: Ik ben nu bijvoorbeeld bezig met een wijzigingsregeling voor het examenprogramma Geschiedenis voor de havo. Het is een kleine wijziging, maar die heeft betrekking op 20.000 leerlingen en 3.000 leraren jaarlijks. Dan moet ik ervoor zorgen dat die regeling piekfijn in elkaar zit én aan mijn leidinggevenden verkopen waarom dit een goed idee is. Deze belangen geef ik met mijn advies mee in een nota.

Jorrit: Het is daarmee niet altijd flitsend of leuk, maar wel een noodzakelijk kwaad :).

Johannes: En jouw meerwaarde als leraar?

Jorrit: Ik snap als leraar de overladenheid van het geschiedenisprogramma op de havo. Ik spreek daarover met mijn eigen collega’s en andere docenten. Ik weet ook dat docenten daarover graag willen meepraten, dus ik zorg ervoor dat zij hebben kunnen meebeslissen in dit proces. In andere casussen heb ik er soms meer profijt van. Ik zit bijvoorbeeld ook op het dossier dat zich bezighoudt met ‘maatwerk.’ Nou, ik ben me een ongeluk aan het maatwerken in mijn klas. dat differentiëren voor jou is dat je tegen de herfstvakantie de namen kent. Dat soort realiteit probeer ik hier ook terug te brengen in het beleid.

Waarom zien leraren nieuw beleid vaak niet zitten?

Johannes: Ervaar je die kloof tussen ministerie en werkveld vaak?

Jorrit: Hmm, minder vaak dan ik vooraf had gedacht, maar soms mis ik wel wat realiteitszin ja. We spreken vaak met scholen, maar we spreken m.i. wat te vaak met de ‘koplopers’ en ook iets te vaak met het bestuur of de schoolleider terwijl het in de klas er heel anders kan uitzien. Zo krijgen we niet altijd de juiste informatie en kan beleid ver van de praktijk af komen te staan.

Johannes: En andersom, hebben leraren een verkeerd beeld van wat er op het ministerie gebeurt?

Jorrit: Ja. Wat ik echt wel een beetje zat ben is het ‘wij-zij’-verhaal. We willen uiteindelijk allemaal hetzelfde doel nastreven: zorgen dat elk kind kneitergoed onderwijs krijgt. Punt. We hebben alleen verschillende middelen om dat te bereiken. Er is hier niemand die zegt: ‘Goh, laten we ze vandaag even een loer draaien.’ Maar wat een probleem is: you can’t trust what you can’t see. De ambtenarij heeft geen gezicht. Dit komt natuurlijk doordat wij communiceren via de politiek. Hierdoor zou ik ook moeite hebben om het ministerie te vertrouwen. Daarom probeer ik het al iets zichtbaarder te maken, bijvoorbeeld door wel in te gaan op jouw vraag voor een Skypegesprek en proactief het gesprek aan te gaan op Twitter of face to face.

‘We willen uiteindelijk allemaal hetzelfde doel nastreven: zorgen dat elk kind kneitergoed onderwijs krijgt. Punt’

Johannes: Dat is wat mij steeds dwarszit: ik snap dat beleid tot stand komt door verschillende partijen die met elkaar om tafel zitten, maar het wordt me steeds gepresenteerd als succesverhaal met een marketingsausje.

Jorrit: Snap ik.

Jorrit: Wij staan als ministerie in dienst van het onderwijsveld, maar dus ook van de politiek. In the end staat de naam van de staatssecretaris of minister onder de Kamerbrief en is hij/zij verantwoordelijk voor het resultaat.

Jorrit: Maar daarom ben ik ook ontzettend blij met het feit dat jullie, en dan heb ik het niet alleen over de journalisten maar vooral ook over de leraren, kritisch de discussie aangaan over wat jullie nou van dat onderwijs vinden.

Waar moet het heen met leraren?

Johannes: Nu even jij als leraar in het onderwijs (excuus voor deze brakke formulering). Wat zou er beter kunnen met de beroepsgroep?

Jorrit: We moeten onszelf niet meer zo erg een complex aanpraten. Hoe vaker we zeggen dat het lerarenberoep waardeloos is, des te meer gaan we het geloven. Dat was ook een van mijn reacties op jouw stuk. Ik zou graag, als ik me even down voel, wel willen horen dat mijn beroep, en ik in het specifiek, ertoe doe. Ik ben fukkin trots dat ik zo heel af en toe het verschil kan maken en als we het dan hebben over het verhogen van de status van het beroep, dan ben ik persoonlijk van mening dat we niet alleen moeten klagen over uren en salaris, maar dan mogen we best wat trotser zijn op wat we bereiken. Zo, ook die kwam vanuit mn tenen.

Jorrit: En als we zo trots zijn, dan moeten we niet jonge collega’s laten uitvallen, de klassen dichthouden of jezelf verbergen op feestjes, maar ook vooral de mooie kant van het beroep laten zien.

Johannes: Is jouw ervaring ook dat leraren erg solistisch zijn?

Jorrit: Ik voel me vaak wel een solist ja, en ik zou baat hebben bij een betere samenwerking. Zo worden wij (en zij) wel gevormd, mede door de manier waarop wij ons onderwijs hebben ingericht. Maar solisme staat niet per se kwaliteitsverbetering in de weg. Je kunt bijzonder goed je eigen kwaliteit verbeteren, ook als solist, daarvoor is samenwerken niet de belangrijkste randvoorwaarde.

Jorrit: 200.000 leraren, 200.000 meningen. Dat is wat ik wel heb geleerd.

Jorrit: En ik claim dan ook geenszins ‘de’ vertegenwoordiger te zijn van het onderwijsveld.

Jorrit: Alsjeblieft, ik ben een ontzettende hipster-docent uit Amsterdam Noord. Ik weet niet wat er zich in de Achterhoek afspeelt, maar ik kan me er nog wel iets van voorstellen.

Johannes: Wel, hebben we als twee hipsterdocenten uit de hoofdstad toch even mooi het lerarenbestaan kunnen beschouwen.

Jorrit: We kunnen ook een hipsterberoepsgroep oprichten? Hoort ook zeker bij.

Johannes: hahaha

Jorrit: Kunnen we eindelijk die secundaire arbeidsvoorwaarden beter aanpakken. Longboards aftrekbaar van de belasting, kappers op elke school, houthakkersshirts als schooluniform.

Johannes: Wat is een longboard :(

Johannes: Okee ik hoor niet bij deze beroepsgroep.

Jorrit: Gast...

Johannes: Je mag samen met Bart.

Jorrit: Ik ga nu even beleid maken.

Jorrit: Moet ook gebeuren.

Johannes: Succes met het beleid!

Meer lezen?

Ik ben leraar. En ik wil nooit meer horen dat ik het verschil maak Als leraar kun je elke dag het verschil maken, althans, dat wordt ons verteld. Maar als het zo’n feestje is, waarom is het dan zo moeilijk om mensen te vinden die voor de klas willen staan? Lees mijn column hier terug Wat in het klaslokaal gebeurt, blijft in het klaslokaal. En dat is gek Iedere docent weet: onderwijs, dat is wat in het lokaal gebeurt. Toch staat de kwaliteit van de les niet centraal. Het ministerie kijkt alleen naar resultaten, schoolleiders komen nauwelijks in de les en leraren trekken de deur achter zich dicht zodra de les begint. Wat te doen? Daarover sprak ik docent en lid van de Onderwijsraad René Kneyber. Lees mijn verhaal hier terug